Zoekresultaten 2151-2200 van de 44614 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:77 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-041/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over overtreding gedragsregel 22. De raad is van oordeel dat verweerder zich zowel voorafgaand als na afloop van het getuigenverhoor had moeten onthouden van verdergaand contact met klager dan het schudden van diens hand. Het op min of meer indringend wijzen op de consequenties die het overtreden van de geheimhoudingsverplichting voor klager zou hebben was naar het oordeel van de raad onnodig, omdat die consequenties bij klager bekend mochten worden verondersteld en de netelige positie waarin klager zich bevond zou nu juist in de zittingszaal ten overstaan van de rechter worden besproken. In zoverre is de klacht gegrond. Voor het overige is de klacht ongegrond omdat de feitelijke grondslag daarvoor ontbreekt. Omdat de raad in de zaak met kenmerk 24-040/DB/OB, waarin vandaag eveneens een beslissing wordt gegeven, reeds een maatregel aan verweerder oplegt, ziet de raad in de onderhavige zaak af van het opleggen van een maatregel.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:135 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5845

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een plastisch chirurg. De plastisch chirurg heeft bij klaagster aan beide ogen een boven- en onderooglidcorrectie uitgevoerd. Klaagster verwijt de plastisch chirurg dat hij deze correctie niet naar behoren heeft uitgevoerd, dat hij niet voldoende informatie over de risico’s heeft gegeven en dat hij geen goede nazorg heeft verleend.Het college kan niet vaststellen dat de operatie niet op de juiste wijze is uitgevoerd. Voor de stelling van klaagster dat er te veel huid is weggehaald waardoor haar ogen naar beneden trekken, is in de postoperatieve foto’s geen aanwijzing te vinden. Het is verder voor het college invoelbaar dat klaagster veel last en pijn heeft gehad van strakke littekens, maar dat is de plastisch chirurg niet te verwijten. De littekens voelen namelijk strakker naarmate er meer littekenvorming is, maar de mate van littekenvorming is patiëntgebonden. De plastisch chirurg heeft daar geen invloed op.Verder blijkt dat klaagster voldoende informatie heeft gekregen over de operatie. Het college stelt wat betreft de nazorg vast dat uit de stukken blijkt dat er na de operatie van klaagster uitvoerig contact is geweest tussen klaagster en de plastisch chirurg, onder meer via WhatsApp. De plastisch chirurg is steeds goed bereikbaar en aanspreekbaar geweest, en heeft de vragen van klaagster steeds snel beantwoord. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:47 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/744599 / DW RK 24/13 MK/SM

    Beslissing op verzet. Klaagster beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarder niet reageert op de schriftelijke klacht van klaagster. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing wordt ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:48 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/746424 / DW RK 24/71 MK/SM

    Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder voor een onjuist bedrag beslag heeft gelegd. De voorzitter heeft klager ook niet-ontvankelijk verklaard omdat het een (ambts)handeling betrof van langer dan drie jaar geleden. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing wordt ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:49 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/741105 / DW RK 23/381 MK/SM

    Beslissing op verzet. Klager niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:147 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-351/AL/LI/W

    Wrakingsbeslissing. De wrakingskamer van de Raad van Discipline verklaart het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:76 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-040/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over overtreding gedragsregel 22. De raad is van oordeel dat verweerder zich zowel voorafgaand als na afloop van het getuigenverhoor had moeten onthouden van verdergaand contact met de heer B dan het schudden van diens hand. Het op min of meer indringend wijzen op de consequenties die het overtreden van de geheimhoudingsverplichting voor de heer B zou hebben was naar het oordeel van de raad onnodig, omdat die consequenties bij de heer B bekend mochten worden verondersteld en de netelige positie waarin de heer B zich bevond zou nu juist in de zittingszaal ten overstaan van de rechter worden besproken. In zoverre is de klacht gegrond. Dat verweerder zich heeft schuldig gemaakt aan ernstige intimidatie is op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht naar het oordeel van de raad niet komen vast te staan. In zoverre is de klacht ongegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:50 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/726121 / DW RK 22/443 MK/SM

    Klacht ongegrond. De gerechtsdeurwaarder heeft afspraken met zijn opdrachtgever met betrekking tot betalingsvoorstellen en verzoeken tegen finale kwijting in dit geval ‘strikt’ nageleefd. Bij die stand van zaken is de gerechtsdeurwaarder niet verplicht geweest om elk voorstel aan zijn opdrachtgever voor te leggen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:134 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6594

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een chirurg-intensivist. Klaagster was opgenomen in verband met respiratoire insufficiëntie bij een COVID-infectie. Besloten is een arterielijn aan te brengen in de arm van klaagster. Tijdens het verblijf op de IC is bij klaagster een trombus (bloedstolsel) ontstaan in deze arteria brachialis waardoor klaagsters hand werd bedreigd. Haar klacht tegen de chirurg houdt in dat de chirurg niet naar klaagster heeft geluisterd en niet heeft genoteerd dat bij klaagster geen arterielijn (lijn in slagader) of infuus geprikt mocht worden, en dat de chirurg heeft nagelaten noodzakelijke zorg omtrent de arm van klaagster te verlenen.Het college kan op grond van het medisch en verpleegkundig dossier niet vaststellen dat klaagster heeft aangegeven dat zij geen arterielijn (of infuus) wilde of mocht krijgen. Ook kan op grond van de stukken en wat hierover is vastgelegd in het patiëntendossier niet worden vastgesteld dat er reden was voor de chirurg om navraag bij het andere ziekenhuis te doen over een eventuele (medische) reden om geen arterielijn aan te leggen. Het college is het met de chirurg eens dat het ook niet goed denkbaar is dat bij een wakkere patiënt zonder toestemming (of zelfs met verzet) een arterielijn wordt aangebracht.Het college is wat betreft het tweede klachtonderdeel van oordeel dat op grond van het medisch dossier duidelijk wordt dat de chirurg adequaat en tijdig heeft gehandeld rondom de klachten aan de hand, en daarbij de noodzakelijke medische zorg heeft verleend. In de ochtend van 2 december 2021 heeft zij de klachten die klaagster aan haar hand ervoer serieus genomen en volgens de richtlijnen gehandeld. Toen later die dag sprake was van progressie van deze klachten, heeft de chirurg nadere diagnostiek laten uitvoeren en de vaatchirurg in consult gevraagd. Klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:42 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5696

    Psychiater. Klacht: 1) klager niet getest, ondanks zijn verzoek, 2) zonder klager vooraf te informeren, informatie over vader en broer opgenomen in medisch dossier, 3) ondanks verzoek informatie dat klager ‘rand-psychotisch’ was niet uit dossier verwijderd. College: kennelijk ongegrond. Uit medisch dossier blijkt niet dat klager heeft verzocht hem te testen. Psychiater verplicht om relevante informatie uit anamnese op te nemen in medisch dossier (7:454 BW). Niet verplicht klager vooraf te informeren. Uit medisch dossier blijkt niet dat klager heeft verzocht notitie ‘randpsychotisch’ uit dossier te verwijderen. Verzoek had schriftelijk of elektronisch moeten worden gedaan.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2024:12 Kamer voor het notariaat Amsterdam 740208 / NT 23-38 743543 / NT 23-45

    Notaris 1 heeft niet met de grootst mogelijke zorgvuldigheid gehandeld bij de oprichting van de besloten vennootschap en de inschrijving daarvan. Door slechts de website van [A] te bekijken en geen verder onderzoek te doen naar de persoon [A] heeft de notaris de ogen gesloten voor mogelijke risico’s verbonden aan (i) de oprichting van de BV en (ii) inschrijving op een door [A] opgegeven adres, zonder huurovereenkomst of toestemming van klaagster (de eigenaar van de bedrijfsruimte op dat adres). De notaris heeft zijn functie van poortwachter veronachtzaamd. Naar het oordeel van de kamer is sprake van ernstig tekortschieten, wat het opleggen van de maatregel van berisping rechtvaardigt.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:43 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5852

    Klacht tegen een verpleegkundig specialist GGZ die als consulent psychiatrie betrokken was bij de zorgverlening aan klaagster. Klaagster verwijt verweerster dat zij vond dat klaagster passief in bed bleef liggen en dat zij klaagster vlug uit bed wilde hebben. College: uit het dossier blijkt dat verweerster adviezen heeft gegeven over de wijze waarop klaagster dient te worden benaderd bij het activeren en dat zij heeft geadviseerd om een fysiotherapeut in te schakelen. Daaruit blijkt niet dat zij een oordeel heeft gegeven over het activiteitenpatroon van klaagster en ook niet dat zij daarover iets tegen klaagster heeft gezegd. Verweerster ontkent ook wat haar wordt verweten. Een en ander staat dus niet vast. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:142 Hof van Discipline 's Gravenhage 240067 en 240079

    Herstelbeslissing.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:44 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6132

    Klaagster verwijt de radioloog dat zij geen scans kan lezen, dat zij samen met een psychiater klaagster bewust iets wijsmaakt wat niet klopt en dat er geen gedegen onderzoek is gedaan. Oordeel college: uit het medisch dossier blijkt dat de radioloog goed naar de scans heeft gekeken. De enkele omstandigheid dat de radioloog op de scans niet de afwijkingen constateert die klaagster daarop wel constateert, betekent niet dat de radioloog klaagster bewust iets wijsmaakt wat niet klopt. De radioloog kon redelijkerwijs tot de conclusie komen dat er op de scans geen afwijkingen te zien waren. Het uitgevoerde beeldvormende onderzoek was, gelet op de door klaagster aangegeven zorgen, naar de stand van de huidig beschikbare technieken adequaat. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:45 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5697

    Klacht tegen een gz-psycholoog. Klacht: 1) klager niet getest, ondanks zijn verzoek, 2) zonder klager vooraf te informeren, informatie over vader en broer opgenomen in medisch dossier, 3) medisch dossier is incompleet, er is geen antwoord te vinden op de vraag hoe het ging met klager. College: kennelijk ongegrond. Uit het medisch dossier blijkt niet dat klager de gz-psycholoog heeft verzocht hem te testen. Gz-psycholoog moest alle relevante informatie opnemen in medisch dossier, was niet verplicht klager vooraf te informeren. Uit het medisch dossier blijkt dat gz-psycholoog heeft gevraagd hoe het ging met klager, het antwoord daarop was dat klager volledig uit beeld was geraakt. Er waren geen zorgelijke berichten vanuit de afdeling.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:46 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5745

    Verwijt aan psychiater (destijds in opleiding) dat zij niet integer, onafhankelijk en onpartijdig heeft gehandeld, toen zij aanwezig was bij gesprekken die in verband met een pro Justitia-onderzoek met klager zijn gevoerd. Tweede tuchtnorm. Als toehoorder aanwezig in het kader van NIFP-opleiding. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:47 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5796

    Neuroloog. In terugkoppelingsbrief aan huisarts van klaagster stond een behandelbeperking vermeld, waarvan klager meent dat deze onjuist is. Het college stelt vast dat niet verweerster maar een andere zorgverlener de behandelbeperking in het dossier heeft opgenomen. Verweerster heeft getracht met klager af te stemmen tot een juiste vermelding te komen. Klacht ongegrond

  • ECLI:NL:TNORAMS:2024:10 Kamer voor het notariaat Amsterdam 730535 / NT 23-11 730549 / NT 23-13

    De kamer verklaart de klacht over het afhandelen van de nalatenschap ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2024:11 Kamer voor het notariaat Amsterdam 740207 / NT 23-37

    Klacht is deels gegrond. Onprofessionele bejegening. Gelet op het door de notaris gemaakte excuus legt de kamer geen maatregel op. De klacht is voor het overige ongegrond. De kamer kan niet vaststellen dat de notaris met klager en de ex-partner niet over de gevolgen van de wijziging van de samenlevingsovereenkomst heeft gesproken. Daartoe heeft klager onvoldoende gesteld. De kamer acht niet aannemelijk dat de vermogensoverheveling naar de ex-partner vóór overlijden van klager door de notaris zou zijn vastgelegd indien dat niet conform de wensen van klager en de ex-partner was geweest. Daarbij komt dat de “Wijziging samenlevingsovereenkomst” inhoudelijk slechts bestaat uit één artikel, dat bij het passeren niet makkelijk over het hoofd kan worden gezien.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:101 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2004

    Klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. De echtgenoot en vader van klagers (hierna: de patiënt), geboren in 1932 is opgenomen in een behandelcentrum dat bestemd is voor tijdelijk verblijf. De specialist ouderengeneeskunde was de hoofdbehandelaar van patiënt. Klagers verwijten de specialist ouderengeneeskunde in vijf klachtonderdelen dat sprake is geweest van een ontoereikende zorgverlening. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klagers hebben beroep ingesteld tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de zorgverlening door de specialist ouderengeneeskunde ontoereikend is geweest. Patiënt was bekend met nierinsufficiëntie, hart- en vaatziekten, had een lage bloeddruk en at en dronk slecht. Patiënt werd verdacht van een longontsteking, waarvoor hem een antibioticakuur is voorgeschreven. Enkele weken later bleek patiënt een urineweginfectie te hebben. Patiënt viel in gewicht af. Deze omstandigheden in combinatie met het medicatiegebruik van patiënt met onder andere bloeddrukverlagers maken dat de specialist ouderengeneeskunde meer aandacht had moeten hebben voor de algehele conditie van patiënt. Daarnaast is de dossiervoering van de specialist ouderengeneeskunde onder de maat en had de communicatie van de specialist ouderengeneeskunde met klagers beter gemoeten. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt de specialist ouderengeneeskunde een berisping op.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:144 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-077/AL/MN

    Klacht over de eigen advocaat in een geschil van klaagster met de middelbare school van haar zoon. Uit het dossier komt voor de raad een beeld naar voren dat verweerder weliswaar kwalitatieve goede werkzaamheden voor klaagster heeft verricht met oog voor haar belangen, maar ook dat verweerder in de periode ná zijn eerste negatieve haalbaarheidsadvies dit niet voldoende voortvarend heeft gedaan, ondanks herhaalde verzoeken van klaagster om de zaak met spoed op te pakken. Verweerder heeft naar het oordeel van de raad niet voldoende regie gehad. Hij heeft niet alleen de benodigde tijd van de door hem intern ingeschakelde hulppersoon verkeerd ingeschat, verweerder zelf heeft ondanks zijn toezeggingen onvoldoende snel voor klaagster gehandeld. Aldus is verweerder tekortgeschoten in zijn zorgplicht richting klaagster. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:130 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6252

    Gegronde klacht tegen een klinisch psycholoog/psychotherapeut (verweerster). Verweerster is de echtgenote van een klinisch psycholoog/psychotherapeut bij wie klager in behandeling was (tegen wie klager ook een klacht heeft ingediend, zaaknummers A2023/5636 en A2023/6251) en voert samen met hem de praktijk. Daarnaast verricht zij secretariële werkzaamheden voor haar echtgenoot. Verweerster heeft een intervisiebijeenkomst bijgewoond waarin de casus van klager en klagers relatie met zijn echtgenote zijn besproken en heeft van wat in de bijeenkomst is besproken een verslag gemaakt en een deel ervan in het dossier van klager gevoegd. Klager vindt dat verweerster in het licht van het voorgaande inbreuk heeft gemaakt op zijn privacy en dat sprake is geweest van rolvermenging. Het college komt tot het oordeel dat verweerster onbetamelijk heeft gehandeld. Het is het college duidelijk geworden dat de secretariële werkzaamheden van verweerster een vergaand karakter hadden. Zo blijkt verweerster uitgebreide kennis te hebben gekregen van de problematiek waar klager mee kampte, was zij op de hoogte van ‘behandelproblemen’ en heeft zij ook de afsluitbrief aan de huisarts opgesteld. Uit de uitlatingen van verweerster en haar echtgenoot blijkt dat zij ervan uitgaan dat zij volledig op de hoogte kunnen en mogen zijn van elkaars cliënten en hun behandeling en dat zij zich uitsluitend bewust zijn van hun geheimhoudingsplicht jegens derden buiten de praktijk. Dit is in strijd met de geheimhoudingsplicht die zij ieder ten opzichte van hun eigen cliënten hebben. Verder heeft verweerster verklaard dat het voor haar heel vertrouwd voelde en kunstmatig om bij de intervisiebijeenkomst de kamer te verlaten toen de behandeling van klager ter sprake kwam. Dat zij dit niet heeft gedaan is ontegenzeggelijk een inbreuk op de privacy van klager en zijn echtgenote en getuigt niet van een professionele distantie en houding. Gelet op de aard van het handelen dat verweerster wordt verweten, maar vooral ook gelet op de twijfel die bij het college is gerezen over het inzicht van verweerster in het onbetamelijke van dat handelen, vindt het college de maatregel van berisping passend. Klacht gegrond verklaard. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:102 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2005

    Klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. De echtgenoot en vader van klagers (hierna: de patiënt), geboren in 1932 is opgenomen in een verpleeghuis. De specialist ouderengeneeskunde was de hoofdbehandelaar van patiënt. Klagers verwijten de specialist ouderengeneeskunde in tien klachtonderdelen onder meer een gebrek aan zorg en begeleiding, onzorgvuldig handelen, niet meewerken aan een second opinion en tegenwerking bij de wens van klagers om de patiënt naar huis te halen. De klachten hebben betrekking op de laatste maanden voor het overlijden van de patiënt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klagers ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:145 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-087/AL/MN

    Klagers hebben verweerder op 19 juli 2022 aansprakelijk gesteld wegens een vermeende beroepsfout. Verweerder heeft op meteen daarna en later opnieuw aansprakelijkheid voor een beroepsfout gemotiveerd van de hand gewezen. De raad constateert dat de gronden van de aansprakelijkstelling van klagers zijn gebaseerd op het inhoudelijke oordeel van de kantonrechter van 6 mei 2022 . Daargelaten of die gronden tot een ander inhoudelijk oordeel van de kantonrechter hadden kunnen leiden, hadden de vermeende omissies van verweerder mogelijk in hoger beroep rechtgezet kunnen worden. Dat verweerder klagers daarin ondeskundig heeft bijgestaan door onjuiste advisering kan de raad, tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder, niet vaststellen. Klagers hebben tegen het dringende en herhaalde advies van verweerder in besloten om tegen dat vonnis geen hoger beroep in te stellen en dat is hun keuze. De raad is gebleken dat verweerder de aansprakelijkstelling de dag erna aan zijn verzekeraar heeft gemeld. Dat hij klagers niet op de hoogte heeft gebracht van die melding wordt verweerder tuchtrechtelijk niet aangerekend. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:131 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6342

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een GZ-psycholoog/psychotherapeut. Klaagster verwijt verweerster dat zij haar onheus heeft bejegend omdat verweerster voorafgaand aan een spoedconsult klaagster er op heeft geattendeerd dat er een nog een rekening openstond van een eerdere behandeling en zij dit ook kort ter sprake heeft gebracht tijdens het consult. Daarbij heeft zij zich volgens klaagster – gelet op de sms-berichten voorafgaand aan de afspraak – passief-agressief opgesteld en was zij niet bereid om klaagsters uitleg aan te horen. Voorts wordt verweerster verweten dat zij een vervolgafspraak tekort van te voren, namelijk minder dan 24 uur voordat de afspraak zou plaatsvinden, heeft geannuleerd. De gz-psycholoog/psychotherapeut heeft het college verzocht de klachten ongegrond te verklaren. Het college overweegt dat het beter zou zijn geweest dat verweerster het zakelijke deel daadwerkelijk helemaal gescheiden had gehouden van de inhoudelijke behandeling. Het college kan echter niet vaststellen dat verweerster klaagster daarmee zo onheus heeft bejegend en/of een zodanig passief-agressieve houding jegens haar heeft aangenomen dat dit een tuchtrechtelijk verwijt rechtvaardigt. Nu alleen klaagster en verweerster bij het gesprek aanwezig waren, is niet vast te stellen hoe het gesprek precies is verlopen. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klaagster evenveel geloof wordt gehecht als aan dat van verweerster, hier niet vaststellen. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel is het college van oordeel dat het uiteraard vervelend voor klaagster is dat de afspraak de dag van te voren is geannuleerd, maar dat verweerster dit niet uiterlijk 24 uur, maar pas 22 uur van te voren heeft gedaan valt haar niet tuchtrechtelijk te verwijten. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:74 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-050/DB/LI

    Raadsbeslissing. Ambtshalve voortzetting. In de klacht maakt klager verweerder verwijten ten aanzien van de kwaliteit van de verleende rechtsbijstand, het overdragen van het dossier aan de opvolgend advocaat en het innen van een factuur ter zake een eigen bijdrage. Dit gestelde normschendend gedrag raakt de in artikel 10a Advocatenwet vastgestelde kernwaarde deskundigheid. Gezien de tuchtrechtelijke antecedenten van verweerder, die deels zien op handelen in strijd met de kernwaarde deskundigheid, is de raad van oordeel dat de inhoud en strekking van deze kernwaarde in het bijzonder onder de aandacht van verweerder moet worden gebracht. De raad is dan ook van oordeel dat er redenen zijn van algemeen belang om de behandeling van de klacht voort te zetten.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:103 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2254

    Klacht tegen huisarts Medio. 2021 heeft de zoon van klaagster (hierna: patiënt) zich met benauwdheidsklachtentijdens het hardlopen gemeld bij de huisarts. De benauwdheidsklachten waren meermalen opgetreden en namen in rust af. Op basis van onder meer een lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek heeft de huisarts een risicoschatting gemaakt. Vervolgens heeft de huisarts met patiënt een expectatief beleid afgesproken, alsmede dat patiënt bij terugkerende klachten weer op het spreekuur zou terugkomen. Nadat patiënt in het voorjaar van 2022 weer was begonnen met hardlopen, is hij kort daarna plotseling komen te overlijden. Klaagster verwijt de huisarts onder meer dat zij patiënt geen medicatie heeft voorgeschreven, terwijl de cholesterolratio >8 was en het LDL-cholesterol 6,2 bedroeg (klachtonderdeel b), dat zij patiënt geen informatie heeft gegeven over leefstijladvies om de cholesterolwaarden omlaag te krijgen (klachtonderdeel c) en dat zij heeft nagelaten om nader cardiologisch onderzoek bij patiënt te laten doen (klachtonderdeel d). Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klachtonderdelen a, b en e gegrond en de klachtonderdelen c en d ongegrond en legt aan de huisarts de maatregel van waarschuwing op. Klaagster is in beroep gekomen van deze beslissing, voor zover daarin de klachtonderdelen c en d ongegrond zijn verklaard. Het Centraal Tuchtcollege bekrachtigt de beslissing ten aanzien van klachtonderdeel c, maar verklaart klachtonderdeel d alsnog gegrond omdat de huisarts patiënt bij de gepresenteerde klachten had moeten verwijzen naar een cardioloog voor verdere diagnostiek. Het Centraal Tuchtcollege legt aan de huisarts de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:146 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-104/AL/OV

    De raad is van oordeel dat verweerder niet is tekortgeschoten in zijn zorgplicht richting klager. Klager heeft aan verweerder een opdracht verstrekt waarna verweerder een toevoeging heeft aangevraagd en werkzaamheden voor klager is gaan doen. Dat andere afspraken waren gemaakt over de wijze van aanpak van de zaak door verweerder, is de raad uit de stukken niet gebleken. Dat verweerder een verkeerde huisnummertoevoeging van klager aan de Raad voor de Rechtsbijstand heeft doorgegeven was slordig, maar had klager ook zelf kunnen ontdekken en heeft hem niet in zijn belangen geschaad. De raad oordeelt de klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:132 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6623

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een GZ-psycholoog/psychotherapeut. Klaagster verwijt verweerster dat zij haar onheus heeft bejegend omdat verweerster voorafgaand aan een spoedconsult klaagster er op heeft geattendeerd dat er een nog een rekening openstond van een eerdere behandeling en zij dit ook kort ter sprake heeft gebracht tijdens het consult. Daarbij heeft zij zich volgens klaagster – gelet op de sms-berichten voorafgaand aan de afspraak – passief-agressief opgesteld en was zij niet bereid om klaagsters uitleg aan te horen. Voorts wordt verweerster verweten dat zij een vervolgafspraak tekort van te voren, namelijk minder dan 24 uur voordat de afspraak zou plaatsvinden, heeft geannuleerd. De gz-psycholoog/psychotherapeut heeft het college verzocht de klachten ongegrond te verklaren. Het college overweegt dat het beter zou zijn geweest dat verweerster het zakelijke deel daadwerkelijk helemaal gescheiden had gehouden van de inhoudelijke behandeling. Het college kan echter niet vaststellen dat verweerster klaagster daarmee zo onheus heeft bejegend en/of een zodanig passief-agressieve houding jegens haar heeft aangenomen dat dit een tuchtrechtelijk verwijt rechtvaardigt. Nu alleen klaagster en verweerster bij het gesprek aanwezig waren, is niet vast te stellen hoe het gesprek precies is verlopen. Deze feiten kan het college dus, ook als aan het woord van klaagster evenveel geloof wordt gehecht als aan dat van verweerster, hier niet vaststellen. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel is het college van oordeel dat het uiteraard vervelend voor klaagster is dat de afspraak de dag van te voren is geannuleerd, maar dat verweerster dit niet uiterlijk 24 uur, maar pas 22 uur van te voren heeft gedaan valt haar niet tuchtrechtelijk te verwijten. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:40 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5723

    In verband met een pro Justitia-onderzoek en -rapportage wordt GZ-psycholoog verweten dat een arts in opleiding tot psychiater (aios) twee gesprekken van haar mederapporteur/psychiater met klager heeft bijgewoond, die werkzaam was geweest in de ggz-instelling waar klager voorafgaand en tijdens het plegen van de delicten in behandeling was (1a). De GZ-psycholoog had het big-registratienummer van de aios in het rapport moeten vermelden en de procespartijen en het gerechtshof over de rol en werkrelatie van deze aios moeten informeren (1b). Daarnaast wordt de GZ-psycholoog verweten dat de rapportage niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet, omdat zij geen gebruik heeft gemaakt van alle relevante beschikbare bronnen en selectief gebruik heeft gemaakt van beschikbare bronnen (2a), niet op inzichtelijke en consistente wijze uiteen heeft gezet op welk gronden de conclusies van het rapport steunen (2b) en niet binnen de grenzen van haar deskundigheid is gebleven en vooringenomen is geweest (2c). Ook wordt de GZ-psycholoog verweten dat zij zich ervan had moeten vergewissen dat zij beschikte over alle informatie, door contact op te nemen met de verschillende instanties (3). Geen verwijt aan GZ-psycholoog voor aanwezigheid aios bij twee gesprekken van de mederapporteur. Het niet vermelden van BIG-registratienummer aios is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Niet nodig om gerechtshof en procespartijen te informeren over werkverleden aios.Gebruik maken van geanonimiseerde stukken en het al dan niet opvragen van niet-geanonimiseerde stukken. Het rapport is op een aantal punten niet dan wel onvoldoende inzichtelijk en consistent. Gebruik van format NIFP. Het opvragen van andere stukken dan die van de opdrachtgever zijn ontvangen. Vrije beoordeling rapporteur of nadere informatie noodzakelijk is. Gedeeltelijk gegrond. Berisping en publicatie.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:75 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-031/DB/LI

    Raadsbeslissing. Tussenbeslissing. De raad stelt vast dat klachtonderdeel 5 door de ter zitting van de raad door klaagster gegeven nadere toelichting, een andere onderbouwing en lading heeft gekregen. De raad is van oordeel dat het debat over die nadere onderbouwing nog onvoldoende is gevoerd. De raad ziet in het hiervoor overwogene aanleiding om klaagster in de gelegenheid te stellen klachtonderdeel 5 nader toe te lichten. Verweerder wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. De raad houdt in afwachting van de nadere toelichting van klaagster en de reactie daarop van verweerder de verdere behandeling van de zaak en iedere verdere beslissing aan.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:41 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023-5744

    In verband met een pro Justitia-onderzoek en -rapportage wordt psychiater verweten dat hij een arts in opleiding tot psychiater (aios) twee gesprekken met klager heeft laten bijwonen, die werkzaam was geweest in de ggz-instelling waar klager voorafgaand en tijdens het plegen van de delicten in behandeling was (1a). Ook had de psychiater het big-registratienummer van de aios in het rapport moeten vermelden en de procespartijen en het gerechtshof over de rol en werkrelatie van deze aios moeten informeren (1b). Daarnaast wordt de psychiater verweten dat de rapportage niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet, omdat hij geen gebruik heeft gemaakt van alle relevante beschikbare bronnen en selectief gebruik heeft gemaakt van beschikbare bronnen (2a), niet op inzichtelijke en consistente wijze uiteen heeft gezet op welk gronden de conclusies van het rapport steunen (2b) en niet binnen de grenzen van zijn deskundigheid is gebleven en vooringenomen is geweest (2c). Ook wordt de psychiater verweten dat hij zich ervan had moeten vergewissen dat hij beschikte over alle informatie, door contact op te nemen met de verschillende instanties (3). Opleidingssetting. Toestemming van onderzochte. Geen bemoeienis van aios bij de behandeling klager, bij het pro Justita-onderzoek, bij (de totstandkoming van) het rapport. Het niet vermelden van BIG-registratienummer aios is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Niet nodig om gerechtshof en procespartijen te informeren over werkverleden aios. Gebruik maken van geanonimiseerde stukken en het al dan niet opvragen van niet-geanonimiseerde stukken. Het rapport is op een aantal punten niet dan wel onvoldoende inzichtelijk en consistent. Gebruik van format NIFP. Niet getreden buiten deskundigheidsgebied. Onvoldoende objectiviteit. Het opvragen van andere stukken dan die van de opdrachtgever zijn ontvangen. Vrije beoordeling rapporteur of nadere informatie noodzakelijk is. Gedeeltelijk gegrond. Berisping en publicatie.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2024:7 Kamer voor het notariaat Den Haag 23-40, 23-41 en 23-42

    In artikel 43 lid 4 Wna staat dat een akte door ieder der verschijnende personen onmiddellijk na voorlezing wordt ondertekend. Pas daarna tekent de notaris de akte. Op grond van artikel 43 lid 6 Wna mist de akte authenticiteit indien aan dit voorschrift niet wordt voldaan. Verder is in artikel 40 lid 3 Wna bepaald dat als in een akte het tijdstip van passeren opgenomen moet worden, de notaris dat tijdstip opneemt voordat hij de akte ondertekent. De kandidaat-notaris heeft in strijd gehandeld met beide wetsartikelen. Vast staat dat de passeerafspraak na 15.50 uur begon. Ter zitting heeft de kandidaat-notaris verklaard dat zij, zonder aanwezigheid van de gemachtigde van de ex-echtgenote, na klager de akte van verdeling heeft ondertekend. Pas nadat klager was vertrokken, heeft de gemachtigde de akte van verdeling getekend en is er door deze gemachtigde het (bovendien onjuiste) tijdstip van passeren, namelijk 15.50 uur, in de akte gezet. Hierdoor mist de akte mogelijkerwijs authenticiteit. De Kamer acht de klacht in zoverre gegrond en legt de kandidaat-notaris een waarschuwing op. Voor het overige is de klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:128 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6251

    Grotendeels gegronde klacht tegen een psychotherapeut/klinisch psycholoog (verweerder). Verweerder voert samen praktijk met zijn echtgenote die ook psychotherapeut en klinisch psycholoog is (klagers klacht tegen laatstgenoemde zie de zaaknummers A2023/5637 en A2023/6252). Klager is van februari 2020 tot en met december 2021 in behandeling geweest bij verweerder voor depressie en gevoelens van minderwaardigheid. De behandeling bestond uit cognitieve gedragstherapie en schematherapie. Vanaf oktober 2021 geeft klager bij verweerder aan dat hij minder draagkracht heeft en een toename van klachten ervaart. Verweerder verklaart deze klachten als behorend bij het proces dat klager doormaakt als gevolg van de therapie. In december 2021 heeft klager de behandeling per brief beëindigd. Verweerder reageert niet op deze brief. Omstreeks september 2022 vraagt klager een afschrift van zijn dossier op. In september 2022 heeft de echtgenote van verweerder een afsluitende conceptbrief aan de huisarts van klager opgesteld en aan klager gestuurd. Klager verwijt verweerder dat hij signalen van klager dat de therapie te intens was, niet serieus heeft genomen, geen oog heeft gehad voor de voor de context en de valkuilen van klager en niet heeft gereflecteerd op de overdracht en tegenoverdracht. Voorts heeft verweerder niet gereageerd heeft op het onderbouwde verzoek van klager om de behandelrelatie te beëindigen, heeft hij het dossier niet afgesloten, een suggestieve brief naar de huisarts gestuurd en zijn geheimhoudingsplicht geschonden. Het college komt tot oordeel dat het gebrek aan zelfreflectie en aan respect voor de persoonlijke levenssfeer van klager en zijn echtgenote, naast het gebrek aan inzicht in de implicaties van het beroepsgeheim ernstige inbreuken op de professionele verplichtingen van verweerder vormen. Het is het college duidelijk geworden dat er geen sprake is van een incident: verweerder en zijn echtgenote hebben in hun beide praktijken structureel een zorgwekkend gebrek aan inzicht in de reikwijdte van het beroepsgeheim dat zij over en weer ook jegens elkaar hebben, en daarmee voor het belang van de privacy van hun beider cliënten en andere betrokkenen. Gelet op de aard en de ernst van het handelen van verweerder, de bescherming van eventuele toekomstige cliënten en mede gezien de pogingen van verweerder om zijn verantwoordelijkheden af te wentelen op klager als zijn client, vindt het college de maatregel van voorwaardelijke schorsing voor de duur van drie maanden passend. Klacht grotendeels gegrond verklaard. Voorwaardelijke schorsing van drie maanden.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:45 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/723584 / DW RK 22/370 MK/SM

    Klacht gegrond. Maatregel: schorsing twee weken. De gerechtsdeurwaarder maakt gebruik van zijn bijzondere (monopolie)positie om betaling van betwiste nota’s af te dwingen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:129 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5637

    Gegronde klacht tegen een klinisch psycholoog/psychotherapeut (verweerster). Verweerster is de echtgenote van een klinisch psycholoog/psychotherapeut bij wie klager in behandeling was (tegen wie klager ook een klacht heeft ingediend, zaaknummers A2023/5636 en A2023/6251) en voert samen met hem de praktijk. Daarnaast verricht zij secretariële werkzaamheden voor haar echtgenoot. Verweerster heeft een intervisiebijeenkomst bijgewoond waarin de casus van klager en klagers relatie met zijn echtgenote zijn besproken en heeft van wat in de bijeenkomst is besproken een verslag gemaakt en een deel ervan in het dossier van klager gevoegd. Klager vindt dat verweerster in het licht van het voorgaande inbreuk heeft gemaakt op zijn privacy en dat sprake is geweest van rolvermenging. Het college komt tot het oordeel dat verweerster onbetamelijk heeft gehandeld. Het is het college duidelijk geworden dat de secretariële werkzaamheden van verweerster een vergaand karakter hadden. Zo blijkt verweerster uitgebreide kennis te hebben gekregen van de problematiek waar klager mee kampte, was zij op de hoogte van ‘behandelproblemen’ en heeft zij ook de afsluitbrief aan de huisarts opgesteld. Uit de uitlatingen van verweerster en haar echtgenoot blijkt dat zij ervan uitgaan dat zij volledig op de hoogte kunnen en mogen zijn van elkaars cliënten en hun behandeling en dat zij zich uitsluitend bewust zijn van hun geheimhoudingsplicht jegens derden buiten de praktijk. Dit is in strijd met de geheimhoudingsplicht die zij ieder ten opzichte van hun eigen cliënten hebben. Verder heeft verweerster verklaard dat het voor haar heel vertrouwd voelde en kunstmatig om bij de intervisiebijeenkomst de kamer te verlaten toen de behandeling van klager ter sprake kwam. Dat zij dit niet heeft gedaan is ontegenzeggelijk een inbreuk op de privacy van klager en zijn echtgenote en getuigt niet van een professionele distantie en houding. Gelet op de aard van het handelen dat verweerster wordt verweten, maar vooral ook gelet op de twijfel die bij het college is gerezen over het inzicht van verweerster in het onbetamelijke van dat handelen, vindt het college de maatregel van berisping passend. Klacht gegrond verklaard. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:100 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2326

    Klacht tegen een tandarts. Klager is sinds 2017 patiënt bij de tandarts. Klager verwijt de tandarts onterechte declaraties en niet consistent factureren, het uitvoeren van verrichtingen zonder uitleg over de noodzaak daarvan en het uitvoeren van verrichtingen zonder opgave van de daarmee gemoeide kosten te doen. Ook verwijt hij de tandarts dat zij in strijd handelt met de algemene voorwaarden van Infomedics door vorderingen aan Infomedics te verkopen waarover een dispuut bestaat dan wel anderszins gerede twijfel bestaat of betaling zal volgen. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:46 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/747786 / DW RK 24/111 MK/SM

    Klacht gegrond. Maatregel: ontzetting uit het ambt; vijf jaar niet als toegevoegd-gerechtsdeurwaarder werkzaam kunnen zijn. Onder meer vanwege een bewaringstekort.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:133 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6514

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een neuroloog. Klager verwijt de neuroloog dat zij weigert om een klinische brief te maken, omdat klager wil dat deze alleen aan hem en niet aan zijn huisarts wordt verzonden. Klager heeft een eerdere klacht tegen de neuroloog hierover ingetrokken. Het college oordeelt dat er geen omstandigheden zijn die maken dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat klager zijn klacht opnieuw indient. Er is verder geen wet- of regelgeving waaruit volgt dat een patiënt recht heeft op een specialistenbrief. Klager heeft ook niet vermeld waaraan hij zijn stelling ontleent dat hij recht heeft op zo’n brief, enkel voor eigen inzage en gebruik. Als een dergelijke brief niet ook aan de huisarts van de patiënt wordt gestuurd, dient deze geen redelijk doel. Het doel van een klinische brief is namelijk het waarborgen van de continuïteit van de zorg. Er bestaat dus geen verplichting voor een zorgverlener om aan een dergelijk verzoek gehoor te geven. Het college vindt het dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de neuroloog geen klinische brief heeft opgesteld, gelet op het verzoek van klager om deze alleen naar hem en niet naar zijn huisarts te sturen. De overige klachtonderdelen zijn ook kennelijk ongegrond, nu deze niet verder zijn onderbouwd door klager. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:127 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5636

    Grotendeels gegronde klacht tegen een psychotherapeut/klinisch psycholoog (verweerder). Verweerder voert samen praktijk met zijn echtgenote die ook psychotherapeut en klinisch psycholoog is (klagers klacht tegen laatstgenoemde zie de zaaknummers A2023/5637 en A2023/6252). Klager is van februari 2020 tot en met december 2021 in behandeling geweest bij verweerder voor depressie en gevoelens van minderwaardigheid. De behandeling bestond uit cognitieve gedragstherapie en schematherapie. Vanaf oktober 2021 geeft klager bij verweerder aan dat hij minder draagkracht heeft en een toename van klachten ervaart. Verweerder verklaart deze klachten als behorend bij het proces dat klager doormaakt als gevolg van de therapie. In december 2021 heeft klager de behandeling per brief beëindigd. Verweerder reageert niet op deze brief. Omstreeks september 2022 vraagt klager een afschrift van zijn dossier op. In september 2022 heeft de echtgenote van verweerder een afsluitende conceptbrief aan de huisarts van klager opgesteld en aan klager gestuurd. Klager verwijt verweerder dat hij signalen van klager dat de therapie te intens was, niet serieus heeft genomen, geen oog heeft gehad voor de voor de context en de valkuilen van klager en niet heeft gereflecteerd op de overdracht en tegenoverdracht. Voorts heeft verweerder niet gereageerd heeft op het onderbouwde verzoek van klager om de behandelrelatie te beëindigen, heeft hij het dossier niet afgesloten, een suggestieve brief naar de huisarts gestuurd en zijn geheimhoudingsplicht geschonden. Het college komt tot oordeel dat het gebrek aan zelfreflectie en aan respect voor de persoonlijke levenssfeer van klager en zijn echtgenote, naast het gebrek aan inzicht in de implicaties van het beroepsgeheim ernstige inbreuken op de professionele verplichtingen van verweerder vormen. Het is het college duidelijk geworden dat er geen sprake is van een incident: verweerder en zijn echtgenote hebben in hun beide praktijken structureel een zorgwekkend gebrek aan inzicht in de reikwijdte van het beroepsgeheim dat zij over en weer ook jegens elkaar hebben, en daarmee voor het belang van de privacy van hun beider cliënten en andere betrokkenen. Gelet op de aard en de ernst van het handelen van verweerder, de bescherming van eventuele toekomstige cliënten en mede gezien de pogingen van verweerder om zijn verantwoordelijkheden af te wentelen op klager als zijn client, vindt het college de maatregel van voorwaardelijke schorsing voor de duur van drie maanden passend. Klacht grotendeels gegrond verklaard. Voorwaardelijke schorsing van drie maanden.

  • ECLI:NL:TACAKN:2024:14 Accountantskamer Zwolle 23/2188 Wtra AK

    Kantoorhertoetsing. Betrokkene heeft de bevindingen van de toetsers niet inhoudelijk weersproken. Daaruit blijkt dat het kwaliteitssysteem nog steeds niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Daarnaast is gebleken dat betrokkene heeft meegewerkt aan het doen van onjuiste belastingaangiften voor een cliënt en het verkrijgen van financiering van andere cliënten van betrokkene. Hij heeft daarmee in strijd gehandeld met de fundamentele beginselen van professionaliteit, integriteit, vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en objectiviteit. Doorhaling, verbod op herinschrijving gedurende vijf jaren.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:73 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-116/DB/ZWB

    Raadsbeslissing. Ambtshalve voortzetting ingetrokken klacht. De raad is van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 17 doordat hij niet dan wel onvoldoende duidelijk en transparant is geweest over de kosten die hij bij de cliënte in rekening heeft gebracht. Ook de klacht dat verweerder aan de cliënte geen factuur heeft gestuurd voor zijn werkzaamheden, terwijl hij zijn honorarium wel heeft ingehouden van de budgetbeheerrekening, is gegrond. Naar het oordeel van de raad had verweerder op eerste verzoek van de cliënte tot terugbetaling van de overschreven bedragen moeten overgaan. Verweerder heeft dit niet gedaan en heeft het in plaats daarvan laten aankomen op een civiele procedure. Dit is niet zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Ook klachtonderdeel 3 is gegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TGDKG:2021:143 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/691370 / DW RK 20/516 MK/RH

    Beslagvrije voet vaststelling in 2021. Van de gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij voorafgaand aan het leggen van het beslag na enkele jaren actuele gegevens bij de beslagene opvraagt. Pas als sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van een partner met inkomen én desgevraagd dat inkomen niet is opgegeven, kan de sanctie van halvering van de beslagvrije voet toegepast worden. Gelet op het feit dat het juist vaststellen van de beslagvrije voet van groot belang is voor de beslagene mag van een gerechtsdeurwaarder worden verwacht dat hij uiterst zorgvuldig te werk gaat bij het berekenen van de beslagvrije voet. Nu daarvan niet is gebleken is de sanctie van berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:93 Raad van Discipline Amsterdam 23-875/A/A 23-876/A/A

    Raadbeslissing; Ongegronde klacht over de advocaten van de wederpartij. Niet is komen vast te staan dat verweerders de dagvaarding bewust summierlijk hebben opgesteld en bewust onjuiste informatie hebben verstrekt.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:122 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5870

    Gegronde klacht tegen een bedrijfsarts. Klager vindt dat de bedrijfsarts hem niet goed heeft begeleid in het kader van een ziekmelding en/of een arbeidsconflict met zijn toenmalige werkgever. Het college is van oordeel dat de bedrijfsarts niet heeft gehandeld conform de voor hem geldende beroepsnormen in het kader van de (verzuim)begeleiding van klager bij een arbeidsconflict: er is geen sprake geweest van een medische beoordeling (daarvan is in ieder geval geen verslaglegging) en een conflictdiagnose ontbreekt eveneens. De door de bedrijfsarts voorgestelde interventie is onder de maat (van de NVAB Richtlijn Conflicten in de werksituatie en de STECR Werkwijzer). De bedrijfsarts heeft voorts verzuimd om een evaluatiemoment af te spreken. De bedrijfsarts heeft na het consult geen contact meer opgenomen met klager, ook niet na twee e-mails die hij aan hem verzonden had. Daarmee hij zijn zorgplicht ten opzichte van klager verzuimd. Klacht in alle onderdelen gegrond verklaard. Berisping. Publicatie in algemeen belang. Kostenveroordeling afgewezen.

  • ECLI:NL:TGDKG:2021:144 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/698692 / DW RK 21/96 MK/RH

    Gegrond verzet: een akte van constatering, opgemaakt door een gerechtsdeurwaarder, is een authentieke akte die sterkere bewijskracht heeft dan een gewone akte. De gerechtsdeurwaarder heeft niet die zorgvuldigheid in acht genomen die van hem bij het opstellen van een akte van constatering mocht worden verwacht. Mede gezien de waarde die aan een dergelijke akte wordt toegekend, ziet de kamer aanleiding de gerechtsdeurwaarder de maatregel van waarschuwing op te leggen.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:94 Raad van Discipline Amsterdam 23-879/A/A 23-880/A/A 23-877/A/A 23-878/A/A

    Raadbeslissing; Ongegronde klacht over de advocaten van de wederpartij. Niet is komen vast te staan dat verweerders de dagvaarding bewust summierlijk hebben opgesteld en bewust onjuiste informatie hebben verstrekt.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:123 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6488

    Gegronde klacht tegen een tandarts. Klaagster heeft haar voormalige tandarts aansprakelijk gesteld voor een medische fout. Verweerder heeft geadviseerd aan de verzekeraar van die tandarts. De klacht van klaagster ziet op die advisering. Het advies is volgens klaagster inhoudelijk onjuist en de verweerder is niet onpartijdig en verdraait de feiten. Het college stelt vast dat de adviezen op een punt in ieder geval een onjuistheid bevatten. Verder overweegt het college dat de tandarts als adviseur van een verzekeraar voor wat betreft diagnostiek slechts beperkte middelen tot zijn beschikking heeft om tot zijn advies te komen. Hij moet het doorgaans met weinig informatie doen. Dergelijke kanttekeningen ontbreken in de advisering. Er worden daarentegen stellige bewoordingen gebruikt en ongenuanceerde uitspraken gedaan. Het college is van oordeel dat het rapport gebaseerd is op ongefundeerde aannames. Klacht gegrond verklaard. Waarschuwing. Publicatie.

  • ECLI:NL:TGDKG:2021:145 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/691824 / DW RK 20/532 MK/RH

    Het huwelijksgoederenregister is niet op de juiste wijze is geraadpleegd, met als gevolg dat een eerder huwelijk van de echtgenoot van klaagster als uitgangpunt werd genomen bij de beoordeling of beslag op klaagsters salaris mocht worden gelegd. Er is dan ook ten onrechte beslag op het inkomen van klaagster gelegd.De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder die overgaat tot beslaglegging onder de werkgever van de partner van een schuldenaar, daarbij een hoge mate van zorgvuldigheid in acht dient te nemen. Maatregel van berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:95 Raad van Discipline Amsterdam 23-736/A/A

    Klacht tegen de eigen advocaat. Klager stelt dat verweerster hem ten onrechte heeft geadviseerd een machtiging voorlopig verblijf voor zijn echtgenote aan te vragen, terwijl zij wist dat het inkomen van klager hiervoor een belemmering vormde. Klager wordt hierin door de raad niet gevolgd. Bij klager was bekend dat zijn inkomen mogelijk een probleem bij de aanvraag vormde. Daarnaast heeft klager onvoldoende toegelicht dat als de IND wel het door verweerster aan klager genoemde Turks Associatieverdrag bij de aanvraag zou hebben betrokken, dat dit geen verschil voor zijn aanvraag zou hebben gemaakt. De klacht is daarmee ongegrond.