ECLI:NL:TAHVD:2020:208 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200082

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2020:208
Datum uitspraak: 26-10-2020
Datum publicatie: 28-10-2020
Zaaknummer(s): 200082
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat wederpartij. Verweerder mocht de wederpartij rechtstreeks benaderen onder de gegeven omstandigheden. Dat een dagvaarding was betekend en aangebracht en de procedure niet was geroyeerd doet daar niet aan af. De procedure lag al acht maanden stil zonder dat er contact was geweest tussen verweerder en de gemachtigde van klagers. Klagers hebben verweerder expliciet bericht van de zaak af te willen, dat zij niet meer worden bijgestaan door de gemachtigde en verzocht om een schikking. Verweerder mocht onder de gegeven omstandigheden op dit bericht vertrouwen. In de tuchtprocedure is door de gemachtigde van klagers geen verklaring van klager overgelegd waaruit blijkt dat klager terug wil(de) komen op de schikking noch dat hij een andere verklaring dan verweerder heeft over de gang van zaken rondom de schikking. Verweerder hoefde een en ander dus niet te verifiëren bij de gemachtigde van klagers. Klacht ongegrond.

BESLISSING                                   

van 26 oktober 2020

in de zaak 200082

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

klager

verder tezamen: klagers

tegen:

verweerder

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

Het hof verwijst naar de beslissing van 9 maart 2020 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (zaaknummer: 19-765/A/A). In deze beslissing is de klacht van klager ongegrond verklaard.

De beslissing van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl onder ECLI:NL:TADRAMS:2020:42.

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het beroepschrift van klagers tegen deze beslissing is op 17 maart 2020 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Verder bevat het dossier van het hof:

-    de stukken van de raad;

-    het verweerschrift  van verweerder.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 24 augustus 2020. Daar zijn verschenen de gemachtigde van klagers, mr. H.L. van Lookeren Campagne en verweerder.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij in strijd met Gedragsregel 25 heeft gehandeld door in rechtstreeks overleg met klager en buiten medeweten van de advocaat van klagers een minnelijke regeling met klager te treffen.  

4    FEITEN

In de beslissing van de raad zijn de feiten onder randnummer 2 vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.

5    BEOORDELING

5.1    Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Hetgeen klagers in beroep hebben aangevoerd leidt, zoals hierna overwogen, niet tot een ander oordeel.

5.2    In beroep heeft de gemachtigde van klagers nog naar voren gebracht dat verweerder eerst contact met hem had moeten opnemen alvorens te reageren op de e-mail van 17 februari 2018 van klager, omdat hij zich als advocaat had gesteld en aan verweerder een dagvaarding had betekend. Verweerder had de bewering van klager dat hij niet meer werd bijgestaan door zijn advocaat moeten verifiëren bij de advocaat.

5.3    Het hof verwerpt deze stelling. Het enkele feit dat een dagvaarding is betekend en aangebracht aan de wederpartij en de procedure nog niet was geroyeerd, brengt onder de gegeven omstandigheden niet mee dat op verweerder een verplichting rustte om te verifiëren of de gemachtigde van klagers klager nog bijstond. Nadat was gedagvaard voor een zitting op 4 juli 2017 heeft de zaak acht maanden stilgelegen en is er geen contact geweest tussen verweerder en de gemachtigde van klagers. Klager berichtte verweerder expliciet van de zaak ‘af te willen’ en had – zo is gesteld en niet betwist – telefonisch aan verweerder verklaard dat hij geen advocaat meer had. In de tuchtprocedure is door de gemachtigde van klagers geen verklaring van klager overgelegd waaruit blijkt dat klager terug wenst te komen op de schikking dan wel een andere verklaring heeft over de gang van zaken rondom de totstandkoming van de schikking dan verweerder heeft gegeven. Verweerder had geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de mededeling van klager aan hem en mocht aldus op diens verklaring afgaan dat klager niet meer werd bijgestaan door een advocaat. Verweerder hoefde dat dus niet bij de gemachtigde van klagers te verifiëren. Het feit dat er nog een procedure aanhangig was waarbij de gemachtigde van klagers klagers bijstond maakt dat niet anders. De vraag of de gemachtigde van klagers over de getroffen schikking al dan niet is geïnformeerd door klager en of klagers de opdracht jegens hun advocaat hadden ingetrokken, doet voor de tuchtrechtelijke toets jegens verweerder niet ter zake. Gedragsregel 25 ziet dan ook niet, zoals de gemachtigde van klagers heeft aangevoerd, op deze situatie maar op de situatie waarin (het de advocaat duidelijk is dat) een wederpartij wel wordt bijgestaan door een advocaat. Gedragsregel 25 is dan ook niet van toepassing  in dit geval.

5.4    Het hof verwerpt de grieven van de gemachtigde van klagers. Het hof sluit zich voor het overige aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Het hof zal de beoordeling van de raad bekrachtigen.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- bekrachtigt de beslissing van 9 maart 2020 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer 19-765/A/A.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. I.P.A. van Heijst en V. Wolting, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2020.                       

griffier    voorzitter            

De beslissing is verzonden op 26 oktober 2020.