ECLI:NL:TGZCTG:2020:182 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.356

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:182
Datum uitspraak: 23-10-2020
Datum publicatie: 23-10-2020
Zaaknummer(s): c2019.356
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen anesthesioloog. De anesthesioloog is op de poli Pijngeneeskunde van een ziekenhuis werkzaam. Klager werd vanwege rugklachten met uitstraling naar het linkerbeen tot aan de tenen door zijn behandelend neuroloog naar de anesthesioloog verwezen. Klager verwijt de anesthesioloog dat hij bij de radiofrequente facetdenervatie aan het linkerbeen van klager een onjuiste behandeling heeft uitgevoerd, doordat bij deze behandeling de rechtervoet van klager plotseling naar voren en omhoog klapte. Als gevolg hiervan heeft klager een blauw en paars rechterbeen dat kouder is dan het linkerbeen, en dat niet meer functioneert waardoor klager al diverse keren gevallen is. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.356 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., anesthesioloog, werkzaam te B., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. M.J. de Groot, advocaat verbonden aan Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht

1.         Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 13 december 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. – hierna de anesthesioloog – een klacht ingediend. Bij beslissing van 28 oktober 2019, onder nummer 18195, heeft dat college de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De anesthesioloog heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 2 oktober 2020, waar zijn verschenen klager, in persoon, en de anesthesioloog, in persoon en bijgestaan door mr. de Groot. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. Klager heeft daarbij gebruik gemaakt van notities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

            “ 2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Verweerder is als anesthesioloog/pijnspecialist op de poli Pijngeneeskunde van het ziekenhuis werkzaam. Vanwege rugklachten met uitstraling naar het linkerbeen tot aan de tenen, werd klager door zijn behandelend neuroloog naar verweerder verwezen. Het eerste consult vond plaats op 14 december 2012. Na onderzoek werd in overleg met klager besloten om eerst de pijn vanuit de facetgewrichten te onderzoeken en eventueel te behandelen.

Op 26 april 2013 werd een proefbehandeling van de facetgewrichten links laag in de rug verricht, die pijnvermindering in de rug en het linkerbeen gaf. Op 22 mei 2013 vond een vervolgbehandeling van de facet gewrichten laag in de rug links (radiofrequente denervatie, hierna te noemen: RF) plaats. Naar aanleiding van de bevindingen tijdens de controle op de poli op 7 augustus 2013, volgde op 19 augustus 2013 de transforaminale behandeling van de zenuwen L4 en L5 links. Deze behandeling werd herhaald op 6 november 2013.

Op 23 januari 2014 meldde klager dat het rechterbeen, kouder en roder was. Verweerder gaf klager het advies om hierover contact op te nemen met zijn huisarts. In het dossier staat hierover vermeld:

“         -Memo: Andere been, rechts dus, is kouder. Ook roder. Advies toch langs HA.”

Op 3 juli 2014 volgde de behandeling van de zenuw L5 links door middel van een Percutane RF (hierna te noemen: PRF, door klager ook wel aangeduid als radiofrequente facetdenervatie). Hierbij wordt een gepulseerde radiofrequente stroom bij de zenuwknoop gegeven waardoor de pijnprikkel wordt geremd en de pijn minder wordt ervaren.

In het dossier staat over deze behandeling, voor zover van belang, vermeld:

“         Dagbehandeling

            -Betreft behandeling: pRF wortel lumbaal

            -pRF wortel lumbaal: Links

            -Niveau (li): L5

            -S (L5): 0.2

            -M (L5): 0.3

            -Medicatie pRF wortel lumbaal (li): Ja

            (…)

            -Laesie: PRF 2 Hz 45V 6 min

            (…)”

Het laatste consult van klager bij verweerder vond plaats op 25 september 2014.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder dat hij op 3 juli 2014 bij de radiofrequente facetdenervatie aan het linkerbeen van klager een onjuiste behandeling heeft uitgevoerd, doordat bij deze behandeling de rechtervoet van klager plotseling naar voren en omhoog klapte.

Als gevolg hiervan heeft klager een blauw en paars rechterbeen dat kouder is dan het linkerbeen, en dat niet meer functioneert waardoor klager al diverse keren gevallen is.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft - voor zover van belang kort en zakelijk weergegeven - als verweer het navolgende opgeworpen.

Door verweerder is geen behandeling van zenuwen aan de rechterkant verricht.

Er kan geen relatie worden gelegd tussen de aan de linkerzijde verrichte behandelingen en de klachten in het rechterbeen. De klachten aan het rechterbeen bestonden ook al voor de PRF-behandeling op 3 juli 2014. Als er iets specifieks gebeurt tijdens de behandeling, schrijft verweerder dat in het dossier. Er zijn door verweerder geen bijzonderheden vermeld bij de behandeldatum en ook niet bij het controleconsult. Er is geen sprake van een aan verweerder te maken tuchtrechtelijk verwijt.

5. De overwegingen van het college

Voor de - onvoldoende onderbouwde - stellingen van klager heeft het college geen aanwijzingen in de stukken vinden.

Daarentegen wordt het standpunt van verweerder dat hij adequaat heeft gehandeld, door het dossier ondersteund. Aangezien het beloop van de behandeling, gezien de correcte dossiervorming, goed te volgen is, komt het college tot het oordeel dat de door klager ervaren - overigens vervelende - klachten in zijn rechterbeen, niet kunnen voortvloeien uit de behandeling van de zenuw aan de linkerzijde.

De stellingen van klager kunnen dan ook niet tot het oordeel leiden dat verweerder onprofessioneel of onzorgvuldig heeft gehandeld.

Op grond van het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten die het Regionaal Tuchtcollege heeft weergegeven in overweging 2. “De feiten” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Klager wil met zijn beroep zijn klacht in volle omvang door het Centraal Tuchtcollege laten beoordelen. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege de klacht alsnog gegrond te verklaren.

4.2       De anesthesioloog heeft gemotiveerd verweer gevoerd en heeft het Centraal Tuchtcollege verzocht om het beroep van klager te verwerpen.

4.3       Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de aan het Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover schriftelijk en mondeling bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.

4.4       In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 oktober 2020 is dat debat voortgezet.

4.5       De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege . Dat college is terecht tot het oordeel gekomen dat de door klager ervaren klachten in zijn rechterbeen, niet kunnen voortvloeien uit de behandeling van de zenuw aan de linkerzijde.

4.6         Het Centraal Tuchtcollege merkt daarbij nog op dat de verslaglegging door de anesthesioloog in het medisch dossier volledig en nauwkeurig is.

4.7        Dit alles betekent dat het beroep van klager zal worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep

Deze beslissing is gegeven door: A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

Y.A.J.M. van Kuijck en J. Legemaate, leden-juristen en A. Dahan en C.J. van Oort,

leden-beroepsgenoten en E. van der Linde, secretaris.

Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 oktober 2020.

Voorzitter  w.g.       Secretaris  w.g.