ECLI:NL:TGZRAMS:2024:162 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6850

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:162
Datum uitspraak: 19-07-2024
Datum publicatie: 19-07-2024
Zaaknummer(s): A2024/6850
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/Afwijzing
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager heeft bij de huisarts het medisch dossier van zijn moeder opgevraagd. Hij verwijt de huisarts dat zij het medisch dossier niet aan hem als gevolmachtigde en vertegenwoordiger (artikel 7:465 lid 3 BW) heeft verstrekt. De huisarts heeft verzocht klager niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de klacht ongegrond te verklaren.Uit de aard en de formulering van de klacht begrijpt het college dat de klacht ziet op de bejegening van klager zelf. Hij verwijt de huisarts namelijk dat hij als zoon en gemachtigde van zijn moeder niet het medisch dossier heeft gekregen. Klager is dus ontvankelijk.Het college bespreekt eerst de verwijzing naar artikel 7:465 derde lid BW. Dit artikel bepaalt de rangorde van vertegenwoordigende partijen wanneer sprake is van wilsonbekwaamheid. Het college overweegt dat het bestaan van een cognitieve beperking niet betekent dat een patiënt ook wilsonbekwaam is. De huisarts heeft tijdens het huisbezoek in het najaar van 2023 vastgesteld dat de moeder niet wilsonbekwaam was. Indien en voor zover moet worden aangenomen dat de moeder op het moment van het verzoek tot inzage toch wilsonbekwaam was, dan geldt dat de huisarts hierover niet is geïnformeerd. De huisarts heeft er daarom goed aangedaan om eerst navraag te doen bij het verpleeghuis.Voor wat betreft de volmacht overweegt het college als volgt. Gelet op de aard en strekking van de machtiging, kon de huisarts er redelijkerwijs aan twijfelen of klager ook in dit specifieke geval gemachtigd was om namens zijn moeder op te treden. Gezien de twijfels die de huisarts had, heeft zij er goed aan gedaan om eerst te verifiëren of de moeder akkoord ging met inzage in of verstrekking van haar medisch dossier aan klager. Zeker omdat niet is gebleken van een spoedeisend belang. Toen de huisarts op een later moment de intrekking van de machtiging ontving, heeft zij op goede gronden besloten om het medisch dossier niet aan klager te verstrekken. Het college is van oordeel dat de huisarts hiervan geen verwijt kan worden gemaakt. In tegendeel, de huisarts heeft op deze wijze juist zorgvuldig gehandeld. Klacht kennelijk ongegrond. Publicatie.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing in raadkamer van 19 juli 2024 op de klacht van:


A,
wonende in B,
klager,
gemachtigde: C, werkzaam in D,


tegen


E,
huisarts,
werkzaam in B,
verweerster, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. T.M. Vollbehr, werkzaam in Groningen.


1. Waar gaat de zaak over en wat is de klacht?
1.1 Klager heeft bij de huisarts het medisch dossier van zijn moeder opgevraagd. Hij verwijt de huisarts dat zij het medisch dossier niet aan hem heeft verstrekt.

1.2 De huisarts heeft het college verzocht klager niet-ontvankelijk te verklaren en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk gaat beoordelen, heeft de huisarts het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

1.3 Het college komt tot het oordeel dat klager ontvankelijk is, maar dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.


2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 23 januari 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de e-mail van klager van 16 april 2024 met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 24 april 2024.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klager is een zoon van F, geboren in 1937 (hierna: de moeder). De moeder van klager stond als patiënte ingeschreven in de praktijk van de huisarts.

3.2 Op 6 november 2023 heeft klager een brief aan de huisarts gestuurd waarmee hij het medisch dossier van zijn moeder opvroeg. Bij die brief was een algemene volmacht van zijn moeder gevoegd, gedateerd op 11 maart 2019. De moeder van klager was op het moment van het verzoek van klager opgenomen in een verpleeghuis.

3.3 Op 14 november 2023 hebben de huisarts en klager elkaar telefonisch gesproken over het opvragen van het medisch dossier. In dat telefoongesprek heeft de huisarts gezegd dat zij eerst bij de moeder wilde verifiëren of zij akkoord ging met de inzage in het dossier door klager.

3.4 Op 9 december 2023 heeft een andere zoon van de moeder aan de huisarts laten weten dat zijn moeder de volmacht had ingetrokken, met als bijlage een intrekking van de algemene volmacht, getekend op 9 december 2023, en een intrekking van een andere volmacht van 20 september 2023, getekend op 12 november 2023.

4. De overwegingen van het college


Ontvankelijkheid
4.1 De huisarts heeft naar voren gebracht dat klager niet-ontvankelijk is in de klacht, omdat klager op het moment van indienen van de klacht niet (meer) gevolmachtigd was om rechtshandelingen namens zijn moeder te verrichten. Ook is niet gebleken dat de moeder zelf een klacht tegen de huisarts heeft willen indienen over het niet verstrekken van het medisch dossier of dat zij heeft ingestemd met de klacht.


4.2 Het college komt tot het oordeel dat klager wel ontvankelijk is. Het college stelt vast dat klager een naaste betrekking is van de patiënte. Een naaste betrekking kan een zelfstandig klachtrecht hebben indien de klacht een handelen of nalaten van de beroepsbeoefenaar betreft in strijd met de zorg die deze behoort te betrachten ten opzichte van deze naaste betrekking (artikel 47 lid 1 sub a onder 3 Wet BIG). Klager klaagt niet namens de patiënte (zijn moeder), hoewel hij in zijn klaagschrift het wel formuleert als een klacht namens zijn moeder. Uit de aard en de formulering van de klacht begrijpt het college dat de klacht ziet op de bejegening van klager zelf. Hij verwijt de huisarts namelijk dat hij als zoon en gemachtigde van zijn moeder niet het medisch dossier heeft gekregen. Het college zal de klacht (in deze zin opgevat) daarom inhoudelijk bespreken.


Welke criteria gelden bij de beoordeling?

4.3 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.


4.4 Het college oordeelt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.5 Volgens klager had de huisarts om twee redenen het medisch dossier aan hem moeten verstrekken. Klager brengt allereerst naar voren dat er sprake was van een geldige volmacht op het moment dat hij het medisch dossier opvroeg. Ten tweede stelt hij dat hij ook zonder volmacht inzage in het medisch dossier had moeten krijgen op grond van de vertegenwoordigingsregeling in artikel 7:465 lid 3 BW, omdat zijn moeder wilsonbekwaam is. Ter onderbouwing van de wilsonbekwaamheid heeft klager stukken overgelegd waaruit blijkt dat zijn moeder een cognitieve beperking heeft.

4.6 De huisarts heeft naar voren gebracht dat zij twijfelde aan de geldigheid van de volmacht die klager bij zijn verzoek had gevoegd. De door de moeder getekende volmacht was namelijk zeer ruim geformuleerd en niet gespecificeerd tot het verstrekken van medische inlichtingen. Ook was de machtiging niet afhankelijk gesteld van de wilsonbekwaamheid van patiënte. In gesprekken met de moeder heeft de huisarts nooit de indruk gekregen dat de moeder wilsonbekwaam was. Verder heeft de huisarts toegelicht dat klager weliswaar in het begin van de behandelrelatie als contactpersoon van zijn moeder optrad, maar dat de moeder in 2023 de huisarts had verteld dat zij wilde dat haar andere zoon voortaan haar eerste contactpersoon zou zijn. Tot slot woog de huisarts mee dat zij tijdens een huisbezoek in het najaar van 2023 getuige was geweest van spanningen tussen de kinderen over de vraag of de moeder thuis kon wonen en dat zij had gezien dat de moeder bij dat bezoek angstig reageerde op het gedrag van klager. Zij vroeg zich daarom af of de inzage van klager in het medisch dossier in het belang van de moeder was als er al sprake was van wilsonbekwaamheid van de patiënte. Om deze redenen wilde de huisarts eerst een en ander verifiëren en onderzoeken, voordat zij wilde beslissen op het verzoek van klager.


4.7 De huisarts heeft verder toegelicht dat zij naar aanleiding van het verzoek geprobeerd heeft om contact te krijgen met de moeder. Zij heeft hiervoor meerdere terugbelverzoeken achtergelaten bij het verpleeghuis waar de moeder verbleef, maar is niet teruggebeld door de moeder of een verpleeghuisarts. Vervolgens heeft de huisarts gesproken met de andere zoon en eerste contactpersoon. Toen bleek dat de moeder de volmacht had ingetrokken, heeft de huisarts besloten om (alleen al om die reden) de verstrekking van het medisch dossier aan klager te weigeren.


4.8 Het college bespreekt eerst de verwijzing naar artikel 7:465 derde lid BW. Dit artikel bepaalt de rangorde van vertegenwoordigende partijen wanneer sprake is van wilsonbekwaamheid. Het college overweegt dat het bestaan van een cognitieve beperking niet betekent dat een patiënt ook wilsonbekwaam is. De huisarts heeft tijdens het huisbezoek in het najaar van 2023 vastgesteld dat de moeder niet wilsonbekwaam was. Indien en voor zover moet worden aangenomen dat de moeder op het moment van het verzoek tot inzage toch wilsonbekwaam was, dan geldt dat de huisarts hierover niet is geïnformeerd. De huisarts heeft er daarom goed aangedaan om eerst navraag te doen bij het verpleeghuis.


4.9 Voor wat betreft de volmacht overweegt het college als volgt. Gelet op de aard en strekking van de machtiging, kon de huisarts er redelijkerwijs aan twijfelen of klager ook in dit specifieke geval gemachtigd was om namens zijn moeder op te treden. Gezien de twijfels die de huisarts had, heeft zij er goed aan gedaan om eerst te verifiëren of de moeder akkoord ging met inzage in of verstrekking van haar medisch dossier aan klager. Zeker omdat niet is gebleken van een spoedeisend belang. Toen de huisarts op een later moment de intrekking van de machtiging ontving, heeft zij op goede gronden besloten om het medisch dossier niet aan klager te verstrekken. Het college is van oordeel dat de huisarts hiervan geen verwijt kan worden gemaakt. In tegendeel, de huisarts heeft op deze wijze juist zorgvuldig gehandeld.


Slotsom
4.10 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Publicatie
4.11 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen belang is erin gelegen dat andere zorgverleners mogelijk van deze zaak kunnen leren. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare gegevens.


5. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht kennelijk ongegrond;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift Medisch Contact.


Deze beslissing is gegeven op 19 juli 2024 door A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter,
E. Pans, lid-jurist, A. Wewerinke, S.M. Schmidt-Rikama en A.H. van Pagee, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door L.B.M. van ‘t Nedereind, secretaris.