ECLI:NL:TGDKG:2024:74 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/745611 / DW RK 24/48 LV/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:74
Datum uitspraak: 22-07-2024
Datum publicatie: 23-07-2024
Zaaknummer(s): C/13/745611 / DW RK 24/48 LV/WdJ
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet ongegrond. Niet gebleken is dat sprake is van twee verschillende versies van de (toelichting op de) dagvaarding. De kamer gaat er vanuit dat klaagster ook uit de dagvaarding zelf had kunnen afleiden dat een natte handtekening vereist was.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 juli 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 9 januari 2024 met zaaknummer C/13/738915 / DW RK 23/311 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/745611 / DW RK 24/48 LV/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

gemachtigde: [  ],

tegen:

[  ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier, ingekomen op 4 september 2023, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (een medewerker van het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 27 oktober 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van

9 januari 2024 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 11 januari 2024 aan klaagster toegezonden. Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 24 januari 2024, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klaagster heeft haar verzet aangevuld bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 3 juni 2024. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 juni 2024 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 22 juli 2024.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Klaagster is bij exploot van 8 maart 2023 gedagvaard te verschijnen ter zitting van de kantonrechter te Assen tegen 4 april 2023.

-           Bij vonnis van 16 mei 2023 van de kantonrechter te Assen is klaagster veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-           Bij brief van 27 juli 2023 is klaagster verzocht de openstaande vordering te voldoen.

-           Op 17 augustus 2023 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder [  ] ten laste van klaagster.

-           Bij exploot van 22 augustus 2023 is het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klaagster betekend.

-           Bij e-mail van 30 augustus 2023 is namens klaagster verzocht het loonbeslag direct op te heffen.

-           Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 7 september 2023 gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: op 16 mei 2023 illegaal een vonnis heeft verkregen bij de rechtbank in Assen;

b: loonbeslag heeft gelegd op het moment dat klaagster al uit dienst was getreden.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a stelt klaagster zich op het standpunt dat zij er gelet op de bij de dagvaarding gevoegde lijst met e-mailadressen vanuit ging dat het mogelijk was om per e-mail verweer te voeren. Uit het vonnis blijkt echter dat er een zogenaamde “natte handtekening” noodzakelijk was voor het voeren van verweer. De voorzitter overweegt dat uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat de rechtbank klaagster bij brief van 6 april 2023 in de gelegenheid heeft gesteld haar verweer te ondertekenen en te retourneren voor de zitting van 18 april 2023. Het komt voor rekening en risico van klaagster zelf dat ze niet op het verzoek van de rechtbank heeft gereageerd. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder op dit klachtonderdeel niet gemaakt worden.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder voorafgaand het loonbeslag informatie heeft ingewonnen over de inkomstenbron van klaagster. De (toenmalige) werkgever van klaagster heeft na het derdenbeslag verklaard dat er een inkomstenbron is tussen klaagster en de werkgever. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door beslag onder de (toenmalige) werkgever van klaagster te leggen. Indien klaagster het met het gelegde beslag niet eens is dient zij een executiegeschil tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder aan te spannen.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat zij een andere versie van de dagvaarding aan de kamer heeft overgelegd dan klaagster heeft ontvangen. Ook uit de begeleidende brief van de rechtbank blijkt dat een e-mailreactie volstaat.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Ten aanzien van de stelling van klaagster dat zij van de gerechtsdeurwaarder een andere versie van de dagvaarding heeft ontvangen dan de versie die de gerechtsdeurwaarder aan de kamer heeft overgelegd, heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder ter zitting bestreden dat er twee verschillende versies van de dagvaarding zijn uitgebracht. De kamer heeft verder geconstateerd dat de eerste alinea onder het kopje 3, van de door de gerechtsdeurwaarder aan de kamer overgelegde toelichting bij de dagvaarding, eindigt met: “In het laatste geval dient het (ondertekende) origineel direct per post te worden nagezonden.”. Deze zin ontbreekt in de door klaagster aan de kamer overgelegde toelichting bij de dagvaarding. Het valt de kamer echter op dat op de plek van de ontbrekende zin in de versie van klaagster een extra witregel zit. De stelling dat sprake is van twee verschillende versies van de (toelichting op de) dagvaarding acht de kamer gelet hierop niet geloofwaardig. Bovendien heeft ook klaagster de eerste bladzijde van de dagvaarding overgelegd, waar aan het slot de woorden “In het” staan, terwijl uit de door de deurwaarder overlegde tweede pagina blijkt dat deze zin vervolgt met “laatste geval dient het (ondertekende) origineel direct te worden nagezonden;”. De kamer gaat er vanuit dat klaagster dus ook uit de dagvaarding zelf had kunnen afleiden dat een natte handtekening vereist was.

7.2 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M.L.S. Kalff en M.F.J. Pijnenburg, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juli 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.