ECLI:NL:TACAKN:2020:62 Accountantskamer Zwolle 20/70 en 20/71 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2020:62
Datum uitspraak: 26-10-2020
Datum publicatie: 26-10-2020
Zaaknummer(s): 20/70 en 20/71 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht over waardebepaling onderneming op gezamenlijk verzoek van gescheiden echtelieden, over de totstandkoming van het rapport en over de behandeling van een interne klacht bij het accountantskantoor. Klachten ongegrond. Klager heeft niet onderbouwd waarom het rapport niet eenduidig interpreteerbaar is. De Accountantskamer is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat de accountant zich bij de uitvoering van zijn onderzoek heeft laten “verleiden” dan wel anderszins onheus heeft laten beïnvloeden door klagers voormalige echtgenote en haar advocaat. Als deskundige had de accountant een zekere vrijheid bij de inrichting van zijn onderzoek. Het behoorde niet tot de taak van de accountant, als door klager en zijn voormalige echtgenote ingeschakelde deskundige, om zich uit te laten over de civiele procedure die tussen klager en zijn voormalige echtgenote gevoerd werd. Niet gebleken is dat de accountant in zijn communicatie over het tijdsverloop dat gemoeid was met het maken van het rapport tekort is geschoten. Dat de behandeling van de interne klacht tegen de accountant niet tot het door klager gewenste resultaat heeft geleid, betekent niet dat de interne klacht daarmee onzorgvuldig is behandeld.

ACCOUNTANTS KAMER

 

UITSPRAAK op grond van artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaken met nummers  20/70 en 20/71 Wtra AK van 26 oktober 2020 van

X

wonende te [plaats1]

K L A G E R

gemachtigde: [A] te [plaats1]

t e g e n

Y1 en

Y2

beiden registeraccountant

kantoorhoudende te [plaats2]

B E T R O K K E N E N

1.         De procedure

1.1.      De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-          het klaagschrift met bijlagen

-          de verweerschriften met bijlagen

-          de repliek van klager

-          de dupliek van betrokkenen.

1.2.      Op verzoek van partijen is de geplande behandeling ter zitting van 29 juni 2020 niet doorgegaan. Partijen hebben de Accountantskamer toestemming verleend om de behandeling van de klacht op de stukken schriftelijk af te doen.

1.3.      De Accountantskamer heeft partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op elkaars standpunten te reageren. Partijen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

1.4.      De Accountantskamer heeft het onderzoek vervolgens op 16 oktober 2020 gesloten.

2.         De feiten

2.1.      Betrokkene [Y1] RA (hierna: [Y1]) is sinds [datum] ingeschreven in het accountantsregister van de Nba. Betrokkene [Y2] RA (hierna: [Y2]) is sinds [datum] ingeschreven in het accountantsregister van de Nba. Betrokkenen zijn werkzaam bij [accountantskantoor1] (hierna: [accountantskantoor1]) te [plaats2].

2.2.      Klager is, samen met zijn broer, mede-directeur van [BV1] (hierna: [BV1]), een aannemersbedrijf dat gevestigd is in [plaats3]. Klager is 100 % aandeelhouder van [BV2] (hierna: [BV2]). Deze B.V., die verder geen eigen activiteiten verrichtte, bezat 50 % van de aandelen van [BV1] en 33 % van de aandelen van [BV3] (hierna: [BV3]). Met ingang van het jaar 2016 was [BV1] verlieslatend.

2.3.      [BV1] betaalde jaarlijks een management fee van € 80.000 aan [BV2]. Klager ontving in 2015 en 2016  van [BV2] een bruto salaris van € 60.000. Tussen klager en [BV2] was sprake van een rekening-courantverhouding. Ultimo 2016 bedroeg de rekening courantschuld (hierna: RC-schuld) van klager aan [BV2] € 122.046. Verder is in 2016 door [BV2] een lening van € 50.000 verstrekt aan [A] (hierna: [A]).

2.4.      Klager is gehuwd geweest met mevrouw [B] (hierna: [B]). Klager en [B] zijn van elkaar gescheiden. Vervolgens hebben klager en [B], die werden bijgestaan door raadslieden, gezamenlijk besloten om [Y1] als neutraal financieel adviseur in te schakelen om (i) de waarde te bepalen van [BV2], (ii) het door klager in redelijkheid te verwerven inkomen via deze vennootschap vast te stellen en (iii) het pensioen in eigen beheer vast te stellen.

2.5.      Het was aanvankelijk de bedoeling dat het rapport op 17 april 2017 klaar zou zijn. Dat is niet gelukt. Het rapport is uiteindelijk op 13 februari 2018 gereed gekomen. In zijn rapport concludeert [Y1] dat het eigen vermogen van [BV2] per 25 oktober 2016 € 198.878 bedroeg. Uitgaande van de verlieslatende situatie van [BV1] in 2016, concludeert [Y1] dat de onderneming geen financiële ruimte heeft voor het blijven voldoen van management fees aan de aandeelhouders, waaronder [BV2].

[Y1] heeft voorts geconcludeerd dat sprake is van een groot verschil tussen de commerciële en de fiscale pensioenvoorziening in [BV2]. In het rapport heeft [Y1] de fiscale waarde aangehouden. Hij concludeert dat nauwelijks sprake zal zijn van uitkeerbare reserves.

2.6.      Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om te reageren op het concept-rapport, van 4 september 2017. Bij e-mail van 6 september 2017 heeft klagers advocaat aangegeven dat klager zich kan vinden in de in het concept-rapport verwoorde bevindingen. Het definitieve rapport is op hoofdlijnen identiek aan het concept-rapport.

2.7.      Het geschil tussen klager en [B] over de vermogensverdeling is nog altijd niet opgelost. Klager wijt dit aan (ondermeer) betrokkenen.

2.8.      Klager heeft begin 2019 bij [accountantskantoor1] een interne klacht ingediend tegen [Y1]. Deze klacht is behandeld door [Y2]. [Y2] heeft de tegen [Y1] ingediende klacht ongegrond verklaard.

3.         De klacht

Betrokkenen hebben volgens klager gehandeld in strijd met de voor hen geldende gedrags- en beroepsregels. Klager verwijt betrokkenen het volgende:

a.         Het opgestelde rapport, van 13 februari 2018, is niet eenduidig interpreteerbaar            en het geeft geen antwoord op de vraag wat de waarde is van de aandelen      [BV2];

b.         Het rapport was niet tijdig klaar en betrokkenen hebben niet goed           gecommuniceerd over het tijdsverloop;

c.         Betrokkenen hebben niet gereageerd op de door klager gestelde voorwaarde dat          een gesprek met [B] en haar advocaat alleen mocht plaatsvinden als de           kosten daarvan niet voor rekening van klager zouden komen;

d.         Betrokkenen hebben in rekening gebrachte reiskosten niet opgenomen in hun   urenspecificatie;

e.         Betrokkenen hebben op 2 oktober 2017 het verzoek gedaan om aanvullende     stukken, waaronder een jaarprognose, aan te leveren, terwijl deze eerder geen            onderdeel vormden van de opdracht;

f.          Betrokkenen hebben geweigerd om een vraag van klager te beantwoorden met

             als reden dat hij alleen antwoord geeft op vragen die door beide partijen worden          gesteld, terwijl hij wel een vraag van de advocaat van [B] heeft beantwoord;

g.         Betrokkenen geven in hun rapport niet duidelijk weer dat de rekening-courant   (hierna: RC)-verhouding tussen klager en [BV2] en de waarde van de aandelen [BV2] met elkaar verbonden zijn en zij hebben geweigerd             om in te grijpen toen [B] en haar advocaten aangaven dat [B] gerechtigd is om de geschatte RC-schuld op de datum van de echtscheiding in haar berekeningen voor het verdelen van de inboedel te gebruiken;

h.         Betrokkenen zijn ondanks een andere in de de uitspraak van de rechtbank

              bepaalde peildatum (18 augustus 2015) en zonder dat sprake was van duidelijk vastgelegde argumenten hiervoor en zonder vermelding dat met de positie van de     RC op die datum gerekend zou worden, meegegaan in het verzoek van de partijen om de waarde van de aandelen per 25 oktober 2016 te bepalen;

i.          Betrokkenen zijn tot driemaal toe apart in gesprek gegaan met partijen;

j.          Betrokkenen hebben partijen ten onrechte verzocht om met hen in gesprek te   gaan, zonder dat daarbij het doel van het gesprek werd aangegeven en van             tevoren duidelijk was gemaakt dat de meningen van partijen over elkaar niet        relevant waren voor het gesprek en dat deze niet zouden worden besproken;

k.         Betrokkenen hebben ondanks hun ervaring met het eerste gesprek voorgesteld om een tweede gesprek te voeren om het conceptrapport te bespreken en           [Y1] heeft dit gesprek gevoerd zonder dat hij de door klager hieraan gestelde   voorwaarden heeft geaccepteerd;

l.          Betrokkenen zijn onvoldoende bedacht geweest op druk van de zijde van [B]

             en haar advocaat en zij hebben ten gevolge van deze druk ten onrechte

             prognosecijfers verlangd;

m.        Betrokkenen hebben zonder geldige reden hun rapport niet tijdig gereed            gemaakt;

n.         Betrokkenen hebben de problemen die tussen partijen ontstonden ontkend en zij          hebben daarmee de problemen doen toenemen en de indruk gewekt dat zij        chantabel zijn;

o.         Betrokkenen hebben zich door [B] en haar advocaat laten verleiden om met       klager apart te spreken over [BV3];

p.         Betrokkenen zijn ondanks eerdere negatieve uitlatingen van [B] over klager en zijn accountant, toch met partijen in gesprek gegaan;

q.         Betrokkenen hebben, terwijl zij wisten dat het slecht ging met het bedrijf en de RC-schuld in een jaar flink was opgelopen, hun kop in het zand gestoken en zij   hebben, teneinde [B] en haar advocaat tevreden te stellen, werkzaamheden    uitgesteld en geweigerd om antwoord te geven op vragen;

r.         Betrokkenen hebben zich laten beïnvloeden door [B] en haar advocaat;

s.         Betrokkenen hebben ten onrechte de advocaat van klager verantwoordelijk       gehouden voor maken van stemming door [B];

t.          Betrokkenen hebben ten onrechte de accountant van klager verantwoordelijk    gehouden voor het feit dat het rapport niet op tijd af is gekomen;

u.         Betrokkenen hebben klager uitgehoord over [BV3], terwijl daar los van een verzoek van [B] geen aanleiding voor was;

v.         Betrokkenen hebben onderzoek gedaan naar prognosecijfers zonder dat zij        hiervoor opdracht hadden gekregen en zonder dat zij geluisterd hebben naar            argumenten waaruit bleek dat dit niet gerechtvaardigd was;

w.        Betrokkenen hebben antwoorden gegeven op vragen van [B] en niet op vragen van klager;

x.         Betrokkenen hebben een rapport geschreven dat niet objectief was en dat de    belangen van [B] diende;

y.         Betrokkenen waren bereid om antwoord te geven op vragen van [B] en niet       op vragen van klager;

z.         Betrokkenen hebben ten onrechte geweigerd opheldering te geven over            onduidelijkheden in het rapport;   

aa.       Betrokkenen hebben ten onrechte geen actie ondernomen nadat aan hen bekend         is geworden dat er discussie was ontstaan over de interpretatie van het rapport;

ab.       Betrokkenen hebben klager onder druk gezet om een factuur te betalen door     [B] van zijn betalingsachterstand op de hoogte te stellen;

ac.       De opgemaakte urenspecificatie sluit niet aan op de factuur van het gesprek dat

             op 27 september gevoerd is;

ad.       Betrokkenen hebben ten onrechte beweerd dat het bedrag van € 50.000 dat het            bedrijf van klager uitgeleend heeft, is terugbetaald;

ae.       Betrokkenen hebben in strijd met een door klager gestelde voorwaarde kosten in          rekening gebracht;

af.        Betrokkenen hebben zonder te overleggen het dubbele van de geschatte kosten            in rekening gebracht;

ag.       Klager heeft ten onrechte geen zeggenschap gehad over de onvoorziene kosten             die betrokkenen hebben moeten maken in verband met de totstandkoming van      het rapport;

ah.       Betrokkenen hebben ten onrechte een artikel uit het Algemeen Dagblad (AD)     gebruikt om te suggereren dat het eigenlijk goed zou moeten gaan met het bedrijf          en zij zijn ten onrechte meegegaan in de hoge verwachtingen die [B] had           over de waarde van het bedrijf om daar vervolgens de slechte resultaten       tegenover te stellen;

ai.        Betrokkenen zijn niet aanspreekbaar op hun gedrag en zij hebben zich vijandig en          kleinerend gedragen ten opzichte van klager;

aj.        Betrokkenen hebben misbruik gemaakt van de afhankelijkheidspositie van klager          bij de gezamenlijke opdracht;

ak.       Betrokkenen zijn ten onrechte bereid geweest om een deel van de kosten te      crediteren om klager niet “het vel over zijn been te halen”;

al.        Betrokkenen hebben de interne klacht die klager heeft ingediend onzorgvuldig behandeld.     

4.         De beoordeling

4.1.      De Accountantskamer is van oordeel dat het achterwege laten van een zitting in dit geval, nu partijen zelf hebben aangegeven dat het hun voorkeur had om de behandeling ter zitting achterwege te laten, niet in strijd is met enig voorschrift in de Wtra. Niet gebleken is dat een zorgvuldige behandeling van de klacht meebracht dat de behandeling ter zitting niet achterwege kon worden gelaten.

4.2.      Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet worden getoetst aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en de Nadere voorschriften controle- en overige Standaarden (NV COS).

4.3.      De Accountantskamer stelt vast dat de klacht gericht is tegen zowel [Y1] als tegen [Y2], zonder dat in de klachtonderdelen expliciet onderscheid wordt gemaakt tussen gedragingen die aan [Y1] worden verweten en gedragingen die aan [Y2] worden verweten. Omdat [Y2] niet betrokken is geweest bij het opstellen van het rapport van 13 februari 2018 neemt de Accountantskamer aan dat de klachtonderdelen a tot en met ak niet tegen hem gericht zijn. Voor zover dit anders is bedoeld, zijn de klachtonderdelen a tot en met ak, voor zover gericht tegen [Y2], ongegrond. Omdat [Y1] niet betrokken is geweest bij de behandeling van de tegen hem gerichte klacht, neemt de Accountantskamer aan dat klachtonderdeel al niet tegen hem is gericht. Voor zover dit anders is bedoeld, is klachtonderdeel al, voor zover gericht tegen [Y1], ongegrond.

Klachtonderdeel a:

Het opgestelde rapport, van 13 februari 2018, is niet eenduidig interpreteerbaar en het geeft geen antwoord op de vraag wat de waarde is van de aandelen [BV2].

4.4.      De Accountantskamer stelt vast dat op bladzijde 10 van het opgestelde rapport van 13 februari 2018 is aangegeven dat de waarde van [BV2] per 25 oktober 2016

€ 198.878 was. [Y1] heeft aangegeven hoe hij tot dit bedrag is gekomen. Klager heeft niet onderbouwd waarom dit rapport niet eenduidig interpreteerbaar is.

Klachtonderdeel a is ongegrond.

Klachtonderdeel b:

Het rapport was niet tijdig klaar en betrokkenen hebben niet goed gecommuniceerd over het tijdsverloop.

Klachtonderdeel m:

Betrokkenen hebben zonder geldige reden hun rapport niet tijdig gereed gemaakt.

4.5.      Vast staat dat het op te stellen rapport geruime tijd later gereed is gekomen dan aanvankelijk de bedoeling was. Zoals [Y1] in zijn verweerschrift heeft toegelicht zijn gegevens waar hij partijen om verzocht had niet aanstonds aangeleverd. Zo heeft klager, naar [Y1] onweersproken heeft gesteld, de concept-jaarrekening 2016 eerst op 5 juli 2017 aangeleverd. Het concept-rapport was op 4 september 2017 gereed, waarna klager en [B] daarop konden reageren. De reacties dienden vervolgens in het rapport te worden verwerkt. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat het niet aan [Y1] te wijten is dat het rapport niet op de aanvankelijk geplande datum gereed was. Niet gebleken is dat [Y1] in zijn communicatie over het tijdsverloop dat gemoeid was met het maken van het rapport tekort is geschoten. 

De klachtonderdelen b en m zijn ongegrond.

Klachtonderdeel c:

Betrokkenen hebben niet gereageerd op de door klager gestelde voorwaarde dat een gesprek met [B] en haar advocaat alleen mocht plaatsvinden als de kosten daarvan niet voor rekening van klager zouden komen.

Klachtonderdeel ae:

Betrokkenen hebben in strijd met een door klager gestelde voorwaarde kosten in rekening gebracht.

4.6.      Klager heeft in september 2017 aangegeven dat hij ermee instemde dat [Y1] een gesprek zou voeren met alleen [B] en haar advocaat, mits de kosten voor dat gesprek niet voor zijn rekening zouden komen. Daargelaten de vraag of deze voorwaarde toelaatbaar was in het licht van de bij het geven van de opdracht aan [Y1] gemaakte afspraak tussen klager en [B] dat beide partijen de helft van de kosten zouden dragen, heeft [Y1] nadien 50 % van het aan klager hiervoor gedeclareerde bedrag hiervoor gecrediteerd, omdat hij vond dat hij hierover niet duidelijk was geweest naar klager. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat [Y1] voor wat betreft de kosten heeft gehandeld in strijd met enig fundamenteel beginsel.

De klachtonderdelen c en ae zijn ongegrond.

Klachtonderdeel d:

Betrokkenen hebben in rekening gebrachte reiskosten niet opgenomen in hun urenspecificatie.

Klachtonderdeel ac:

De opgemaakte urenspecificatie sluit niet aan op de factuur van het gesprek dat op 27 september gevoerd is.

4.7.      Deze klachtonderdelen hebben betrekking op de op 15 november 2017 opgemaakte factuur in verband met een bespreking die op 27 september 2017 had plaatsgevonden. Bij deze factuur is aan klager een bedrag van € 311 (exclusief btw), zijnde 50 % van de kosten voor door [Y1] verrichte werkzaamheden en reiskosten, in rekening gebracht. Op de factuur is een bedrag van € 28 aan reiskosten vermeld, waarvan € 14 aan klager in rekening is gebracht.

Tussen partijen is niet in geschil dat op de opdracht de algemene voorwaarden voor dienstverlening van de maatschap [accountantskantoor1] registeraccountants, vastgesteld op 1 januari 2001, van toepassing zijn. Deze algemene voorwaarden zijn onder nummer 58/2001 gedeponeerd bij de rechtbank te ’s-Gravenhage. In artikel 11, zevende lid, van deze algemene voorwaarden is het volgende vermeld:

Tenzij partijen uitdrukkelijk anders zijn overeengekomen, zijn de in het kader van de opdracht gemaakte kosten – daaronder begrepen reis- en verblijfkosten en andere ‘out of pocket’ uitgaven alsmede de kosten van de bij de uitvoering van de opdracht ingeschakelde derden – niet in het honorarium c.q. uurtarief begrepen en worden zij, zijnde door de opdrachtgever verschuldigd, afzonderlijk in rekening gebracht.

Door zijn reiskosten op de factuur van 15 november 2017 afzonderlijk te vermelden, heeft [Y1] gehandeld in overeenstemming met de hiervoor geciteerde bepaling uit de algemene voorwaarden. Niet gesteld of gebleken is dat de factuur in enig ander opzicht tekortschiet.

De klachtonderdelen d en ac zijn ongegrond.

Klachtonderdeel e:

Betrokkenen hebben op 2 oktober 2017 het verzoek gedaan om aanvullende stukken, waaronder een jaarprognose, aan te leveren, terwijl deze eerder geen onderdeel vormden van de opdracht.

Klachtonderdeel l:

Betrokkenen zijn onvoldoende bedacht geweest op druk van de zijde van [B] en haar advocaat en zij hebben ten gevolge van deze druk ten onrechte prognosecijfers verlangd.

4.8.      De Accountantskamer stelt voorop dat een accountant bij de uitvoering van een onderzoek als waarvan hier sprake was, een zekere vrijheid heeft bij de inrichting daarvan. Naar het oordeel van de Accountantskamer viel, gelet op de aan hem verstrekte opdracht,  het verzoek van [Y1] om een jaarprognose aan te leveren, binnen de grenzen van deze vrijheid. In het kader van een dergelijke opdracht is het niet ongebruikelijk om kennis te nemen van de prognosecijfers. Niet gebleken is dat hij deze prognose onder druk van [B] en haar advocaat heeft gevraagd. Door het opvragen van aanvullende stukken, waaronder een jaarprognose, heeft [Y1] dan ook niet gehandeld in strijd met enig fundamenteel beginsel.

De klachtonderdelen e en l zijn ongegrond.

Klachtonderdeel f:

[Y1] heeft geweigerd om een vraag van klager te beantwoorden met als reden dat hij alleen antwoord geeft op vragen die door beide partijen worden gesteld, terwijl hij wel een vraag van de advocaat van [B] heeft beantwoord.

4.9.      Dit klachtonderdeel heeft betrekking op de weigering van [Y1] om een op 30 april 2018 namens klager aan hem gestelde vraag te beantwoorden. Deze vraagstelling luidde als volgt:

U heeft in verband met de echtscheiding van mevrouw en de heer gerapporteerd over de waarde van XXX Beheer B.V. [bedoeld zal zijn: [BV2]; toevoeging Ack]. De vrouw en de man zijn nu bezig met de afwikkeling van de echtscheiding. Er is hierbij onder andere een geschil over de hoogte van de rekeningcourantschuld directie. Namens de vrouw stelt AdV dat deze niet € 122.046 moet zijn maar € 40.000. Hierbij blijft ze wel uitgaan van de waarde van XXX Beheer B.V. zoals deze door u is berekend. Namens de man verzoek ik u de advocaten te berichten welke bedragen gehanteerd moeten worden in de eindafrekening.

●         waarde van XXX B.V.;

●         hoogte van de rekeningcourantschuld.

De Accountantskamer stelt vast dat [Y1] de e-mail van 30 april 2018 wel degelijk heeft beantwoord, maar dat hij in zijn antwoord verwezen heeft naar de aan hem verstrekte opdracht en naar de in het door hem opgestelde rapport neergelegde gegevens. Klagers opmerking over het beantwoorden van een vraag van de advocaat van [B] is onvoldoende onderbouwd. Niet gebleken is dat [Y1] hierdoor gehandeld heeft in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit dan wel met enig ander fundamenteel beginsel.

Klachtonderdeel f is ongegrond.

Klachtonderdeel g:

Betrokkenen geven in hun rapport niet duidelijk weer dat de rekening-courant (hierna: RC)-verhouding tussen klager en [BV2] en de waarde van de aandelen  [BV2] met elkaar verbonden zijn en zij hebben geweigerd om in te grijpen toen [B] en haar advocaten aangaven dat [B] gerechtigd is om de geschatte RC-schuld op de datum van de echtscheiding in haar berekeningen voor het verdelen van de inboedel te gebruiken.

4.10.    De Accountantskamer stelt voorop dat uit de opdrachtbevestiging niet blijkt dat het tot de opdracht van [Y1] behoorde om zich uit te laten over de relatie tussen de RC-verhouding tussen klager en [BV2] en de waarde van de aandelen. Dat [Y1] hiertoe gehouden zou zijn volgt ook niet uit enig fundamenteel beginsel. Het behoorde niet tot de taak van [Y1], als door klager en [B] ingeschakelde deskundige, om zich uit te laten over de civiele procedure die tussen klager en [B] gevoerd werd.

Klachtonderdeel g is ongegrond.

Klachtonderdeel h:

Betrokkenen zijn ondanks de uitspraak van de rechtbank en zonder dat sprake was van duidelijk vastgelegde argumenten hiervoor en zonder vermelding dat met de RC op die datum gerekend zou worden, meegegaan in het verzoek van de advocaten om de waarde van de aandelen per 25 oktober 2016 te bepalen.

4.11.    Uit de opdrachtbevestiging blijkt dat klager en [B] samen hebben verzocht om de waardering van de aandelen te bepalen per 25 oktober 2016. Er is geen reden waarom [Y1] niet mocht meegaan in deze wens van beide partijen.

Klachtonderdeel h is ongegrond.

Klachtonderdeel i:

Betrokkenen zijn tot driemaal toe apart in gesprek gegaan met partijen.

4.12.    Tussen partijen is niet in geschil dat [Y1] een aantal malen apart met klager en met [B] heeft gesproken. [Y1] heeft onweersproken gesteld dat de reden hiervoor was dat klager had aangegeven dat hij niet met [B] aan één tafel wilde zitten. Onder deze omstandigheden moest [Y1] naar een andere mogelijkheid zoeken om met partijen in gesprek te gaan. Klager heeft niet weersproken dat de separate gesprekken met instemming van partijen hebben plaatsgevonden. Niet gebleken is dat [Y1] hiermee gehandeld heeft in strijd met enig fundamenteel beginsel.

Klachtonderdeel i is ongegrond.

Klachtonderdeel j:

Betrokkenen hebben partijen ten onrechte verzocht om met hen in gesprek te gaan, zonder dat daarbij het doel van het gesprek werd aangegeven en van tevoren duidelijk was gemaakt dat de meningen van partijen over elkaar niet relevant waren voor het gesprek en dat deze niet zouden worden besproken.

4.13.    De Accountantskamer stelt voorop dat [Y1] met klager en [B] en hun raadslieden in gesprek is gegaan met als doel om informatie te vergaren met het oog op het maken van het rapport. Over dit doel kan redelijkerwijs geen misverstand hebben bestaan bij partijen gezien de door hen aan [Y1] gegeven opdracht. Niet gebleken is dat [Y1] voorafgaand aan het voeren van deze gesprekken tekort is geschoten in het voorlichten van klager en [B]. Niet gebleken is dat [Y1] door de wijze waarop hij in gesprek is gegaan met klager en [B] gehandeld heeft in strijd met enig fundamenteel beginsel.

Klachtonderdeel j is ongegrond.

Klachtonderdeel k:

Betrokkenen hebben ondanks hun ervaring met het eerste gesprek voorgesteld om een tweede gesprek te voeren om het conceptrapport te bespreken en [Y1] heeft dit gesprek gevoerd zonder dat hij de door klager hieraan gestelde voorwaarden heeft geaccepteerd.

4.14.    Daargelaten de vraag hoe de door klager gestelde voorwaarde zich verhield tot de afspraken die tussen klager en [B] gemaakt waren staat vast dat klager op zichzelf genomen geen bezwaar had tegen het voeren van het tweede gesprek om het conceptrapport te bespreken. Niet gebleken is dat klager door dit gesprek te voeren gehandeld heeft in strijd met enig fundamenteel beginsel.

Klachtonderdeel k is ongegrond.

Klachtonderdeel n:

Betrokkenen heeft de problemen die tussen partijen ontstonden ontkend en hij heeft daarmee de problemen doen toenemen en de indruk gewekt dat hij chantabel is.

4.15.    De Accountantskamer is van oordeel dat klager dit verwijt niet heeft onderbouwd. Niet gebleken is dat [Y1] door de manier waarop hij met de problemen tussen partijen is omgegaan, heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit dan wel het fundamentele beginsel van integriteit.

Klachtonderdeel n is ongegrond.

Klachtonderdeel o:

Betrokkenen hebben zich door [B] en haar advocaat laten verleiden om met klager apart te spreken over [BV3].

4.16.    De Accountantskamer is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat [Y1] zich bij de uitvoering van zijn onderzoek heeft laten “verleiden” dan wel anderszins onheus heeft laten beïnvloeden door [B] en haar advocaat. Als deskundige had [Y1] een zekere vrijheid bij de inrichting van zijn onderzoek. Het in gesprek gaan met klager en het stellen van vragen over [BV3] viel binnen de uitvoering van de opdracht. Van strijd met enig fundamenteel beginsel is dan ook geen sprake.

Klachtonderdeel o is ongegrond.

Klachtonderdeel p:

Betrokkenen zijn ondanks eerdere negatieve uitlatingen van [B] over klager en zijn accountant, toch met partijen in gesprek gegaan.

4.17.    De Accountantskamer stelt voorop dat [Y1] een opdracht had gekregen van klager en van [B], welke opdracht hij zo goed mogelijk diende uit te voeren. Het voeren van gesprekken met partijen lag hierbij voor de hand, ook al was sprake van negatieve uitlatingen van partijen over elkaar. Van strijd met enig fundamenteel beginsel is dan ook geen sprake geweest.

Klachtonderdeel p is ongegrond.

Klachtonderdeel q:

Betrokkenen hebben, terwijl zij wisten dat het slecht ging met het bedrijf en de RC-schuld in een jaar flink was opgelopen, hun kop in het zand gestoken en zij hebben, teneinde [B] en haar advocaat tevreden te stellen, werkzaamheden uitgesteld en geweigerd om antwoord te geven op vragen.

4.18.    De Accountantskamer is van oordeel dat wat klager [Y1] in dit klachtonderdeel verwijt onvoldoende is onderbouwd. Daarom is niet gebleken dat sprake is van strijd met enig fundamenteel beginsel.

Klachtonderdeel q is ongegond.

Klachtonderdeel r:

Betrokkenen hebben zich laten beïnvloeden door [B] en haar advocaat.

4.19.    Klager heeft zijn stelling dat [Y1] zich heeft laten beïnvloeden door [B] en haar advocaat niet althans onvoldoende onderbouwd. Daarom is niet gebleken dat sprake is van strijd met enig fundamenteel beginsel.

Klachtonderdeel r is ongegrond.

Klachtonderdeel s:

Betrokkenen hebben ten onrechte de advocaat van klager verantwoordelijk gehouden voor maken van stemming door [B].

Klachtonderdeel t:

Betrokkenen hebben ten onrechte de accountant van klager verantwoordelijk gehouden voor het feit dat het rapport niet op tijd af is gekomen.

Klachtonderdeel u:

Betrokkenen hebben klager uitgehoord over [BV3], terwijl daar los van een verzoek van [B] geen aanleiding voor was.

Klachtonderdeel v:

Betrokkenen hebben onderzoek gedaan naar prognosecijfers zonder dat zij hiervoor opdracht hadden gekregen en zonder dat zij geluisterd hebben naar argumenten waaruit bleek dat dit niet gerechtvaardigd was.

Klachtonderdeel w:

Betrokkenen hebben antwoorden gegeven op vragen van [B] en niet op vragen van klager.

Klachtonderdeel x:

Betrokkenen hebben een rapport geschreven dat niet objectief was en dat de belangen van [B] diende.

Klachtonderdeel y:

Betrokkenen waren bereid om antwoord te geven op vragen van [B] en niet op vragen van klager.

4.20.    De Accountantskamer stelt voorop dat als algemeen uitgangspunt van het accountantstuchtrecht op grond van de Wtra geldt dat het aan degene die stelt dat een accountant zich aan klachtwaardig handelen of nalaten schuldig heeft gemaakt is om dit standpunt te onderbouwen. De Accountantskamer is van oordeel dat klager de aantijgingen die hij in deze klachtonderdelen maakt niet, althans onvoldoende, heeft onderbouwd. Daarom is niet gebleken van strijd met enig fundamenteel beginsel.

De klachtonderdelen s, t, u, v, w, x en y zijn ongegrond.

Klachtonderdeel z:

Betrokkenen hebben ten onrechte geweigerd opheldering te geven over onduidelijkheden in het rapport.

4.21.    Uit de overgelegde stukken blijkt dat [Y1] diverse malen, in ieder geval op 15 augustus 2019 en op 20 augustus 2019, uitgebreid per e-mail heeft gereageerd op vragen die klager hem had gesteld. De stelling van [Y1] dat hij in 2018 aan klager en [B] heeft aangeboden om desgevraagd vragen te beantwoorden, maar dat hij geen reactie heeft gehad op dit aanbod, is niet door klager weersproken. Daarom is niet gebleken van strijd met enig fundamenteel beginsel.

Klachtonderdeel z is ongegrond.

Klachtonderdeel aa:

Betrokkenen hebben ten onrechte geen actie ondernomen nadat aan hen bekend is geworden dat er discussie was ontstaan over de interpretatie van het rapport.

4.22.    De Accountantskamer is van oordeel dat het niet aan [Y1], als deskundige, was om zich te mengen in het juridische geschil tussen partijen. Gesteld noch gebleken is dat een nadere toelichting op zijn rapport, aan oplossing van het geschil tussen partijen had kunnen bijdragen. Hij hoefde dan ook geen actie te ondernemen.

Klachtonderdeel aa is ongegrond.

Klachtonderdeel ab:

Betrokkenen hebben klager onder druk gezet om een factuur te betalen door [B] van zijn betalingsachterstand op de hoogte te stellen

4.23.    Bij de opdrachtverlening is overeengekomen dat [B] en klager hoofdelijk aansprakelijk waren voor het voldoen van de kosten van het onderzoek door [Y1]. Op enig moment heeft klager geweigerd om een factuur van [Y1] te betalen. Hierop heeft [Y1] [B] aangesproken tot betaling van deze factuur. Hierbij heeft hij haar ervan op de hoogte gesteld dat de factuur niet door klager was betaald. De Accountantskamer is van oordeel dat [Y1] door dit te doen niet heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vertrouwelijkheid. [Y1] kon [B] immers alleen aanspreken tot betaling omdat voor dit bedrag nog geen betaling (door klager) had plaatsgevonden.

Klachtonderdeel ab is ongegrond.

Klachtonderdeel ad:

Betrokkenen hebben ten onrechte beweerd dat het bedrag van € 50.000 dat zijn bedrijf uitgeleend heeft, is terugbetaald.

4.24.    De Accountantskamer stelt voorop dat op bladzijde 12 van het rapport van 13 februari 2018, anders dan klager blijkbaar meent, niet staat dat het bedrag van € 50.000, dat door [BV2] aan [A] was uitgeleend, was terugbetaald, maar dat [Y1] van klager begrepen had dat dit bedrag zou zijn terugbetaald. In zijn verweerschrift heeft [Y1] verklaard dat klager hem dit mondeling heeft meegedeeld, maar dat hij de juistheid van deze mededeling niet heeft gecontroleerd. De Accountantskamer is van oordeel dat [Y1] door de wijze waarop hij de aan hem gedane mededeling heeft vermeld in het rapport van 13 februari 2018 niet gehandeld heeft in strijd met enig fundamenteel beginsel.

Klachtonderdeel ad is ongegrond.

Klachtonderdeel af:

Betrokkenen hebben zonder te overleggen het dubbele van de geschatte kosten in rekening gebracht.

4.25.    De Accountantskamer stelt voorop dat het door [Y1] gehanteerde uurtarief bleek uit de opdrachtbevestiging. Dat de afronding van de opdracht meer tijd heeft gekost dan aanvankelijk gedacht, betekent niet dat [Y1] daarmee gehandeld heeft in strijd met enig fundamenteel beginsel.

Klachtonderdeel af is ongegrond.

Klachtonderdeel ag:

Klager heeft ten onrechte geen zeggenschap gehad over de onvoorziene kosten die betrokkenen hebben moeten maken in verband met de totstandkoming van het rapport.

4.26.    Niet duidelijk is over welke onvoorziene kosten in dit klachtonderdeel wordt geklaagd. Het had op de weg van klager gelegen om dit aan te geven. Niet gebleken is dat sprake is van strijd met enig fundamenteel beginsel.

Klachtonderdeel ag is ongegrond.

Klachtonderdeel ah:

Betrokkenen hebben ten onrechte een artikel uit het Algemeen Dagblad (AD) gebruikt om te suggereren dat het eigenlijk goed zou moeten gaan met het bedrijf en zij zijn ten onrechte meegegaan in de hoge verwachtingen die [B] had over de waarde van het bedrijf om daar vervolgens de slechte resultaten tegenover te stellen.

4.27.    [Y1] heeft op bladzijde 5 van zijn rapport van 13 februari 2018, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

De heer [X] heeft mij tijdens mijn bezoek aan zijn bedrijf op 29 juni 2017 aangegeven dat hij de positieve berichten over de bouwwereld ook hoort en leest, maar dat herstel en de toenemend vraag niet dit niet zichtbaar [bedoeld zal zijn: niet zichtbaar, met weglating van ‘niet dit’; opmerking Ack] is bij zijn onderneming. In tegenstelling tot de signalen uit de markt kent de onderneming ook in 2017 geen opvallende toename van aanvragen van potentiële klanten. Gezien de positieve ontwikkelingen in de markt als geheel is dit een zorgelijk signaal. Ik verwijs in dit kader ondermeer naar berichten in de pers hieromtrent, zoals bijvoorbeeld het volgende citaat uit het AD van 15 juni 2017: “Als consument heb je nu meer geduld nodig”, zegt [C], directeur van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB). “De orderportefeuilles van aannemers zitten op hetzelfde volume als op het hoogtepunt van voor de crisis. Inmiddels hebben bouwbedrijven voor iedereen die ze rond hebben lopen gemiddeld 10 maanden werk. Historisch gezien zijn dat hoge cijfers.”

De Accountantskamer stelt vast dat het artikel uit het AD gebruikt is als illustratie, in de context van de ontwikkelingen in de sector waarbinnen [BV1] werkzaam was. Aan het citaat worden in het rapport van 13 februari 2018 geen conclusies verbonden. Niet valt in te zien waarom [Y1] het artikel uit het AD niet op deze wijze mocht gebruiken. [Y1] heeft door gebruik te maken van dit artikel dan ook niet gehandeld in strijd met enig fundamenteel beginsel.

Klachtonderdeel ah is ongegrond.

Klachtonderdeel ai:

Betrokkenen zijn niet aanspreekbaar op hun gedrag en zij hebben zich vijandig en kleinerend gedragen ten opzichte van klager.

4.28.    Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel moet voorop worden gesteld dat het gegeven dat klager het niet eens is met de werkzaamheden die [Y1] heeft verricht, op zichzelf genomen niet betekent dat [Y1] niet aanspreekbaar is op zijn gedrag. De stelling dat [Y1] zich vijandig en kleinerend heeft gedragen ten opzichte van klager is niet onderbouwd.

Klachtonderdeel ai is ongegrond.

Klachtonderdeel aj:

Betrokkenen hebben misbruik gemaakt van de afhankelijkheidspositie van klager bij de gezamenlijke opdracht.

4.29.    Uit de door partijen overgelegde stukken blijkt dat klager ten tijde van de opdracht aan [Y1] werd bijgestaan door een advocaat en door een accountant/financieel deskundige. Niet valt in te zien waarom destijds sprake was van een afhankelijkheidspositie van klager. Dat sprake was van misbruik van een dergelijke afhankelijkheidspositie is de Accountantskamer dan ook niet gebleken.

Klachtonderdeel aj is ongegrond.

Klachtonderdeel ak:

Betrokkenen zijn ten onrechte bereid geweest om een deel van de kosten te crediteren om klager niet “het vel over zijn been te halen”.

4.30.    De Accountantskamer ziet niet in waarom het [Y1] niet vrij zou staan om een deel van het door klager verschuldigde bedrag te crediteren. Klager heeft dit klachtonderdeel onvoldoende onderbouwd. Niet gebleken is dat [Y1] door dit te doen gehandeld heeft in strijd met enig fundamenteel beginsel.

Klachtonderdeel ak is ongegrond.

Klachtonderdeel al:

Betrokkenen hebben de interne klacht die klager heeft ingediend onzorgvuldig behandeld.         

4.31.    De Accountantskamer stelt vast dat [Y2] in zijn verweerschrift heeft toegelicht wat hij in het kader van de behandeling van de interne klacht bij [accountantskantoor1] gedaan heeft. Klager heeft niet bestreden dat [Y2] hem in het kader van de behandeling van zijn klacht op 29 mei 2019 te woord heeft gestaan. Niet gebleken is dat [Y2] klager de mond heeft gesnoerd. Dat de behandeling van de interne klacht tegen [Y1] niet tot het door klager gewenste resultaat heeft geleid, betekent niet dat de interne klacht daarmee onzorgvuldig is behandeld. Op basis van de overgelegde stukken concludeert de Accountantskamer dat niet gebleken is dat [Y2] de interne klacht onzorgvuldig heeft behandeld.

Klachtonderdeel al is ongegrond.

4.32.    Het voorgaande leidt tot de conclusie dat beide klachten in alle onderdelen ongegrond zijn.

5.         De beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klachten ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.A.J. Lemain, voorzitter, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. I. Tubben (rechterlijke leden) en P. Mansvelder RA en drs. J. Kalisvaart AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2020.

_________                                                                                        __________

secretaris                                                                                          voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra kan tegen deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld door middel van het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (adres: Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag). Het beroepschrift dient de gronden van het beroep te bevatten en te zijn ondertekend.