Zoekresultaten 14401-14450 van de 44971 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2019:197 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-272/DH/RO

    Klacht over eigen advocaat. Door het vonnis niet tijdig naar cliënten door te sturen hebben verweerders in strijd gehandeld met de zorgvuldigheid die van behoorlijk handelende advocaten mag worden verwacht. Maatregel van waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:183 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-083

    Deels gegronde klacht tegen een dermatoloog. De dermatoloog heeft in het kader van een civiele aansprakelijkheidsprocedure namens het aansprakelijkgestelde ziekenhuis als medisch deskundige gerapporteerd. De dermatoloog heeft inderdaad op procedurele punten niet gehandeld conform de richtlijn NVMSR, maar het College weegt mee dat de dermatoloog geen kennis en ervaring had op het terrein van medisch specialistische rapportages in civiele zaken en hij ter zitting heeft verklaard dat hij de casus ter lering heeft ingebracht. Ten aanzien van de verslaglegging en de inhoud van het rapport voldoet het aan de tuchtrechtelijke criteria. Klacht deels gegrond verklaard, zonder oplegging van een maatregel.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2019:203 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-315/DH/DH

    Intrekking. Klagers hebben hun wens tot intrekking kenbaar gemaakt. Verweerster wenst geen voortzetting van de klacht. De deken acht voortzetting om redenen van algemeen belang geïndiceerd, maar motiveert dit niet. De raad oordeelt als volgt. De klacht betreft het tekortschieten bij de inhoudelijke behandeling van de zaak. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerster daarbij een beroepsfout heeft gemaakt. Verweerster heeft daarvan melding gemaakt bij haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar en de raad heeft geen grond om aan te nemen dat de aansprakelijkheidskwestie niet adequaat is of wordt behandeld. Klagers hebben te kennen gegeven hun klacht te willen intrekken. Of hieraan een getroffen minnelijke regeling ten grondslag ligt dan wel klagers op andere gronden ervoor kiezen de klachtprocedure niet voort te zetten is een individuele keuze die, nu niet is gebleken welk algemeen belang in dit geval zwaarder zou moeten wegen (de deken motiveert dit verder ook niet) door de raad wordt gerespecteerd. Alles overwegend acht de raad voortzetting van de klacht om redenen van algemeen belang niet geïndiceerd.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:177 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-010

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. De arts heeft nergens in haar verslag gemeld dat de zoon niet ziek mag worden. Een onjuiste e-mail heeft de arts spoedig hersteld met een tweede e-mail. Het door de arts slaan met de stekker van een laptop op de hand van klaagster kan niet worden vastgesteld. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2019:210 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-160/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klagers zijn in hun klacht niet-ontvankelijk, omdat deze is ingediend na de vervaltermijn.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2019:198 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-271/DH/RO

    Klacht over eigen advocaat. Door het vonnis niet tijdig naar cliënten door te sturen hebben verweerders in strijd gehandeld met de zorgvuldigheid die van behoorlijk handelende advocaten mag worden verwacht. Maatregel van waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:184 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-086

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. De huisarts heeft ten aanzien van de zorg voor de dochter van klaagster gehandeld in overeenstemming met de geldende richtlijnen zoals de NHG standaard Anemie en Kinderen met Koorts. Het niet vermelden van het gebruik van paracetamol bij de verwijzing is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, het is voor de hand liggend en heeft geen wezenlijke invloed op de beoordeling door een arts. De huisarts heeft de dochter van klaagster meerdere keren doorverwezen voor specialistische zorg. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2019:204 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-472/DH/DH

    De klacht ziet op de bijstand van klager in een arbeidszaak. De klacht is grotendeels ongegrond, maar gedeeltelijk gegrond. Klager heeft verweerder gevraagd of een afrekening van de wederpartij correct was. De raad heeft de indruk dat verweerder te snel en zonder werkelijk nota te nemen van de berekening, heeft geantwoord. De omstandigheid dat de verhouding tussen klager en verweerder op dat moment vertroebeld was, rechtvaardigt dit niet. Het is te danken aan de kritische blik van klager zelf dat hij geen nadeel heeft geleden door de onjuiste berekening. De raad acht de klacht op dit onderdeel dan ook gegrond. Omdat aan de zijde van klager geen nadeel is ontstaan, komt de raad echter tot het oordeel dat de het klachtonderdeel van onvoldoende gewicht is om oplegging van een maatregel te rechtvaardigen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2019:217 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-438/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Niet gebleken is dat sprake is van een advocaat-cliënt relatie. De omstandigheid dat klager via zijn vennootschap bestuurder en aandeelhouder is (geweest), is onvoldoende om klager, al dan niet persoonlijk, als cliënt van verweerder aan te merken. Zo is klager niet degene geweest die zich tot verweerder heeft gewend voor bijstand en liepen de contacten met verweerder via de mede-bestuurder, die de taken van klager sinds 2017 heeft waargenomen. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:178 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-068

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Niet komt vast te staan dat klaagster niet serieus is genomen. De huisarts heeft voorts redelijkerwijs tot een vertrouwensbreuk kunnen concluderen. Beklaagde heeft zorg verleend tot klaagster een andere huisarts had gevonden, dus is van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:203 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/156

    Klager dient een klacht in tegen een psychiater, die in een Pro Justitia rapport over klager heeft uitgebracht. Klager verwijt de psychiater onder andere niet binnen de grenzen van zijn opdracht gebleven te zijn en daardoor partijdig te hebben gehandeld, ten onrechte heeft geconstateerd dat sprake is van een ernstige narcistische persoonlijkheidsstoornis, ten onrechte het rapport van een neuropsycholoog bij de rapportage heeft betrokken en ten onrechte gebruik heeft gemaakt van een milieuonderzoeker dat is opgesteld door een onderzoeker die vooringenomen en partijdig is geweest. Verweerder voert verweer. Naar het oordeel van het college is de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2019:211 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-317/DH/DH

    Klacht over kwaliteit dienstverlening is deels gegrond verklaard. Verweerder heeft nagelaten om aan klager een opdrachtbevestiging te versturen en heeft voorts, nadat hem bleek dat klager (vooralsnog) niet in aanmerking zou komen voor detentiefasering, hij onvoldoende actie voor klager heeft ondernomen, hem vervolgens in het ongewisse gelaten en ook nadien niet behoorlijk (schriftelijk) heeft gecommuniceerd met klager. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2019:199 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-199/DH/DH

    Klacht over advocaat van de wederpartij ongegrond. Verweerster heeft onderzoek gedaan naar aanleiding van de stukken die zij van haar cliënt heeft ontvangen. Geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2019:205 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-456/DH/DH

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2019:218 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-422/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een familierechtelijk geschil kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:179 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-121

    Klager niet-ontvankelijk in de klacht tegen een huisarts. Klager is niet klachtgerechtigd, geen rechtstreeks belanghebbende. Het College is voorts van oordeel dat klager niet de veronderstelde wil van patiënte uitdrukt; in ieder geval bestaat daaraan een dermate grote twijfel dat dit niet aannemelijk kan worden geacht. Klager niet-ontvankelijk verklaard.

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:70 Accountantskamer Zwolle 19/167 Wtra AK

    Klaagster verwijt aan betrokkene dat hij heeft toegestaan dat zijn opdrachtgever zijn rapport zonder zijn toestemming in een gerechtelijke procedure heeft ingebracht en heeft nagelaten passende maatregelen te nemen, dat dit rapport een deugdelijke grondslag ontbeert en dat hij met zijn rapport zekerheid heeft verschaft terwijl hij stelt te hebben gewerkt volgens Standaard 4400N van de NV COS. Deze klacht is in al haar onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2019:21 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-06 en 19-07

    Klager vindt het merkwaardig dat hem werd verzocht een wijzigingsformulier te tekenen, terwijl op 11 december 2018 hij zich al had laten uitschrijven als voorzitter van de VvE. Nu klager werd verzocht het formulier te tekenen, terwijl hij al was uitgeschreven, moest er wel iets aan de hand zijn wat niet in het belang van klager was en waarvan hij de gevolgen niet kon overzien. Klager heeft jegens de kandidaat-notaris bijzondere gevoelens van achterdocht. De notarissen hebben zich niet integer gedragen en gehandeld in strijd met de notariswet. De handelwijze van de notarissen heeft consequenties voor de betrouwbaarheid van het handelsregister.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:202 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/160

    Klager verwijt de psychiater dat zij 1) ten onrechte gebruik heeft gemaakt van een forensisch milieuonderzoek, dat is opgesteld door een milieuonderzoeker die vooringenomen en partijdig is geweest, 2) niet de schijn van partijdigheid heeft voorkomen en 3) ten onrechte klager niet heeft gewezen op zijn inzage- en correctierecht. Verweerster heeft verweer gevoerd. Ongegrond

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:215 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/211

    Klager dient een klacht in tegen een psychiater, inhoudende dat zij hem ten onrechte heeft opgesloten op de gesloten afdeling van de PAAZ zonder dat zij onmiddellijk dreigend gevaar had vastgesteld en geen andere mogelijkheden had bekeken om hem zorg te bieden. Volgens klager heeft zij hem niet uitgelegd wat er ging gebeuren en klager niet om toestemming had gevraagd. Volgens verweerster was sprake van een conflict van plichten en zij voert onder meer aan dat zij in het kader van goed hulpverlenerschap heeft gekozen voor de meest veilige optie om klager te beoordelen. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2019:22 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-10

    Klaagster verwijt de notaris dat zij heeft verzuimd tijdig aan de bank de gewijzigde passeerdatum door te geven. Verder heeft de notaris de bank geld geboden om sneller de aflosnota aan te leveren. De notaris heeft bij de koper op 15 januari 2019 nog een document opgevraagd dat uiteindelijk niet nodig bleek. De notaris heeft bij de verkopers de indruk gewekt dat het document veel eerder was opgevraagd bij de koper. De nota was niet in overeenstemming met de koopovereenkomst opgesteld. De notaris heeft onzorgvuldig gehandeld en was op sommige punten niet integer.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:125 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 074/2019

    Klacht tegen sociaal psychiatrisch verpleegkundige die werkzaam is als gespreksvoerder Jeugd bij een gemeente. In deze functie verbindt beklaagde jeugdigen en gezinnen naar de zorg. Klacht is niet-ontvankelijk, omdat geen sprake is van handelen in hoedanigheid van verpleegkundige.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:46 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/345786 KL RK 18-172

    Klacht is niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken enig redelijk belang. Klagers kunnen niet als bewindvoerders worden aangemerkt over het geleverde perceel dat in klacht centraal staat.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:47 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/351399 KL RK 19-44 C/05/351400 KL RK 19-45

    Waarnemend kandidaat-notaris handelt in beginsel niet onder de verantwoordelijkheid van de waargenomen notaris. Klacht jegens de notaris daarom ongegrond. De kandidaat-notaris heeft genoegzaam aannemelijk gemaakt dat hij in het voortraject en ten tijde van het passeren van de akte in 2017 voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van erflater. Klaagster heeft haar stelling dat erflater in 2009 (eveneens) een testament heeft laten opmaken onvoldoende onderbouwd.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:155 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-674 DB/OB

    Niet-ontvankelijk wegens verstrijken van de termijn ex. art. 46g.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:156 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-385 DB/ZWB

    Advocaat heeft bij herhaling bij de wederpartij van haar cliënten zonder (vermelding van) een juridische grondslag aangedrongen op medewerking aan het totstandbrengen van een door haar cliënten gewenste situatie. gegrond, waarschuwing, kostenveroordeling

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:199 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/262

    Klager heeft een klacht ingediend tegen een tandarts, die een second opinion met betrekking tot behandeling van klagers gebit heeft uitgevoerd. Klager verwijt de tandarts zonder zijn toestemming zijn bevindingen en het tandheelkundig dossier van klager aan de tandarts van klager (de eerste opiniegever) heeft verstrekt. Verweerder voert aan dat hij wel degelijk (veronderstelde) toestemming had. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:174 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-177

    Ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. De verzekeringsarts is niet als medisch behandelaar opgetreden, door het uitbrengen van een medisch advies heeft hij een medisch oordeel gegeven over de gezondheidstoestand van klager. In het traject van vaststelling van causaal verband tussen het ongeval en het letsel heeft de verzekeringsarts de informatie over psychiatrische problematiek van bijna twintig jaar geleden kunnen betrekken, omdat dit relevant is voor de huidige wijze van reageren op een trauma en de verwerking daarvan. De verzekeringsarts heeft er terecht op gewezen dat hij voor de aanlevering van informatie moet afgaan op de informatie de hem ter beoordeling wordt voorgelegd. Het rapport voldoet aan de criteria. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:175 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-077

    Ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft een medisch advies met daarin een oordeel over het bestaan van een causaal verband tussen het ongeval en de medische klachten van klaagster uitgebracht. Door een artikel over klaagster van het internet in zijn medisch advies te betrekken heeft de verzekeringsarts, hoewel hij het achteraf bezien anders zou doen, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het gaat om openbaar toegankelijke informatie, die aan de verzekeringsarts door iemand anders is gegeven en waar de verzekeringsarts van de juistheid van de informatie uit mocht gaan. De verzekeringsarts is voorts niet schuldig aan fishing expedition. Het college acht het onder de gegeven omstandigheden niet onbegrijpelijk dat de verzekeringsarts ervan uit is gegaan dat de door klaagster gegeven toestemming niet alleen betrekking had op medische informatie uit het letselschadedossier maar ook uit de regresdossiers. Overige klachtonderdelen eveneens ongegrond. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:122 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 102/2019

    Klacht tegen neuroloog betrefde een neurologisch deskundigenbericht. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:123 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 058/2019

    Beklaagde heeft klachtgericht gehandeld door, naast de algemene lichamelijke onderzoeken, een ECG te laten maken, bloedonderzoek te laten doen en patiënt te verwijzen naar een neuroloog, alwaar een MRI-scan werd gemaakt. Nu al deze onderzoeken geen aanwijzingen opleverden voor een terugkeer van de ziekte, kan beklaagde niet worden verweten dat zij nalatig is geweest in de behandeling van patiënt. Verder bleek tijdens het poliklinisch bezoek dat het stukken beter ging met patiënt, dat hij goed sliep, geen koorts had en dat zijn conditie nog steeds vooruit ging. Gelet op die constateringen kan beklaagde er geen verwijt van worden gemaakt dat zij patiënt op dat moment niet aan nadere onderzoeken heeft onderworpen en een langere tijd heeft laten verstrijken tussen dat bezoek en een volgend poliklinisch bezoek van patiënt. Nu er onvoldoende aanwijzingen waren voor een terugkeer van het mantelcellymfoom, kan beklaagde er evenmin een verwijt van worden gemaakt dat zij in de eerste vier maanden na de autologe stamceltransplantatie geen CT-scan heeft laten maken van patiënt. Beklaagde is, nadat patiënt weer in het ziekenhuis was opgenomen, niet meer als hoofdbehandelaar betrokken geweest bij patiënt. Er kan haar dan ook niet worden aangerekend dat de communicatie in die periode mogelijkerwijs gebrekkig is geweest.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:124 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 059/2019

    Beklaagde was supervisor van een arts-assistent. De arts-assistent was in de periode waarin zij patiënt poliklinisch volgde bijna aan het einde van haar opleiding (vijfde jaars) tot hematoloog. Beklaagde kon daarom de behandeling van patiënt door de arts-assistent vrijwel geheel onder haar verantwoordelijkheid laten plaatsvinden. Beklaagde heeft gedurende de hele periode waarin zij patiënt poliklinisch volgde veelvuldig overleg gehad met de arts-assistent. Dit overleg vond telkens plaats voorafgaand aan of volgend op het poliklinisch bezoek van patiënt. Nu de klachten die patiënt ondervond in de periode waarin de poliklinische bezoeken bij de arts-assistent plaatsvonden, pasten in het te verwachten beeld na een moeizame autologe stamceltransplantatie, die gecompliceerd was door een griepvirus, een ernstige darmontsteking, hartritmestoornissen en een traag beenmergherstel bij een krap transplantaat, valt beklaagde niet te verwijten dat hij als supervisor patiënt niet zelf heeft gezien, dan wel niet op andere wijze heeft ingegrepen bij de door de arts-assistent ingezette behandeling van patiënt.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:198 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/163

    Klaagster verwijt verweerster, tandarts, haar verkeerd te hebben geadviseerd door haar in september mede te delen dat een behandeling (apix resectie) in het nieuwe kalenderjaar tijdig genoeg zou zijn, zonder haar daarbij te informeren over de risico's. Toen klaagster in maart van het nieuwe jaar een afspraak maakte, bleken twee kiezen niet meer te redden. De tandarts voert verweer. Ongegrond

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:69 Accountantskamer Zwolle 18/2163 Wtra AK

    Betrokkene heeft in de periode van 2004 tot en met 2013 de jaarrekeningen van een vennootschap samengesteld. De eerste klacht is dat de jaarrekening over 2008 niet juist is samengesteld met als gevolg dat derden leningen aan de vennootschap hebben verstrekt die ze anders niet verstrekt zouden hebben. De tweede klacht is dat in de vennootschap een pensioenvoorziening in eigen beheer was opgenomen die niet verzekerd was en niet kon worden uitbetaald. Klagers hebben gesteld dat pas in juli 2018 is gebleken dat betrokkene fouten heeft gemaakt. De klacht is niet ontvankelijk wegens overschrijding van de drie- en zesjaarstermijn.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:154 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-353/DB/OB

    Advocaat heeft processtukken ingediend zonder instemming van zijn cliënte. Advocaat heeft nagelaten de (gemachtigde van) zijn cliënte te informeren over de kansen en risico’s en de kosten van de procedure in hoger beroep. De kwaliteit van de appeldagvaarding voldeed niet aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld. Advocaat heeft de mogelijkheid om te reageren op een verzoek van de wederpartij tot een herstelvonnis niet met zijn cliënt besproken. Advocaat heeft niet die zorgvuldigheid betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt (artikel 48 lid 9 Advocatenwet). gegrond, berisping, kostenveroordeling

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:201 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/258

    In de asielprocedure van klager heeft de IND via het BMA verweerster ingeschakeld voor medisch advies. Klager verwijt verweerster (verzekeringsarts) dat zij een onjuist advies heeft gegeven, op basis van ontbrekende expertise dan wel een onjuiste opvatting van feitelijke omstandigheden. Verweerster heeft verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van de klacht. Ongegrond

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:197 Raad van Discipline Amsterdam 19-583/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. De klacht is kennelijk ongegrond. Niet is gebleken dat verweerster onnodige procedures heeft gevoerd en/of dat verweerster doelbewust en structureel bewijzen ontkent. Het staat verweerster vrij om te bepalen welke stukken zij in het geding brengt; het is niet aan klager om te bepalen welke stukken (de advocaat van) de wederpartij gebruikt.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:198 Raad van Discipline Amsterdam 19-600/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Niet gebleken dat verweerder de belangen van klaagster onnodig of op ontoelaatbare wijze heeft geschaad of ongeoorloofde middelen heeft gebruikt die onevenredig nadeel aan klaagster hebben toegebracht.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2019:4 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2018/12

    Beroepschrift voldoet niet aan de daaraan in artikel 8.35, derde lid, van de Wet dieren gestelde eisen, geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om deze verzuimen te herstellen, niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:197 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/245

    De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster tijdens het bezoek van klager aan huisartsenpost op 13 juni 2019 zonder enige motivering geweigerd heeft eenvoudig acute zorg te verlenen aan klager. Kennelijk ongegrond

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:67 Accountantskamer Zwolle 18/2055 Wtra AK

    Betrokkene heeft, in verband met een suppletiebijdrage door klaagster aan een filmproducent, bij een financiële eindafrekening een goedkeurende controleverklaring afgegeven. Klaagster stelt dat de goedkeurende verklaring ten onrechte is afgegeven. Door betrokkene is niet betwist dat van een bedrag van circa € 200.000,-- aan opgevoerde productiekosten de relatie tot de filmproductie, dan wel de noodzakelijke onderbouwing daarvoor, ontbreekt. Het gaat daarbij om meer dan 11% van het totale budget voor de productie van de film. Verder is door betrokkene niet betwist dat, volgens het van toepassing zijnde Handboek van klaagster, onder die omstandigheden een afkeurende verklaring afgegeven had moeten worden. Op zitting is bovendien gebleken dat betrokkene een aantal werkzaamheden die van hem verwacht hadden mogen worden op grond van het op zijn opdracht van toepassing zijnde controleprotocol van klaagster, niet heeft verricht. Betrokkene heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en aan hem wordt de maatregel opgelegd van tijdelijke doorhaling van zijn inschrijving in de registers voor de duur van één maand.

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:44 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/353114 / KL RK 19-67

    Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel overweegt de kamer als volgt. Klager stelt zich op het standpunt dat artikel 14 van de akte zodanig dient te worden uitgelegd dat onder ‘pensioenaanspraken’ mede wordt begrepen het nabestaandenpensioen. Desgevraagd heeft de notaris daarentegen ter zitting verklaard dat tijdens het opmaken van de akte huwelijkse voorwaarden de verevening van de opgebouwde pensioenaanspraken in de zin van de Wvps wel is besproken maar de aanspraken op het nabestaandenpensioen niet. Ingevolge vaste rechtspraak is het bij de uitleg van een schriftelijke overeenkomst niet genoeg om enkel naar de taalkundige betekenis van de tekst te kijken, maar komt het voor de beantwoording van die vraag aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De kamer dient thans te beoordelen wat de notaris destijds met betrekking tot de partijbedoelingen in zijn dossier heeft vastgelegd en in hoeverre hem kan worden verweten dat hij niet (de uitsluiting van) de aanspraken op het nabestaandenpensioen in de akte heeft opgenomen. Dat het ten tijde van het opmaken van de akte de bedoeling van klager en zijn ex-echtgenote was om de aanspraken op de waarde van het nabestaandenpensioen eveneens uit te sluiten is, gelet op de uitdrukkelijke betwisting door de notaris ter zitting, onvoldoende onderbouwd door klager. Immers, het had dan voor de hand gelegen ten aanzien van artikel 14 van de akte een aanvullende tekst met uitdrukkelijk de bewoordingen ‘nabestaandenpensioen’ op te nemen, waar dat in artikel 14 van onderhavige akte niet het geval is. Dat klager stelt dat hij destijds de notaris uitdrukkelijk had meegedeeld dat zijn ex-echtgenote bij scheiding voor geen enkele verdeling van pensioenrechten in aanmerking mocht komen, doet daaraan niet af. Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat klager de notaris de opdracht heeft gegeven om naast de verevening van het opgebouwde ouderdomspensioen ook de aanspraken op de waarde van het nabestaandenpensioen uit te sluiten. Derhalve acht de kamer het eerste klachtonderdeel ongegrond. H et tweede klachtonderdeel oordeelt de kamer gegrond. Wat ook zij van de innerlijke overwegingen van de notaris om het dossier niet (verder) te behandelen, uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de notaris een toezegging heeft gedaan die hij niet is nagekomen en dat hij ook overigens verre van voortvarend heeft gehandeld in de afhandeling van het verzoek van klager. Op de vele verzoeken daarna van klager om geïnformeerd te worden over de voortgang van zaken, heeft hij niet gereageerd. Ook heeft de notaris, nadat klager een klacht tegen hem bij de KNB had ingediend, daarop niet gereageerd. Klager heeft zich dan ook genoodzaakt gevoeld een klacht in te dienen. Ook daarop heeft de notaris in eerste instantie niet gereageerd. Hij heeft geen verweerschrift ingediend. Eerst op de zitting heeft de notaris voor het eerst gereageerd op de klacht. De kamer acht dit gedrag van de notaris ernstig nalatig. De notaris had zijn afspraken moeten nakomen en adequaat moeten reageren op de verzoeken van klager om contact op te nemen. Desgevraagd kon de notaris ter zitting geen verklaring voor zijn gedrag geven anders dan ‘dat het zo gelopen was en dat hij het niet meer kon veranderen’. Van een notaris wordt professioneel handelen verwacht. De notaris had moeten inzien dat het noodzakelijk was om, als hij daartoe zelf niet in staat was, een ander met de afwikkeling van het dossier te belasten, of het dossier aan een ander over te dragen, en in ieder geval om over het gebrek aan voortgang te communiceren met klager, zeker waar klager bij herhaling om informatie heeft verzocht. Dat hij dat inzicht op dit punt niet heeft, baart de kamer zorgen waar het de praktijkvoering van het notariskantoor betreft.

  • ECLI:NL:TACAKN:2019:68 Accountantskamer Zwolle 18/2250 Wtra AK

    Betrokkene heeft de geconsolideerde en enkelvoudige jaarrekeningen 2011 en 2012 van een holdingvennootschap gecontroleerd en daarbij een goedkeurende verklaring afgegeven. Ook heeft hij een goedkeurende verklaring afgegeven bij de jaarrekening 2011 van de grootaandeelhouder van deze vennootschap. Aan betrokkene wordt onder meer verweten dat zijn controlewerkzaamheden ten aanzien van verschillende jaarrekeningen tekort schoten op het punt van de waardering van activa. De klacht is gedeeltelijk gegrond. Betrokkene heeft ten aanzien van in een van de jaarrekeningen verwerkte activa vastgesteld dat sprake was van twee indicaties voor een bijzondere waardevermindering. Gelet op RJ 121.202 had hij daarom van het management moeten verlangen dat het de realiseerbare waarde hiervan zou bepalen in overeenstemming met de bepalingen van paragraaf RJ 121.3. Niet gebleken is dat betrokkene dit heeft gedaan. Daarnaast heeft betrokkene de goedkeurende controleverklaring bij diezelfde jaarrekening ondertekend voordat hij alle relevante stukken had ontvangen en daarmee in strijd met paragraaf 41 van Standaard 700 van de NV COS gehandeld. De holdingvennootschap heeft een lening verstrekt aan haar grootaandeelhouder die de lening op haar beurt heeft geïnvesteerd in twee vennootschappen in een risicovolle branche. Betrokkene is bij zijn onderzoek naar de waarde van deze investeringen voornamelijk afgegaan op de informatie die het management van de holdingvennootschap hem verstrekte. Gezien zijn constatering dat investeringen in de branche risicovol waren, het feit dat de lening aan de grootaandeelhouder niet schriftelijk was vastgelegd, van materiële omvang was en bovendien uit dividenduitkeringen zou moeten worden afgelost, had hij diepgravend onderzoek moeten doen naar de liquiditeit en solvabiliteit van de bedrijven waarin door de grootaandeelhouder werd geïnvesteerd. Omdat sprake was van objectieve aanwijzingen voor bijzondere waardeverminderingen van de financiële vaste activa bij zowel de holdingvennootschap als de grootaandeelhouder, had betrokkene van het respectieve management moeten verlangen een schatting te maken van de realiseerbare waarde van de financiële vaste activa en op basis daarvan de waardering in de respectieve jaarrekeningen te beoordelen. Dit heeft hij niet gedaan. Schending van het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid (art. 100.4 onder c VGC). Maatregel: berisping

  • ECLI:NL:TNORARL:2019:45 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/353437 KL RK 19-70

    Voor beantwoording van de vraag of klagers wel een afgeleid belang bij de onderhavige klacht hebben, wordt door de kamer het volgende in aanmerking genomen. Klagers hebben ter zitting verklaard de onderhavige klacht mede in te dienen omdat zij aandacht willen vragen voor een sluitende controle van de wilsbekwaamheid bij het opmaken van testamenten door het notariaat in het algemeen en de rol die notarissen daarbij kunnen vervullen, ter voorkoming van mogelijk leed bij nabestaanden. Hoewel het hiervoor genoemde begrip ‘belanghebbende’ ruim moet worden uitgelegd, overweegt de kamer dat de kring van belanghebbenden niet zo wijd is dat een ieder in het kader van het algemeen belang van bescherming van de rechtszekerheid en het vertrouwen in het notariaat een klacht kan indienen. De enkele omstandigheid dat klagers hebben aangevoerd aandacht te vragen voor de wijze waarop het notariaat de wil(sbekwaamheid) van partijen beoordeelt bij het voorbereiden en passeren van notariële akten, en dat zij mogelijk leed bij de nabestaanden willen voorkomen, maakt naar het oordeel van de kamer nog niet dat daarmee een afgeleid belang voor klagers is gecreëerd. Het feit dat een ouder van een (volwassen) kind zich emotioneel verbonden voelt, is - hoe belangrijk en invoelbaar ook - onvoldoende om een rechtstreeks of afgeleid belang vast te kunnen stellen. Een andere directe of indirecte betrokkenheid van klager(s) die aangemerkt zou kunnen worden als een belang van klagers in de zin van artikel 99 lid 1 Wna is naar het oordeel van de kamer niet c.q. onvoldoende aangetoond. De kamer is derhalve van oordeel dat klagers niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt in de zin van voornoemd wetsartikel en acht klagers dus niet ontvankelijk in het eerste klachtonderdeel.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:153 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-382 DB/ZWB

    Niet gebleken dat advocaat bewust een offerte van een niet bij de KvK ingeschreven aannemer heeft meegezonden, met als doel om klager daarmee te misleiden. De kosten die klager heeft moeten maken, vloeien voort uit het geschil tussen partijen. Sommatiebrief was in zakelijke bewoordingen weergegeven en niet nodeloos grievend. Klacht ongegrond

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:165 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180289

    Klacht over advocaat wederpartij. Klaagster is een gecertificeerde instelling als bedoeld in art. 1.1 Jeugdwet. Dochter en zoon van moeder zijn onder toezicht van klaagster gesteld en ingevolge een machtiging tot uithuisplaatsing bij grootouders geplaatst. Na omgangsweekeinde bij moeder zijn zij (15 en 13 jaar oud) niet teruggegaan naar grootouders. Terwijl klaagster de mogelijkheid tot herplaatsing/plaatsing elders onderzocht, heeft zij het verblijf bij moeder voorlopig in stand gelaten. Dochter was de beste vriendin van de stiefdochter van verweerder en was daar kind aan huis. Moeder heeft verweerder ingeschakeld omdat zij wilde dat de kinderen bij haar zouden blijven. Toen duidelijk werd dat klaagster daarmee niet instemde, heeft verweerder bij herhaling contact gezocht met klaagster om voor te stellen de zoon bij de ouders van een vriend van de zoon te plaatsen en de dochter bij de zwager en schoonzus van verweerder. Voordat dit contact tot stand was gekomen, heeft klaagster op woensdagmiddag een bezoek aan moeder gebracht om de kinderen op te halen om hen elders te plaatsen, maar zij waren niet aanwezig en hun verblijfplaats was niet bekend. Klaagster heeft de politie daarover geïnformeerd. Toen verweerder later die middag thuis kwam, bleken de dochter en de zoon in zijn woning aanwezig. De buurvrouw van moeder (secretaresse van verweerder) had de zoon - zonder medeweten van verweerder - bij zijn woning afgezet. Kort na zijn thuiskomst heeft de echtgenote van verweerder de zoon naar de ouders van de vriend van de zoon gebracht. De dochter is enkele dagen bij verweerder gebleven en later naar zijn schoonzus en zwager gegaan. Verweerder heeft klaagster niet geïnformeerd over de verblijfplaats van de kinderen en deze is ruim een week niet bekend geweest. Dat verweerder de verblijfplaats niet direct aan klaagster heeft gemeld, acht het hof onjuist. Het beroep van verweerder op zijn geheimhoudingsplicht gaat naar het oordeel van het hof niet op nu de verblijfplaats van de kinderen niet door moeder aan verweerder is toevertrouwd in zijn hoedanigheid van advocaat en de onttrekking van de kinderen aan de zorg van klaagster geen gevolg is van zijn dienstverlening van moeder. Het hof is van oordeel dat verweerder de wettelijke taakuitoefening van klaagster zonder redelijk doel onevenredig heeft belemmerd. Daarbij heeft verweerder zich kennelijk onvoldoende gerealiseerd dat door nauwe persoonlijke banden belangenverstrengeling kan ontstaan, die tot gevolg kan hebben dat een advocaat niet (langer) deugdelijk kan adviseren omdat de vereiste afstand ontbreekt. Ook had het verweerder gesierd als hij in de klachtprocedure eerder openheid van zaken had gegeven en zich daardoor eerder toetsbaar had opgesteld. Het hof vernietigt de beslissing van de raad, verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerder een berisping op met veroordeling in de proceskosten.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:151 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-352/DB/OB

    Advocaat heeft geen sluitende en gespecificeerde declaratie(s) voor door zijn cliënte betaalde voorschotten en evenmin een einddeclaratie verzonden. gegrond, waarschuwing, kostenveroordeling

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:163 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180327

    Klacht tegen voormalig advocaat. Verweerder is tegen klager opgetreden terwijl klager eerder zijn cliënt was en heeft geweigerd zich te onttrekken aan die zaak. Gelet op de geringe tijd van slechts enkele maanden die was verstreken sinds verweerder en zijn kantoorgenoot klager hadden bijgestaan, had de mogelijke schijn van belangenverstrengeling verweerder ervan moeten weerhouden om tegen klager op te treden. Onenigheid over openstaande facturen alsook een eventuele procedure daarover levert op zichzelf geen (schijn van) belangenverstrengeling op. De kantoorgenoot van verweerder heeft in de incassoprocedure onder de nieuwe cliënt echter derdenbeslag gelegd op een vordering van klager op de nieuwe cliënt. Vervolgens is, met steun van de nieuwe cliënt, het faillissement van klager aangevraagd. Het hof stelt vast dat verweerder zich willens en wetens in deze situatie heeft begeven, waarbij niet is vast te stellen welke informatie, op welk moment, van wie afkomstig is geweest. Verweerder heeft onder meer aangevoerd dat klager pas in een zeer laat stadium is gaan klagen over zijn optreden voor de nieuwe cliënt. Het hof overweegt dat het tijdstip van klagen op zichzelf niet afdoet aan de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van de verweten gedraging. Bij het bepalen van de strafmaat had echter rekening moeten worden gehouden met de aard en inhoud van de tussen partijen gevoerde intensieve (schikkings)onderhandelingen en de in de tussenliggende periode tussen hen gevoerde procedure(s), waarin over het optreden van verweerder voor de nieuwe cliënt niet is geklaagd. Gedeeltelijke vernietiging beslissing van de raad (voor zover deze ziet op de oplegging van een maatregel). Klacht gegrond, geen maatregel.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:23 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/15 en SHE/2018/35

    Kern van de klacht is dat de oud-notaris heeft nagelaten voldoende te onderzoeken of de zus wilsbekwaam was toen hij zijn notariële werkzaamheden voor haar verrichtte in de periode van 2007 tot en met 2013. Een redelijke uitleg van artikel 99 lid 21 Wna brengt met zich dat de vervaltermijn pas begint te lopen, zodra van dat nalaten op enige wijze aan klaagster blijkt. Uit de brief van de advocaat van klaagster aan de oud-notaris van 27 februari 2015 kan naar het oordeel van de kamer slechts worden afgeleid dat klaagster uiterlijk op 27 februari 2015 kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis had kunnen nemen van de door de oud-notaris verrichte werkzaamheden voor de zus. Daaruit volgt echter niet zonder meer dat klaagster op 27 februari 2015 ook kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis had kunnen nemen van het vermeende nalaten van de oud-notaris met betrekking tot het onderzoek naar de wilsbekwaamheid van de zus. Niet valt uit te sluiten dat klaagster pas door kennisneming van het medisch dossier van de zus op 14 augustus 2015 bekend is geraakt met de gezondheidstoestand van de zus in de periode van 2007 tot en met 2013. In de toen verkregen informatie - over de volgens klaagster zeer gebrekkige gezondheidstoestand van de zus - ziet klaagster grond voor haar stelling dat de oud-notaris heeft nagelaten voldoende onderzoek te doen naar de wilsbekwaamheid van de zus. Ter zitting is niet gebleken dat klaagster eerder dan op 14 augustus 2015 bekend is geworden met de gezondheidstoestand van de zus in de periode van 2007 tot en met 2013. Gelet op het vorenstaande kan niet worden vastgesteld dat de klachttermijn eerder is aangevangen dan op 14 augustus 2015. Dit betekent dat de klacht, die op 28 februari 2018 bij de kamer is binnengekomen, tijdig is ingediend. Klaagster is dus ontvankelijk in haar klacht. De klacht wordt vervolgens ongegrond verklaard, omdat: - de oud-notaris naar het oordeel van de kamer kon en mocht concluderen dat de zus wilsbekwaam was om de in de periode van september 2007 tot en met oktober 2013 gepasseerde aktes te ondertekenen; - de oud-notaris naar het oordeel van de kamer niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door zich op zijn geheimhoudingsplicht te beroepen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:258 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.073

    Klacht tegen huisarts. Klager heeft verweerster om een bloedonderzoek en om een doorverwijzing naar een internist gevraagd. Verweerster heeft aangegeven het niet zinvol te achten zonder directe hulpvraag bloedonderzoek te verrichten en klager een gesprek met een praktijkondersteuner aangeboden. Klager verwijt verweerster – kort gezegd – dat zij geen bloedtest heeft aangevraagd en klager niet serieus heeft genomen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.