ECLI:NL:TAHVD:2023:196 Hof van Discipline 's Gravenhage 230196

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:196
Datum uitspraak: 06-11-2023
Datum publicatie: 09-11-2023
Zaaknummer(s): 230196
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Beklag artikel 13 ongegrond.  Geen redelijke kans van slagen, mede omdat mogelijk aansprakelijke partijen niet meer bestaan en de vordering verjaard zal zijn.

Beslissing van 6 november 2023

in de zaak 230196

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de waarnemend deken

1 HET BEKLAG

1.1 Klager heeft bij de deken in het arrondissement Oost-Brabant een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Deze deken heeft het dossier op 19 december 2022 overgedragen aan de deken in het arrondissement Midden-Nederland. De waarnemend deken heeft het verzoek afgewezen met de beslissing van 12 juni 2023. Klager heeft op 1 juli 2023 een beklag tegen de beslissing van de waarnemend deken ingediend bij het hof van discipline (hierna: het hof).

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beklag is op 6 juli 2023 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier:

  • het verweer van de waarnemend deken met bijlagen.

2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

3 DE BESLISSING VAN DE WAARNEMEND DEKEN 

3.1 De waarnemend deken heeft geoordeeld dat onvoldoende vast staat dat de partij die klager wenst aan te spreken ook de jegens klager schadeplichtige partij is. Volgens de waarnemend deken kan uit de door klager verstrekte informatie worden afgeleid dat een of meer andere partijen aangesproken zou kunnen of moeten worden. Voor zover van deze partijen kan worden vastgesteld welke rechter relatief bevoegd zou zijn, geldt dat dit niet de rechter in het arrondissement Midden-Nederland is. Dit betekent dat de (waarnemend) deken niet bevoegd is om te beslissen op het verzoek van klager.

3.2 De waarnemend deken is er daarnaast niet van overtuigd dat de procedure(s) die klager wenst te voeren een redelijke kans van slagen heeft/hebben, omdat zijn vorderingen tegen alle mogelijke partijen hoogstwaarschijnlijk verjaard zijn.  

4 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

4.1 Klager heeft de deken Oost-Brabant verzocht om aanwijzing van een advocaat in verband met een probleem met een financieel makelaarskantoor waar hij een hypotheek-financieringsaanvraag heeft lopen. Benodigde stukken zijn aangeleverd en diverse betalingen zijn gedaan, maar de financiering komt niet tot stand. Men is ook niet bereid om de aanbetalingen terug te betalen, aldus klager.

4.2 Gevraagd naar de naam van de tegenpartij heeft klager bij brief van 23 december 2023 geantwoord: “Delta OG – mw W.J. vdB [adres] [plaats]”. Verder deelde klager de deken mee dat hij aan deze partij € 3.750,- en € 150.000,- heeft betaald.

4.3 Vanwege de vestigingsplaats E is het verzoek van klager doorgeleid aan de deken Midden-Nederland. De stafjurist heeft namens die (waarnemend)  deken aan klager nadere vragen gesteld, onder meer over de grondslag van de vordering en een specificatie van de vordering. Ook is gevraagd naar onderliggende documenten en een toelichting daarop. Bij brief van 3 februari 2023 heeft klager de waarnemend deken enkele stukken toegezonden en aangegeven dat het gaat om terugbetaling van de betaalde bedragen (met rente en kosten) voor het verkrijgen van een financieringshypotheek, die echter niet rond gekomen is. De stukken zijn:

-    een rekening van Delta o.g. Lelystad (hierna: Delta) van 29 mei 2012 voor depotkosten inzake “bemiddeling van de financieringsaanvraag” voor een bedrag van € 3.750,-;

-    een “opdrachtbevestigingvoorfinancieringsaanvraag” van Delta van 8 juni 2012 voor een bedrag van € 5 mio, waarin staat dat klager zelf voor een “Funding- / Lenderbank” moet zorgen en dat het depotbedrag wordt terugbetaald na “het funden” en betaling van een bankcommissie;

-    een brief van Delta van 30 mei 2012;

-    een intentieverklaring van I. SA te Zwitserland van 14 juni 2012 met vermelding van het bedrag van € 5 mio en de bereidverklaring om klager te voorzien van een “toezeggingsbrief voor een onherroepelijke leningsgarantie”;

-    brief van I. SA van 5 september 2012, met onder meer bevestiging dat een bedrag van € 150.000,- ontvangen is door B. in V. (Liechtenstein);

-    Sommatiebrief van 14 mei 2019 van Legal Collectors, gericht aan Delta en/of J.H. vdK en W.J. vdB, vanwege geleden schade door wanprestatie (geannuleerde financiering).

Uit de stukken blijkt dat mevrouw W.J. vdB de contactpersoon is bij Delta en dat  J.H. vdK de contactpersoon is bij I.

4.4 Bij brief van 6 maart 2023 heeft de stafjurist van de waarnemend deken een samenvatting gegeven van de informatie, die uit de ontvangen stukken en een met klager gevoerd telefoongesprek was gebleken en nogmaals verdere informatie opgevraagd, mede aan de hand van 11 concrete vragen. Bij brief van 14 maart 2023 heeft klager de vragen beantwoord en meer documentatie toegestuurd. Daaruit blijkt het volgende:

-    Met betrekking tot Delta: klager stelt dat Delta o.g. Zeist dochter en rechtsopvolger van Delta is. Klager meldt voorts dat VdK is overleden, dat VdB overal van wist en heeft meegetekend. De taak van Delta was bemiddelen, adviseren en samenbrengen van betrokken partijen. Het terugbetalen van de depotkosten is behandeld door VdB.

-    Klager stelt dat Investment Brokers zou financieren. Als bijlage heeft klager brieven overgelegd van 14 juni 2012 in het Engels en in het Nederlands van Investment V.C.I. SA. Het betreft een intentieverklaring en de bepaling dat een processing fee van € 150.000,- moet worden betaald.

-    De processing fee van € 150.000,- is betaald aan B. op aangeven van I.. Klager heeft gegevens verstrekt van zijn betalingen aan B. Venture Establishment.

-    Klager noemt HFA te Alkmaar als intermediair, die ING en Bank ten Cate heeft aangeleverd als funding- / lenderbank. Bij de stukken zit een garantie van HFA van 11 juli 2012 met een contra garantie vdK voor de terugbetaling van de door klager betaalde € 150.000 als de fiduciair in gebreke zou blijven. Ook ligt er een sommatie van HFA aan Delta t.a.v. VdK en VdB van 30 november 2012 (de bank heeft nog steeds onvoldoende informatie; de fiduciair Panchmatia moet inzicht verschaffen; zo niet dan worden de (financiële) autoriteiten in de diverse betrokken landen geïnformeerd). Deze brief gaat ook naar I., B. en de fiduciair Panchmatia. Op 3 december 2012 schrijft HFA aan I. dat er nu aanknopingspunten zijn om opnieuw met Bank ten Cate te praten.

-    Klager heeft daarnaast nog stukken betreffende de fiduciair Panchmatia overgelegd: een brief van oktober 2012 van Panchmatia met een “Communiqué Text Sample”, correspondentie uit oktober 2012 over het uitblijven van documenten, een aanmaning van I. aan Panchmatia, en twee e-mails van Panchmatia van 14 en 15 december 2012 over (het zoeken naar) de bonds. Klager heeft daarbij aangevoerd dat er alleen een voorstel is geweest voor waardepapieren, maar dat voldeed niet aan de waarde en de geldende criteria.

-    Op de vraag wanneer en door wie de overeenkomst is geannuleerd heeft klager aangevoerd dat VdK lang heeft volgehouden dat alles in orde kwam, maar klager later heeft gezegd dat de overeenkomst door negatieve informatie over klager niet kon doorgaan.

-    Klager stelt dat diverse sommaties zijn verstuurd aan VdK, VdB en hun bedrijven. Bij de stukken zit een brief van een advocaat van 13 februari 2015 aan VdK en I., met een kopie van die brief aan VdB. Dit betreft een sommatie tot nakoming van een betalingsverplichting voor een bedrag van € 5 mio.

4.5 De waarnemend deken heeft bij brief van 12 juni 2023 op het verzoek beslist. Deze brief bevat onder meer een uiteenzetting van de achterliggende zaak, zoals de waarnemend deken uit de door klager overgelegde stukken en de door klager gegeven toelichting heeft opgemaakt. De waarnemend deken concludeert dat hij – voor zover al iemand aangesproken kan worden – niet bevoegd is, omdat deze partij(en) niet bij de rechter Midden-Nederland in een procedure kan/kunnen worden betrokken. Bovendien is een vordering van klager hoogstwaarschijnlijk verjaard.

5 BEOORDELING

Beklag

5.1 Klager maakt melding van de correspondentie, die in vervolg op zijn verzoek met de (waarnemend) deken heeft plaatsgevonden. Uit de beslissing van de deken blijkt volgens klager dat men niets begrepen heeft van de inhoudelijke zaak. “Fouten in bedragen, fouten  in namen en bedrijven, fouten in aansprakelijkheidsstelling, kortom geen correcte weergave van de toegestuurde documenten en niets begrepen van de telefonische uitleg.” Klager voelt zich niet begrepen en van het kastje naar de muur gestuurd. Klager vindt het moeilijk dat hij acht maanden achterop is geraakt door een gebrekkige communicatie. Klager vraagt om toewijzing van een advocaat die thuis is in het verbintenissenrecht.

Verweer waarnemend deken

5.2 De waarnemend deken geeft in zijn verweerschrift een overzicht van de met klager gevoerde correspondentie. Verder voert hij aan dat klager zijn stelling dat de waarnemend deken er niets van heeft begrepen, niet onderbouwt. Klager geeft niet aan waar de zaak dan wel over gaat en benoemt ook niet wat de gemaakte fouten zouden zijn. De stafjurist heeft in haar brief van 6 maart 2023 aangegeven waar de zaak over ging. In zijn antwoordbrief van 14 maart 2023 heeft klager niet aangegeven dat de feiten door de stafjurist niet correct waren weergegeven en heeft hij evenmin zelf de zaak inhoudelijk uiteengezet. De waarnemend deken mocht op grond van de hem verstrekte informatie tot de conclusie komen dat Delta de opdracht had om te bemiddelen en dat de financieringsaanvraag is ingediend bij I., die heeft toegezegd een onherroepelijke leningsgarantie te verstrekken. HFA heeft bemiddeld bij het vinden van een Nederlandse bank. HFA en vdK hebben zich garant gesteld, voor het geval de fiduciair in gebreke zou blijven de waardepapieren te verstrekken. De deken heeft de feitelijke fiduciair, Panchmatia, niet genoemd, maar het is I. dat de uitgifte van de waardepapieren garandeert. De sommatie van de advocaat op 13 juni 2015 aan I. bevestigt deze weergave. De door klager verstrekte informatie geeft de waarnemend deken geen andere aanknopingspunten. Voor zover I. of HFA de aan te spreken partij is, is de deken niet bevoegd. Een vordering tegen een der betrokken partijen is bovendien hoogstwaarschijnlijk verjaard.

Toetsingskader

5.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft. Omdat de tegenpartij gevestigd is in E heeft de deken Oost-Brabant het verzoek van doorgeleid aan de waarnemend deken (deken Midden-Nederland) en zal het hof diens afwijzing beoordelen.

Beoordeling

5.4 Het hof heeft hiervoor, bij de feiten, een eigen inventarisatie gemaakt van de informatie die klager de waarnemend deken verstrekt heeft, inclusief de door klager daarbij overgelegde documenten. Deze inventarisatie geeft het hof geen aanknopingspunt om tot een andere interpretatie te komen van de inhoudelijke zaak dan de waarnemend deken heeft gedaan. Klager heeft ook niet aangegeven wat die interpretatie dan wel zou moeten zijn, noch welke gegevens onjuist zouden zijn geïnterpreteerd. De vraag is vervolgens wie van alle betrokken partijen (nog) door klager aangesproken zou kunnen worden en met welke rechtsvordering. Klager wil zelf een procedure starten tegen Delta o.g. te Lelystad/ VdB omdat hij aan Delta de bedragen van € 3.750,- en € 150.000,- heeft betaald (zie hierboven onder 4.2)

5.5 Delta o.g. Lelystad (handelsnaam van E. B.V.), van wie VdB naast VdK ook contactpersoon was bestaat kennelijk niet meer en is alleen al daarom niet meer aan te spreken. Bovendien was Delta (slechts) bemiddelaar en is de overeenkomst tot verstrekking van de waardepapieren met I. gesloten. Ieder aanknopingspunt ontbreekt voor de stelling dat Delta o.g. Zeist rechtsopvolger van Delta o.g. Lelystad is dan wel daarmee in enig ander verband staat. Delta is bovendien pas in 2019 (6,5 jaar na dato) voor het eerst met een sommatie aangesproken voor enige vordering. Gelet op de verjaringstermijn van 5 jaar was een mogelijke vordering op Delta op dat moment reeds verjaard. VdB is in 2015 in privé aansprakelijk gesteld, maar daarna niet meer. De sommatiebrief van Legal collectors uit 2019 is gericht aan Delta en/of VdK en VdB maar bevat geen privé aansprakelijkstelling of iets dergelijks. Het is dan ook hoogst aannemelijk dat een eventuele vordering tegen VdB privé ook is verjaard. Dit aspect staat verder nog los van (het antwoord op) de vraag of VdB aansprakelijk kan worden gehouden nu zij kennelijk alleen contactpersoon was bij de bemiddeling van de financieringsaanvraag.

5.6 I. lijkt de partij, die aangesproken had moeten worden, omdat zij voor de waardepapieren een onherroepelijke leningsgarantie heeft gegeven. I. is in 2015 ook daadwerkelijk gesommeerd om de overeenkomst na te komen, maar nadien kennelijk niet meer. Er zijn geen brieven bekend waaruit blijkt dat I. na 2015 nog is gesommeerd om na te komen. Het hof houdt het er daarom voor dat de vordering tegen I. eveneens is verjaard.

5.7 HFA heeft een garantie afgegeven tot terugbetaling van het door klager betaalde bedrag van € 150.000,-, maar is daarop nooit aangesproken, zodat ook een vordering op HFA verjaard moet zijn. Hetzelfde geldt voor een eventuele vordering op Panchmatia.

​​​​​​​5.8 Het hof concludeert op grond van het voorgaande dat de door klager gewenste procedure geen redelijke kans van slagen heeft als bedoeld in art. Advocatenwet. Deels houdt dit verband met het feit dat mogelijk aansprakelijke partijen niet meer bestaan, deels met het feit dat vorderingen tegen anderen verjaard zijn. Ten slotte ziet het hof op basis van het dossier onvoldoende aanknopingspunten voor klager om met een redelijke kans van slagen VdB aansprakelijk te stellen. Dit betekent dat het hof – deels op andere gronden – van oordeel is dat de waarnemend deken het verzoek van klager tot aanwijzing van een advocaat terecht heeft afgewezen en dat het beklag van klager daartegen ongegrond is.

6 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 12 juni 2023 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland ongegrond.

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. J.D. Streefkerk en R.N.E. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2023 .

griffier                                                                                                       voorzitter

De beslissing is verzonden op 6 november 2023.