ECLI:NL:TGZCTG:2020:183 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.377

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2020:183
Datum uitspraak: 23-10-2020
Datum publicatie: 23-10-2020
Zaaknummer(s): c2019.377
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Ruim een week nadat klager zich bij een nieuwe huisarts als patiënt had laten inschrijven, heeft hij deze huisarts gevraagd om een kopie van zijn medisch dossier. Klager verwijt de huisarts (1) dat hij hem niet het volledig medische dossier heeft verstrekt en (2) dat hij klager delen van zijn medisch dossier heeft verstrekt waarvan hij wist dat deze onjuistheden bevatten dan wel vervalst waren. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klachtonderdeel 1 gegrond en klachtonderdeel 2 ongegrond en legt aan de huisarts geen maatregel op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen de ongegrondverklaring van klachtonderdeel 2.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.377 van:

A., wonend te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., huisarts, werkzaam te D., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr R.J. Peet, verbonden aan Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht

1.         Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 21 januari 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen C. – hierna de huisarts – een klacht ingediend. Bij beslissing van

5 november 2019, onder nummer G2019/05, heeft dat college het klachtonderdeel, inhoudende dat de huisarts niet een volledig afschrift van het medisch dossier heeft verstrekt, gegrond verklaard en de klacht voor het overige ongegrond verklaard. Daarbij heeft het Regionaal Tuchtcollege gemotiveerd afgezien van het opleggen van een maatregel.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

Het Centraal Tuchtcollege heeft van klager nog nadere correspondentie ontvangen.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 18 september 2020, waar zijn verschenen klager, in persoon, en de huisarts, in persoon en bijgestaan door mr. R.J. Peet, voornoemd. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

            “2. Vaststaande feiten

“Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

Klager is sinds 1 november 2017 patiënt bij verweerder. Op 10 november 2017 heeft hij telefonisch een kopie van zijn medisch dossier opgevraagd met betrekking tot de periode vanaf de knieklachten in 2013. Verweerder heeft een uitdraai van een deel van het medisch dossier verschaft aan klager. Op 17 november 2017 heeft klager gemeld dat een deel van het medisch dossier ontbrak. Klager heeft daarop met de assistente van verweerder achter de computer gezeten om aan te geven wat er miste en heeft daarvan een uitdraai ontvangen.

Klager heeft op 12 februari 2018 contact opgenomen met de praktijk van verweerder en wederom gemeld dat hij een deel van het medisch dossier niet ontvangen had.

Nadat klager een klacht had ingediend bij de E. (hierna:E. ) heeft op 18 februari 2019 een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden. Overeengekomen werd dat verweerder diezelfde dag samen met klager nog een keer het dossier zou doorlopen en de ontbrekende informatie zou uitdraaien. Klager is op enig moment weggelopen.

Na afloop van het mondeling vooronderzoek in deze procedure heeft verweerder het volledige, in chronologische volgorde uitgeprinte, medisch dossier aan klager gegeven.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Nadat klager een onvolledig medisch dossier had ontvangen, heeft hij met de assistente van verweerder het dossier op de computer bekeken. De assistente klikte heel snel door het dossier en heeft vervolgens zo maar iets uitgeprint en meegegeven aan klager. Het bleek niet de ontbrekende informatie te zijn. Er ontbrak nog steeds een deel van het dossier. Het ontvangen dossier was niet chronologisch opgebouwd, maar per episode geordend.

Klager verwijt verweerder allereerst dat hij hem geen volledig medisch dossier heeft verstrekt. Daarnaast heeft verweerder klager delen van zijn medisch dossier verstrekt waarvan hij wist dat deze delen onjuistheden bevatten dan wel vervalst waren.

4. Het verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Nadat klager had aangegeven dat in het ontvangen medisch dossier informatie miste, heeft de assistente samen met klager het dossier doorgelopen. De assistente had de indruk dat de selectie die toen is gemaakt de instemming van klager had, in ieder geval gaf klager de indruk dat dit volstond.

Klager heeft op 12 februari 2018 weer contact opgenomen met de praktijk en te kennen gegeven dat hij nog steeds geen volledige uitdraai had gekregen van zijn dossier. Het is de assistente niet duidelijk geworden wat klager nu nog precies zou missen. Op enig moment heeft klager het telefoongesprek met de assistente verbroken.

Na afloop van het bemiddelingsgesprek bij de E. heeft verweerder getracht klager uit te leggen hoe het huisartseninformatiesysteem werkt en hoe het episodes opslaat. Dit kan namelijk verwarrend overkomen op iemand die niet dagelijks met dit systeem werkt. Helaas is klager tijdens dit gesprek weggelopen.

Verweerder heeft nooit de intentie gehad informatie achter te houden. Hij heeft zich ingespannen om het verzoek van klager helder te krijgen en om de juiste informatie voor klager bijeen te krijgen. Klager heeft op verschillende momenten niet duidelijk aan verweerder aangegeven wat er zou missen in het dossier en wat er niet zou kloppen.

Verweerder betwist dat er achteraf zou zijn geknoeid met het medisch dossier.

5. Beoordeling van de klacht

5.1

Het college stelt voorop dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatige handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Als uitgangspunt geldt dat een patiënt recht op inzage in en afschrift van zijn medisch dossier heeft. Het recht om kennis te nemen van gegevens die over hem worden opgeslagen, heeft een fundamenteel karakter. Dit betekent onder andere dat het – uitzonderingen daargelaten – de patiënt niet onthouden mag worden zijn medisch dossier in te zien en daarvan een kopie op te vragen. Het afschrift moet de patiënt onverwijld worden gegeven.

5.3

In het onderhavige geval was geen sprake is van een uitzonderingssituatie. Klager had dus recht op zijn volledige dossier.

Naar het oordeel van het college had verweerder de intentie om klager een volledig dossier te geven. Ook heeft verweerder zijn best gedaan om klager een compleet afschrift van zijn medisch dossier te verstrekken. Het is echter niet gelukt een goede selectie te maken.

Klager heeft meermalen te kennen gegeven dat er in het medisch dossier dat hij had ontvangen delen ontbraken. Verweerder heeft wel getracht klager uit te leggen hoe het werkte met de episodes in het dossier, maar klager bleef bij zijn standpunt dat hij niet het volledige dossier had.

5.4

Naar het oordeel van het college had verweerder, op het moment dat klager bleef volharden in de stelling dat hij niet het volledige dossier had ontvangen, klager een chronologische uitdraai van zijn medisch dossier moeten geven. Hij kon niet meer volstaan met het aanbieden van het maken van een selectie met klager door de assistente of verweerder. Ook het uitleggen van de werking van het huisartseninformatiesysteem met episodes had geen zin meer. Met een chronologisch uitgeprinte versie van het medisch dossier zou voor klager zijn medisch dossier beter inzichtelijk zijn en deze uitdraai van klagers medisch dossier bevat bovendien – zoals door beide partijen ter zitting is bevestigd – meer informatie dan een uitdraai per episoden

Het college acht het klachtonderdeel dat verweerder geen compleet medisch dossier aan klager heeft verstrekt gegrond. Dat verweerder tijdens deze procedure alsnog een afschrift van het volledige medisch dossier heeft verstrekt aan klager, doet hieraan niet af. De klacht heeft immers betrekking op de periode voorafgaand aan de indiening daarvan.

5.5

Het klachtonderdeel dat verweerder klager delen van een medisch dossier heeft verstrekt waarvan hij wist dat deze waren vervalst dan wel onjuistheden bevatten, acht het college ongegrond. Verweerder was pas korte tijd de huisarts van klager toen deze om het dossier vroeg. Klager wilde een afschrift van het dossier over de periode dat verweerder nog niet zijn huisarts was. Het college ziet niet in waarom verweerder daarin iets zou wijzigen.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.6

Het college verklaart het klachtonderdeel dat verweerder klager niet een volledig afschrift van zijn medisch dossier heeft verstrekt weliswaar gegrond, maar is van oordeel dat dit – nu verweerder wel de intentie had het volledige dossier te verstrekken en daartoe ook de nodige moeite heeft gedaan – niet zodanig tuchtrechtelijk verwijtbaar dat daarvoor een maatregel moet worden opgelegd.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       De oorspronkelijke klacht bestond uit twee onderdelen. Klager verwijt de huisarts (1) dat hij aan hem, klager, niet een volledig medisch dossier heeft verstrekt en (2) dat hij delen van zijn medisch dossier heeft verstrekt waarvan hij wist dat deze onjuistheden bevatten dan wel vervalst waren. Het Regionaal Tuchtcollege heeft het eerste klachtonderdeel gegrond verklaard en het tweede klachtonderdeel ongegrond verklaard.

4.2       Het beroep van klager is gericht tegen de ongegrondverklaring van het tweede klachtonderdeel. Klager verzoekt het Centraal Tuchtcollege dit klachtonderdeel alsnog gegrond te verklaren.

4.3       De huisarts heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege het beroep van klager te verwerpen. De huisarts heeft geen incidenteel beroep ingesteld tegen de gegrondverklaring van het eerste klachtonderdeel, zodat dit klachtonderdeel in beroep niet meer aan de orde is.

4.4       Het Regionaal Tuchtcollege heeft in de bestreden beslissing over het tweede klachtonderdeel overwogen dat – kort weergegeven - klager een afschrift wilde van het medisch dossier over de periode dat de huisarts nog niet zijn huisarts was en dat het niet kan inzien waarom de huisarts hierin iets zou wijzigen.  

4.5       Klager betoogt in beroep terecht dat het Regionaal Tuchtcollege hiermee blijk geeft van een onjuiste lezing van het tweede klachtonderdeel. Dit klachtonderdeel houdt in dat de huisarts bewust onjuiste dan wel vervalste delen van het medisch dossier aan klager heeft verstrekt. Klager verwijt de huisarts niet dat hij zelf wijziging in het dossier van klager heeft aangebracht.

4.6       Het voorgaande neemt niet weg dat het Regionaal Tuchtcollege het tweede klachtonderdeel terecht ongegrond heeft verklaard. Klager heeft dit klachtonderdeel namelijk op geen enkele wijze toegelicht of geconcretiseerd. Hij heeft niet aangegeven welke delen van het medisch dossier dat aan hem is verstrekt volgens hem onjuistheden bevatten dan wel vervalst zijn en waaruit dit blijkt. Ook heeft hij niet aangegeven uit welke feiten of omstandigheden kan worden afgeleid dat de huisarts van de vermeende onjuistheden/vervalsingen op de hoogte was. Het tweede klachtonderdeel kan niet slagen omdat een feitelijke grondslag ontbreekt.

4.7       Uit het voorgaande volgt dat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep

Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter,

H. de Hek en Y.A.J.M. van Kuijck, leden-juristen en F.M.M. van Exter en M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten en E.D. Boer, secretaris.

Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 oktober 2020.

Voorzitter  w.g.          Secretaris  w.g.