ECLI:NL:TNORARL:2020:26 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/365140 KL RK 20-9

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2020:26
Datum uitspraak: 11-08-2020
Datum publicatie: 26-10-2020
Zaaknummer(s): C/05/365140 KL RK 20-9
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht afwikkeling nalatenschap. Klaagster verwijt de notaris tal van onzorgvuldigheden. Klachten allen ongegrond. Vanwege gebrek aan voldoende deugdelijke onderbouwing dan wel vanwege gemotiveerde weerlegging van de klachtgronden door de notaris.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:        C/05/365140 / KL RK 20-9

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[K.],

wonende te […] ,

klaagster,

tegen

[N.],

notaris te […].

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-          de klacht, met bijlagen, van 12 januari 2020

-          het verweer van de notaris, met bijlagen, van 20 februari 2020

-          de aanvullende stukken van klaagster van 15 maart 2020 met bijlagen ingezonden

 7 april 2020

-          de repliek van klaagster van 7 april 2020

-          de dupliek van de notaris met bijlagen van 17 april 2020

1.2 De behandeling van deze zaak is aanvankelijk gepland voor de zitting van de kamer van

25 maart 2020. In verband met de maatregelen rondom het Corona-virus is deze zitting geannuleerd en is de zaak met goedvinden van partijen schriftelijk behandeld. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld tot het nemen van re- en dupliek.

2. De feiten

2.1 Op 18 november 2018 is overleden de moeder van klaagster, [E.] (hierna: erflaatster).

2.2 Erflaatster heeft bij testament van 11 juni 2008 over haar nalatenschap beschikt. Bij dat testament heeft erflaatster klaagster en haar drie zussen [X. Y. Z.] (hierna: de zussen van klaagster) tot erfgenamen benoemd. Ook heeft erflaatster in haar testament een aantal legaten opgenomen voor haar kleinkinderen. Daarnaast is in dit testament een executeur-afwikkelingsbewindvoerder benoemd.

2.3 Eveneens bij notariële akte van 11 juni 2008 heeft erflaatster twee van de drie zussen

van klaagster gezamenlijk een algemene volmacht gegeven. In deze volmacht is het verbod van Selbsteintritt als bedoeld in artikel 3:68 BW niet uitgesloten.

2.4 Blijkens de verklaring van executele van 23 november 2018 heeft de oorspronkelijk tot afwikkelingsbewindvoerder benoemde notaris, [Nn.], haar benoeming aanvaard en met ingang van de datum verklaring de notaris in haar plaats gesteld.

2.5 Bij brief van 24 november 2018 heeft de notaris klaagster en haar zussen op de hoogte gesteld van haar benoeming als afwikkelingsbewindvoerder. Met deze brief heeft de notaris de erfgenamen tevens geïnformeerd over de keuzes voor aanvaarding dan wel verwerping van de nalatenschap en ook over de gang van zaken bij de verdeling (verkoop) van de nalatenschap voor wat betreft de roerende zaken (inclusief sieraden) en de woning.

Daarbij heeft de notaris ook geschreven: “Graag verneem ik van u allen een antwoord op deze e-mail waarin u expliciet verklaart akkoord te gaan met het niet vervangen van de sloten van de woning van uw moeder, zodat u allen toegang tot de woning behoudt. Tevens neemt u daarmee allen tezamen het risico voor uw rekening dat eventuele anderen die nog een sleutel hebben, nog in de woning kunnen komen. Wanneer u allen hiermee instemt, dan is daarmee het risico dat er spullen verdwijnen, voor uw rekening. Graag lees ik of u hiermee akkoord gaat.”

2.6 Op 26 november 2018 hebben de erfgenamen, waaronder klaagster, een verklaring ondertekend waaruit volgt dat zij de sieraden in ontvangst hebben genomen die op

22 november 2018 namens de oorspronkelijk afwikkelingsbewindvoerder zijn meegenomen uit de woning van erflaatster. Klaagster heeft bij ondertekening aangetekend: “Sieraden niet gezien wat er uitging, dus niet kunnen checken dat teruggave correct is.”

2.7 Op 14 december 2018 heeft klaagster de heer [Q.], echtgenoot van één van de zussen van klaagster, bij deurwaardersexploit aansprakelijk gesteld wegens ontvreemding van stukken die toebehoren aan de nalatenschap.

2.8  Eind 2018/begin 2019 heeft de notaris de voorlopige beschrijving van de nalatenschap van erflaatster diverse malen aangepast.

2.9 Op 27 januari 2019 heeft klaagster aangifte gedaan tegen (onder meer) de notaris, van verduistering (eventueel in dienstbetrekking) van sieraden uit de nalatenschap van erflaatster.

2.10 Bij e-mail van 31 januari 2019 heeft de notaris de voorlopige boedelbeschrijving aan de erfgenamen gezonden. Daarbij heeft zij opgemerkt: “Graag verneem ik van u of er nog zaken zijn, die ik wellicht ben vergeten in de boedelbeschrijving of die gewijzigd zouden moeten worden.”

2.11 Op 8 april 2019 heeft de notaris als executeur-afwikkelingsbewindvoerder namens de drie zussen van klaagster aangifte gedaan van diefstal van inboedel uit de nalatenschap van erflaatster.

2.12 Bij e-mails van 17 april 2019 en 23 april 2019 heeft klaagster de notaris verzocht de werkzaamheden in het kader van de verdeling, de verkoop van de woning van erflaatster in het bijzonder, te staken.

2.13 Bij e-mail van dezelfde datum heeft de notaris klaagster laten weten geen reden te zien de werkzaamheden te staken. Ook vermeldt de notaris dat de woning van erflaatster inmiddels verkocht is.

 2.14 Bij beschikking van 7 juni 2019 heeft de kantonrechter te Den Bosch het verzoek van klaagster tot schorsing van de notaris als executeur-afwikkelingsbewindvoerder gedurende de behandeling van het verzoek om ontslag van laatstgenoemde afgewezen met dien verstande dat de notaris bij wijze van voorlopige voorziening gelast werd in de nalatenschap van erflaatster geen verdelingshandelingen meer te verrichten.

2.15 In de beschikking van 7 juni 2019 heeft de kantonrechter onder rechtsoverweging 4.9 onder meer overwogen: “Verweerster heeft ter zitting betoogd uitgebreid onderzoek te hebben uitgevoerd naar de administratie van de overledene. (…) (…) (…) Verweerster geeft te kennen in de administratie geen mutaties te hebben aangetroffen die onderzoek behoeven. De kantonrechter deelt dit standpunt niet. Zonder toelichting, die verweerster niet heeft verstrekt, valt niet in te zien dat er geen nader onderzoek dient te worden gedaan naar (in ieder geval) de transacties van (…) (…) (…) Dit temeer nu voor de hand ligt dat [ de gevolmachtigde erfgenamen ] deze transactie hebben verricht op basis van de aan hen verstrekte volmacht en de vraag voorligt of zij op basis van deze volmacht daartoe bevoegd waren. (…) (…) (…) Dit onderzoek zal echter pas dienen te zijn uitgevoerd voorafgaand aan de finale verdeling  van de nalatenschap. Nu de nalatenschap thans nog niet is verdeeld kan het feit dat er vooralsnog onvoldoende onderzoek verricht is naar specifieke handelingen uit het verleden geen tekortkoming opleveren in de uitvoering van de taken door verweerster en daarmee ook geen gewichtige reden voor haar ontslag.”

2.16 Bij beschikking van 15 november 2019 heeft de kantonrechter te Den Bosch het verzoek van klaagster om ontslag van de notaris als executeur-afwikkelingsbewindvoerder afgewezen en daarbij het voorlopig verbod verdelingshandelingen als hierboven omschreven weer opgeheven.

2.17 In rechtsoverweging 4.12 van de beschikking van 15 november 2019 heeft de kantonrechter bovendien overwogen: “(…) De kantonrechter merkt wel op dat verweerster in de omstandigheden van het onderhavige geval in het kader van de finale verdeling van de nalatenschap gedegen onderzoek zal dienen te doen naar de transacties die in het verleden zijn gedaan, in het bijzonder de transacties waarbij [X. en Y.] als wederpartij van de overledenen hebben opgetreden. (…) (…) “

2.18 Bij e-mail van 25 februari 2020 met bijlagen heeft de notaris de erfgenamen bericht dat zij de leningen en schenkingen aan alle erfgenamen heeft bekeken en in een overzicht heeft samengevat. Dit overzicht is in deze e-mail weergegeven. Over de schenkingen die in strijd met het verbod van Selbsteintritt zijn verricht merkt de notaris op: “Doordat in de volmacht van zowel uw moeder als uw vader het Selbsteintritt-verbod niet is uitgesloten kan ik niet anders dan tot de conclusie komen dat de schenkingen (…) (…) (…) nietig zijn. Dat zou betekenen dat deze voor niet geschonken worden gehouden en terugvloeien in de nalatenschap. (…) (…) (…) Als executeur afwikkelingsbewindvoerder heb ik de bevoegdheid krachtens 3:69 BW een nietige rechtshandeling te bekrachtigen. Aangezien het overduidelijk de bedoeling van uw ouders is geweest om u allen jaarlijks de vrijstelling te schenken, zou het niet in de lijn liggen om bij (…) (…) de jaarlijkse schenking terug te draaien. Derhalve deel ik u middels deze e-mail mede dat ik de schenkingen aan (…) (…) hierbij bekrachtig zodat deze vanaf heden als geldige schenkingen aangemerkt zullen worden.

  3. De klacht en het verweer

3.1 Klaagster verwijt de notaris dat zij als afwikkelingsbewindvoerder haar werkzaamheden niet zorgvuldig verricht. Klaagster heeft haar klacht toegelicht aan de hand van een beschrijving van de gebeurtenissen voorafgaand en sinds het overlijden van erflaatster.

Klaagster verwoordt in haar klacht een zeer uitgebreide hoeveelheid klachtpunten. De door klaagster aangedragen klachtpunten worden hierna behandeld per klachtonderwerp zoals benoemd in de volgende klachtonderdelen.

1) Het testament is nietig of wordt onjuist uitgelegd en toegepast;

2) De notaris communiceert niet zorgvuldig, verstrekt geen informatie;

3) De boedelbeschrijving is onjuist en onvolledig;

4) De notaris verzuimt onafhankelijk onderzoek naar feiten en recht;

5) De notaris beheert de boedel niet adequaat;

6) De notaris voert onvoldoende regie op de boedelverdeling;

7) De notaris is partijdig;

8) De notaris handelt dan wel laat na in strijd met de Wwft;

9) De notaris brengt voor haar werkzaamheden een te hoog tarief in rekening.

3.2 De notaris heeft op alle genoemde klachtonderdelen gemotiveerd verweer gevoerd. Op het verweer wordt hierna nader ingegaan voor zover het voor de beoordeling van belang is.

4. De beoordeling

4.1.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.1.2 Bovenstaande norm wordt onder meer ingevuld door artikel 17 lid 1 Wna waarin wordt bepaald dat d e notaris zijn ambt in onafhankelijkheid uitoefent en de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigt.

4.2.1) Het testament is nietig of wordt onjuist uitgelegd en toegepast

Klaagster stelt dat het testament van 11 juni 2008 nietig is omdat daarbij de eerdere testamenten van erflaatster en (vooroverleden) echtgenoot, niet zijn herroepen. Bovendien, zo stelt klaagster, is zij bij het testament benoemd tot executeur. Klaagster wijst in dit verband ook op de verklaring van haar ouders van 20 december 2008 waaruit volgens haar volgt dat het testament van 11 juni 2008 nietig is of in ieder geval geen basis voor de notaris is om op te treden als verdelingsbevoegd executeur.

De kamer overweegt dat klaagster haar klacht op dit punt onvoldoende onderbouwt. Ook verder in deze klachtprocedure is niet komen vast te staan dat het testament van 11 juni 2008 ongeldig zou zijn of dat de notaris niet bevoegd zou zijn. De klacht wordt daarom op dit onderdeel ongegrond verklaard.

4.2.2) De notaris communiceert niet zorgvuldig, verstrekt geen informatie

Klaagster stelt dat de notaris haar e-mails niet beantwoordt en niet aan andere erfgenamen doorstuurt. Verder zou de notaris de door klaagster opgevraagde informatie niet of te traag aan klaagster verstrekken. Het gaat klaagster hierbij onder meer om een uittreksel CTR, om informatie over binnen- en buitenlandse bankrekeningen, om effectenportefeuilles, bankafschriften en een algemene verantwoording voor het beheer en de (voorgestelde) verdeling van de boedel.

De notaris, onder verwijzing naar de e-mails die zich bij de stukken bevinden, stelt dat zij de erfgenamen in en over alle stadia van de boedelafwikkeling regelmatig schriftelijk heeft geïnformeerd. Ook stelt de notaris dat de advocaat van klaagster alle bankafschriften van de afgelopen vijf jaar heeft ontvangen, alle aangiften inkomstenbelasting en alle andere relevante stukken van de afgelopen vijf jaar. Klaagster heeft echter bij repliek gewezen op een aantal stukken en bewijzen die volgens klaagster nog niet geleverd zijn.

De kamer stelt vast dat partijen in deze procedure van mening blijven verschillen over de vraag of alle klaagster alle door haar gevraagde informatie heeft ontvangen. Dit verschil van mening kan in het kader van deze tuchtrechtelijke procedure niet worden beslecht. Wel kan worden beoordeeld of de notaris voldoende zorgvuldig communiceert en klaagster in voldoende en gelijke mate met de andere erfgenamen van relevante informatie voorziet.

De kamer overweegt in dit verband als volgt. Bij de beoordeling van de werkzaamheden van de notaris geldt als uitgangspunt dat zij bij testament is aangesteld als afwikkelingsbewindvoerder. In deze bevoegdheid is de notaris bovendien bevestigd door de beschikking van de kantonrechter van 15 november 2019, waarbij het verzoek van klaagster tot ontslag van de notaris als afwikkelingsbewindvoerder is afgewezen.

De notaris is in deze nalatenschap dus bevoegd tot beheer, beschikken en verdelen van de nalatenschap. De notaris dient de erfgenamen daarover te informeren en met hen te communiceren en daarover ook eindverantwoording af te leggen. Gedurende haar werkzaamheden is de notaris als afwikkelingsbewindvoerder echter niet telkens van de toestemming van alle individuele erfgenamen afhankelijk.

Uit de stukken volgt dat de notaris klaagster gedurende de afwikkeling regelmatig heeft geïnformeerd en adequaat met haar heeft gecommuniceerd. Niet alleen samen met de andere erfgenamen maar op verzoek van klaagster ook individueel. Daarbij heeft de notaris klaagster op haar verzoek in ruime mate van relevante informatie voorzien. Het feit dat klaagster daarbij nog enkele concrete documenten mist en/of de bewijskracht van de verstrekte informatie betwist maakt dit niet anders. De kamer ziet hier dan ook geen aanknopingspunten voor een tuchtrechtelijk verwijt.

De kamer komt daarom tot de conclusie dat de feiten of omstandigheden die klaagster ter onderbouwing van haar klachten over dit onderwerp aandraagt niet tot gegrondverklaring van dit klachtonderdeel kunnen leiden.

4.2.3) De boedelbeschrijving is onjuist en onvolledig

Klaagster maakt bezwaar tegen het feit dat de notaris meerdere voorlopige boedelbeschrijvingen heeft opgemaakt. De beschrijvingen zijn volgens haar bovendien onjuist en onvolledig, bijvoorbeeld door onjuiste taxatie van de woning en het achterwege laten van taxatie van de inboedel. Maar ook waar het gaat om een beschrijving van de banktegoeden e.d. is er volgens klaagster sprake van onvolledigheid. Klaagster wijst op een buitenlandse bankrekening die door de notaris niet is opgenomen in de beschrijving.

Ook de sieraden die de notaris in bewaring heeft genomen zijn volgens klaagster niet of niet zorgvuldig beschreven.

Daarnaast stelt klaagster zich op het standpunt dat de gevolmachtigde erfgenamen voorafgaand aan het overlijden van erflaatster hun volmacht hebben misbruikt door schenkingen en leningen aan zichzelf en door onverantwoorde/onnodige uitgaven voor zorgkosten.

De notaris stelt dat de voorlopige boedelbeschrijving inderdaad een aantal maal aan de ontwikkelingen is aangepast en definitief zal worden wanneer de aanslagen inkomsten- en erfbelasting definitief zijn vastgesteld.

De kamer overweegt als volgt. Uit de beschikking van de kantonrechter van 15 november 2019 volgt dat de notaris klaagster meerdere malen heeft geïnformeerd over de waardebepaling en de uiteindelijke vaststelling van de verkoopprijs van de woning en klaagster in de gelegenheid heeft gesteld zelf een rol te spelen in dit proces. Het verwijt dat klaagster de notaris op dit punt maakt is daarom niet terecht.

Wat betreft de taxatie van de inboedelgoederen: uit de stukken volgt dat klaagster aanvankelijk zelf heeft ingestemd met het voorstel van de notaris aan de erfgenamen om in onderling overleg te verdelen. Beschrijving en documentatie van de inboedel door de notaris was daarom aanvankelijk niet noodzakelijk. Nadien, omdat de erfgenamen er niet uitkwamen, is de notaris alsnog betrokken geraakt en is er voor zover als nodig een beschrijving opgemaakt. Klaagster heeft hiertegen weliswaar bezwaar gemaakt, maar de notaris merkt terecht op dat enkel niet meewerken niet mag leiden tot (blijvend) oponthoud van de verdeling. Klaagster heeft er zelf voor gekozen geen gebruik te maken van de alternatieve opties die haar in het proces van de boedelbeschrijving (en daarna bij de boedelverdeling) zijn geboden. Het verwijt dat ze de notaris op dit punt maakt is daarom niet terecht. Hetzelfde geldt voor de buitenlandse bankrekening. De notaris heeft onweersproken gesteld inmiddels de saldi en afschriften opgevraagd te hebben. Deze gegevens worden/zijn dus opgenomen in de boedelbeschrijving.

De klacht van klaagster over het ontbreken van een beschrijving van de sieraden van klaagster wordt hierna onder punt 4.2.5 beoordeeld.

Tot slot van dit klachtonderdeel wordt vastgesteld dat de notaris bij e-mail van

25 februari 2020 verslag heeft gedaan van het nader onderzoek naar het gebruik van de volmacht en de gevolgen daarvan voor de vast te stellen omvang van de nalatenschap. De notaris heeft daarmee naar het oordeel van de kamer onder meer voldaan aan de aanwijzing van de kantonrechter in de beschikking van 7 juni 2019 als hierboven weergegeven onder 2.14. Klaagster heeft bovendien geen andere of nieuwe feiten of omstandigheden gesteld, op grond waarvan met het oog op de beschrijving van de nalatenschap ten tijde van de indiening van de klacht nog steeds een nader onderzoek naar het gebruik van de volmachten noodzakelijk zou zijn. De kamer is daarom van oordeel dat ook het verwijt over het onderzoek naar de volmachten geen doel treft.

De klachtonderdeel wordt daarom op alle punten ongegrond verklaard.

4.2.4) Notaris schiet tekort in onafhankelijk onderzoek naar feiten en recht

Klaagster stelt zich op het standpunt dat de notaris als afwikkelingsbewindvoerder actief en onafhankelijk onderzoek moet doen naar de feiten van de nalatenschap en het recht dat daarop van toepassing is. Klaagster vindt dat de notaris op dit punt tekortschiet.

Klaagster baseert dit punt in de eerste plaats op de stelling dat de notaris bij de boedelbeschrijving niet is uitgegaan van de volledige administratie.

De kamer overweegt op dit punt het volgende. Uiteraard is de notaris in eerste instantie afhankelijk van de informatie die haar is aangereikt. De notaris heeft haar verzoek om informatie op dit punt niet beperkt tot haar eerste e-mail aan de erfgenamen op

24 november 2018, maar dit verzoek ook nog herhaald in haar e-mail van 31 januari 2019.

De erfgenamen van hun kant, tezamen en ieder voor zich, zowel de voormalig gevolmachtigden als de niet gevolmachtigden, zijn immers gehouden de notaris de informatie te verschaffen die voor de boedelbeschrijving nodig is. Klaagster heeft er daarom goed aan gedaan, de notaris te wijzen op de buitenlandse bankrekeningen. De notaris op haar beurt, heeft daarop de gegevens over deze rekeningen bij de bank opgevraagd.

De kamer komt daarom al met al tot de conclusie dat de notaris wel degelijk onderzoek verricht zoals van haar verwacht mag worden. Het verwijt dat klaagster de notaris hier maakt is daarom niet terecht.

Voorts stelt klaagster dat de effectendepots niet of niet juist gewaardeerd worden. Klaagster heeft echter geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit kan volgen dat een andere dan de gehanteerde waarden van toepassing zou zijn. Ook dit klachtpunt treft dus geen doel.

Daarnaast voert klaagster ook in dit verband aan dat door misbruik van de volmacht onrechtmatige onttrekkingen zijn gedaan aan het vermogen van erflaatster en dat de notaris hier beter naar zou moeten kijken.

De kamer, onder verwijzing naar hetgeen hierboven (4.2.3) overwogen is stelt vast dat de  notaris inmiddels ook op dit punt voldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan. Dit klachtpunt wordt daarom ongegrond verklaard.

Ook vindt klaagster dat de notaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de noodzaak van de hoge zorgkosten, die uit het vermogen van erflaatster zijn betaald. De notaris heeft in verweer aangevoerd dat zij klaagster al eerder heeft laten weten dat de zorgkosten relatief hoog geweest zijn, vanwege de 24-uurs verpleging van erflaatster.

Daarvoor werd weliswaar een PGB aangevraagd en verkregen, maar dit was tot halverwege het jaar toereikend. Daarna dienden de zorgkosten uit eigen middelen betaald te worden.

Deze gelden zijn dus door de gevolmachtigde niet onrechtmatig aan het vermogen van erflaatster onttrokken, maar besteed aan haar verzorging.

Klaagster heeft de toelichting van de notaris op de zorgkosten weersproken. De kamer is van oordeel dat klaagster haar betwisting van de toelichting op de gemaakte zorgkosten niet of in ieder geval onvoldoende heeft onderbouwd. Dit klachtpunt treft daarom geen doel.

Hetzelfde geldt voor het verwijt van klaagster dat de notaris onvoldoende aandacht heeft besteed aan (onderzoek naar) de afwikkeling van de nalatenschap van de voor-overleden echtgenoot van klaagster. Klaagster heeft dit verwijt onvoldoende concreet gemaakt. De klacht is daarom ook op dit punt ongegrond.

4.2.5) De notaris beheert de boedel niet adequaat

Klaagster maakt in dit verband onder meer bezwaar over de gang van zaken bij het in bewaring nemen van de sieraden door de notaris. De notaris heeft volgens klaagster de kluis geleegd en de sieraden zonder te beschrijven meegenomen en zich schuldig gemaakt aan de heling van juwelen en goud.

De notaris wijst er hier in de eerste plaats op dat zij de sieraden niet uit de woning van erflaatster heeft meegenomen, maar heeft ontvangen op het kantoor van de oorspronkelijk afwikkelingsbewindvoerder, [Nn.]. Kort daarop zijn de sieraden weer teruggeven aan de erfgenamen omdat het de bedoeling was dat zij de sieraden zelf zouden verdelen. Daarna, toen verdeling in onderling overleg niet mogelijk bleek, is de notaris alsnog overgegaan tot inventarisatie, beschrijving en waar nodig taxatie.

De kamer overweegt dat de gang van zaken die de notaris in haar verweer beschrijft, steun vindt in de stukken. De notaris stelt bovendien terecht dat inventarisatie, beschrijving en taxatie van de sieraden door de afwikkelingsbewindvoerder pas aan de orde komen vanaf het moment dat verdeling niet in onderling overleg tussen de erfgenamen mogelijk blijkt. Uit het feit dat klaagster op 26 november 2018 (mede)tekende voor in ontvangst name van de sieraden volgt dat ook zij aanvankelijk instemde met de voorgenomen onderlinge verdeling. De omstandigheid dat klaagster (zie 2.6) bij bedoelde ontvangst een voorbehoud maakte over de omvang van de teruggave, doet immers niet af aan klaagsters kennelijke instemming met de voorgenomen verdeling in onderling overleg.

Uit de stukken blijkt voorts dat de notaris nadien, toen verdeling in onderling overleg niet lukte, die sieraden wederom in bewaring heeft genomen en alsnog is overgegaan tot inventarisatie, beschrijving en taxatie. Voor de beschuldiging van heling en verduistering wordt overigens geen enkel feitelijk aanknopingspunt gevonden. Daar waar klaagster zich op het standpunt stelt dat er reeds bij de eerste bewaring van de sieraden in het huis van erflaatster sieraden verdwenen zouden zijn, geldt bovendien dat de notaris op dat moment nog niet bij deze zaak betrokken was.

Een en ander brengt de kamer tot de conclusie dat het proces van boedelbeschrijving en –beheer zoals door de notaris opgezet en uitgevoerd, ook voor wat betreft de sieraden voldoende zorgvuldig is verlopen. De klachtpunten die klaagster hierover heeft aangedragen worden dan ook ongegrond verklaard.

Hetzelfde geldt voor de klacht van klaagster dat de notaris derden toestaat inboedel uit de woning van erflater te ontvreemden. De notaris heeft in haar e-mail van 24 november 2018 de erfgenamen de keus gegeven al dan niet de sloten van de woning te laten vervangen. De erfgenamen, waaronder klaagster, hebben toen niet voor vervanging van de sloten gekozen. Het risico van de (theoretische) mogelijkheid dat derden toegang hebben tot de woning van erflaatster, is daarmee voor rekening van de erfgenamen gekomen. De notaris heeft de erfgenamen, waaronder klaagster, ook met zoveel woorden voor dit risico gewaarschuwd, zie hierboven onder 2.5.  Het verwijt van klaagster op dit punt is daarom niet terecht. In dit verband heeft de kamer tevens overwogen dat klaagster haar klacht op dit punt niet concreet heeft gemaakt, afgezien van de beschuldiging van de echtgenoot van één van haar zussen van diefstal uit de inboedel. Uit de stukken blijkt echter niet dat deze beschuldiging terecht is geweest.

In ieder geval is (ook hieruit) niet gebleken dat de notaris ontvreemding van inboedel zou hebben toegestaan. Ook is niet komen vast te staan dat de notaris klaagster zou hebben geweigerd een camera in de woning op te hangen. Ook dit klachtpunt is dus ongegrond.

Voor wat betreft het feit dat de notaris namens de zussen van klaagster aangifte heeft gedaan van diefstal geldt dat klaagster niet onderbouwt waarom de notaris hierdoor onbetamelijk zou hebben gehandeld. De notaris daarentegen heeft in haar verweer wel toegelicht waarom zij deze aangifte heeft gedaan. Ook uit deze toelichting is van onbetamelijk handelen van de notaris niet gebleken. De kamer ziet daarom ook hier geen aanknopingspunt voor een tuchtrechtelijk verwijt.

4.2.6) De notaris voert onvoldoende regie op de boedelverdeling

Klaagster stelt dat de notaris van het begin af aan wist of had moeten weten dat de erfgenamen het niet eens zouden worden over de verdeling van de inboedel en daarom meteen meer regie had moeten nemen bij de verdeling van de inboedel. Dan zouden er geen goederen uit de inboedel verdwenen (gestolen) zijn en was er meer overzicht, ook voor wat betreft de waarde van de inboedel, geweest. De notaris heeft de zaken teveel op zijn beloop gelaten.

De kamer is van oordeel dat het verwijt dat klaagster de notaris hier maakt, niet terecht is. Zoals hierboven onder 4.2.3 en 4.2.5 is beschreven heeft de notaris de boedelbeschrijving en -verdeling aanvankelijk met uitdrukkelijke instemming ook van klaagster, aan de erfgenamen overgelaten. Toen dit niet bleek te werken heeft de notaris de (coördinatie van de) werkzaamheden voor de beschrijving en verdeling adequaat en voldoende voortvarend opgepakt. De kamer, bij gebrek ook aan informatie over de uitkomst van de strafrechtelijke aangiften die over en weer gedaan zijn, ziet dan ook geen grond de notaris de beweerdelijke verdwijning (diefstal) van inboedelgoederen tuchtrechtelijk te verwijten. De klachten op dit punt worden daarom ook ongegrond verklaard.

Ook het verwijt dat de notaris niets uit zou doen op de wens van klaagster de woning aan te kopen is hierboven al eerder besproken en onterecht geoordeeld.

Klaagster heeft in haar klacht nog vele andere feiten en omstandigheden gesteld die gaan over de boedelverdeling. Deze komen er stuk voor stuk op neer dat klaagster niet tevreden is met de uitkomst van de verdeling. Echter uit de stukken volgt dat klaagster door de notaris bij herhaling in de gelegenheid is gesteld om op te geven welke goederen en sieraden zij uit de nalatenschap wenste te verkrijgen. Klaagster heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Wel heeft klaagster het oude telefoonnummer van haar ouders weer op haar naam laten zetten. Daartoe heeft zij contact opgenomen en afgesproken dat het telefoonnummer haar na een quarantaine-periode van 6 maanden zal worden toegewezen.

Klaagster verwijt de notaris dat zij rechtstreekse overname van het telefoonnummer door klaagster niet heeft willen faciliteren omdat de zussen van klaagster hierop tegen zouden zijn geweest. Deze veronderstelling vindt echter geen steun in de stukken. De notaris heeft als afwikkelingsbewindvoerder tot opzeggen van het telefoonnummer kunnen en mogen besluiten en dit gegeven vormt geen grond om aan te nemen dat de notaris onvoldoende regie op de boedelverdeling zou hebben gevoerd of haar werkzaamheden in dit verband anderszins onzorgvuldig zou hebben verricht. De kamer ziet daarom geen aanknopingspunten de klachten van klaagster over de (regie op de) boedelverdeling gegrond te verklaren.

4.2.7) De notaris is partijdig

Klaagster stelt zich op het standpunt dat uit voorgaande klachtpunten volgt dat de notaris haar werkzaamheden in deze zaak niet onpartijdig heeft verricht en de belangen van de zussen van klaagster heeft laten prevaleren boven de belangen van klaagster. Ook uit het feit dat de notaris bij klaagster informatie heeft opgevraagd over de waarde van het aandeel in de commanditaire vennootschap van klaagster dat in de nalatenschap valt, leidt klaagster af dat de notaris niet onpartijdig te werk gaat.

De kamer overweegt als volgt. De notaris heeft in deze zaak een uitgebreid onderbouwde toelichting gegeven op de wijze waarop zij haar werkzaamheden als afwikkelingsbewindvoerder heeft aangepakt. Ook voor wat betreft de beschrijving van het aandeel in de CV. De aanpak van de notaris is naar het oordeel van de kamer evenwichtig en adequaat. Uit de stukken volgt onder andere dat in het kader van de boedelbeschrijving niet alleen bij klaagster, maar ook bij de andere zussen informatie is opgevraagd. De kamer ziet ook verder in de aanpak van de notaris geen enkele grond om partijdigheid aan te nemen. De klacht wordt daarom ook op dit punt ongegrond verklaard.

4.2.8) De notaris  handelt dan wel laat na in strijd met de Wet voorkoming van witwassen en financiering terrorisme (Wwft).

Voor deze stelling heeft klaagster geen andere onderbouwing voorgesteld dan de stelling dat er in de nalatenschap sprake zou zijn van (grote sommen) zwart geld. Deze stelling vormt echter onvoldoende grond om aan te nemen dat de notaris in deze zaak in strijd met de Wwft zou hebben gehandeld danwel nagelaten.

De klacht is daarom ook op dit punt ongegrond.

4.2.9) De notaris brengt voor haar werkzaamheden een te hoog tarief in rekening

Ook op dit punt heeft klaagster haar klacht niet onderbouwd. De klacht wordt daarom ook op dit onderdeel ongegrond verklaard.

4.3 Dit leidt tot de volgende beslissing.

  5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen, voorzitter, mr. E. Koers en

mr. V. Oostra leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2020.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.