ECLI:NL:TGZRSHE:2024:74 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6281
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSHE:2024:74 |
---|---|
Datum uitspraak: | 24-07-2024 |
Datum publicatie: | 24-07-2024 |
Zaaknummer(s): | H2023/6281 |
Onderwerp: | Schending beroepsgeheim |
Beslissingen: | Gegrond, geen maatregel |
Inhoudsindicatie: | Psychiater wordt schending beroepsgeheim verweten door stukken uit het medisch dossier aan de klachtencommissie te verstrekken, die buiten de periode liggen waarvoor klager toestemming heeft gegeven. Klachtenprocedure. Toestemmingsverklaring. KNMG-richtlijn Omgaan met medisch gegevens. Door patiënt gestelde beperkingen aan het gebruik van dossiergegevens moeten gerespecteerd worden. Geen ruimte om deze gegevens op grond van noodzakelijkheid of proportionaliteit toch te gebruiken. Datum van zorgmachtiging valt buiten de door klager toegelaten periode, maar de geldigheid van de zorgmachtiging valt binnen de toegelaten periode. Gedeeltelijk gegrond. Geen maatregel. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE ’S-HERTOGENBOSCH
Beslissing van 24 juli 2024 op de klacht van:
[A],
wonende in [B],
klager,
tegen
[C],
psychiater,
werkzaam in [D]
verweerder, hierna ook: de psychiater,
gemachtigde: mr. A.M. de Nijs, werkzaam in ‘s-Hertogenbosch.
1. De zaak in het kort
1.1 De psychiater is werkzaam bij een instelling voor geestelijke gezondheidszorg
die gespecialiseerd is in verslavingszorg en verslavingskunde (hierna: de instelling).
Klager is daar, voor zover relevant voor de klacht, tweemaal opgenomen geweest. Klager
heeft bij de klachtencommissie Wvggz (hierna: de klachtencommissie) van die instelling
een klacht ingediend die inhield dat hij tijdens die twee opnames langer is opgenomen
geweest dan noodzakelijk was. De psychiater heeft tegen die klacht een verweerschrift
bij de klachtencommissie ingediend. Klager klaagt er in deze procedure over dat de
psychiater daarbij zijn medisch beroepsgeheim heeft geschonden door stukken uit zijn
medisch dossier aan de klachtencommissie te verstrekken, die buiten de periode liggen
waarvoor klager expliciet toestemming had gegeven om medische informatie te mogen
verstrekken.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond is, maar legt
de psychiater geen maatregel op. Hierna licht het college dat toe.
2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 3 oktober 2023;
- de brief van 7 november 2023 van de secretaris aan klager;
- de brief van 13 december 2023 van de secretaris aan klager;
- het verweerschrift, ontvangen op 6 februari 2024;
- het proces-verbaal van het op 15 april 2024 gehouden mondelinge vooronderzoek.
2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 31 mei 2024. De partijen zijn
verschenen. De psychiater werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De partijen en de
gemachtigde hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klager is, voor zover relevant voor de klacht, tweemaal opgenomen geweest in de
instelling. De eerste maal was de periode van 17 juni tot en met 13 juli 2021. De
tweede maal was de periode van 3 tot en met 30 augustus 2021. Voorafgaand aan deze
opnames heeft de rechtbank op 29 januari 2021 een zorgmachtiging op grond van de Wet
verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) ten aanzien van klager verleend met
een geldigheidsduur tot en met 29 juli 2021. Vervolgens werd een aansluitende zorgmachtiging
verleend met een geldigheidsduur tot en met 13 januari 2022.
3.2 Op 17 augustus 2023 diende klager door middel van een klachtformulier een klacht
in over zijn behandeling bij de klachtencommissie van de instelling. Een onderdeel
van dit klachtformulier betreft een toestemmingsverklaring die klager als volgt invulde
(alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven):
“TOESTEMMINGSVERKLARING
Voor het beschikbaar stellen van gegevens uit het dossier van cliënt aan de klachtencommissie
ten behoeve van de behandeling van de klacht.
GEGEVENS CLIËNT
Bij deze verklaart ondergetekende (cliënt): [voorletters en achternaam klager]
Geboortedatum: [geboortedatum klager] Toestemming te verlenen aan de zorgverantwoordelijke
(of diens waarnemer) die betrokken is bij zijn/haar behandeling voor het verstrekken
van (medische) gegevens uit het elektronisch patiëntendossier van ondergetekende aan
de klachtencommissie in verband met de door zijn/haar ingediende klacht(en) d.d. Over
de periode: 17-06-2021 t/m 13-07-2021 en 03-08-2021 t/m 30-08-2021 Datum ondertekening:
17-08-2023 Handtekening cliënt: [handtekening klager]”
3.3 Bij zijn verweerschrift in de klachtenprocedure heeft de psychiater een vijftal
documenten overgelegd. Eén daarvan was de beschikking van de rechtbank van 29 januari
2021 waarbij de zorgmachtiging ten aanzien van klager werd verleend. Onder het kopje
‘Korte voorgeschiedenis’ schreef de psychiater in het verweerschrift aan de klachtencommissie:
“Dhr [achternaam klager] is op 2 juni 2021 met gepland ontslag gegaan vanuit High
Care DD behandeling. Op 10 juni staat in EPD omschreven dat cliënt in het weekend
van 4-6 juni terug in alcohol en drugs (GHB, ketamine, speed en cocaïne) is gevallen.
Er was toen geen sprake van ernstig nadeel, dus geen opname. Op 15 juni werd cliënt
bewusteloos aangetroffen en naar het ziekenhuis gebracht. Aldaar is cliënt op eigen
initiatief vertrokken uit het ziekenhuis. Op 16 juni staat omschreven hoe cliënt met
suïcide middels GHB heeft gedreigd: “Op het moment dat hij hardop zegt dat hij opgenomen
moet worden, maar dit niet wil, zegt hij dat hij een einde aan zijn leven gaat maken.
Hij loopt hierop naar de koelkast en haalt hier 2 kwart liter flesjes GHB uit. Hij
draait de dop open en zet de fles aan zijn mond. Deze uit zijn handen gepakt en hem
directief aangesproken op het feit dat hij dit niet moet doen en dat dit niet in ons
bijzijn gebeurd.”
4. De klacht en de reactie van de psychiater
4.1 Klager verwijt de psychiater dat hij zijn medisch beroepsgeheim heeft geschonden
door stukken uit zijn medisch dossier aan de klachtencommissie te geven, die buiten
de periode liggen waarvoor klager expliciet toestemming had gegeven medische informatie
te mogen verstrekken, te weten:
a) de informatie die door de psychiater in zijn verweerschrift op de klacht bij de
klachtencommissie is opgenomen onder de ‘Korte voorgeschiedenis’
b) de zorgmachtiging (van 29 januari 2021) die door de rechtbank was afgegeven.
4.2 Als toelichting op de klacht stelt klager dat het zijn doelbewuste keuze was om
alleen toestemming voor specifieke periodes te geven. Dat deed hij omdat hij graag
de controle houdt over de inhoud van zijn medisch dossier en wat daaruit zou kunnen
worden doorgegeven. Het door de psychiater onder het kopje ‘Korte voorgeschiedenis’
weergegeven deel en dan met name het citaat: “Op 16 juni (…) bijzijn gebeurd”, valt
buiten de periode waarvoor klager toestemming heeft verleend. Wat de beschikking met
betrekking tot de zorgmachtiging betreft, wist de klachtencommissie sowieso dat deze
was afgegeven, maar de commissie had niet alle details over de zorgmachtiging hoeven
te weten. Ook al had de zorgmachtiging betrekking op een deel van de periode waarover
de klacht ging, dateert de beschikking zelf van buiten de periode waarvoor toestemming
is verleend. Klager stelt dat de psychiater doelbewust het medisch beroepsgeheim heeft
geschonden omdat dit in het voordeel van de instelling zou kunnen werken.
4.3 De psychiater heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. De
psychiater stelt zich op het standpunt dat het een zorgverlener, tegen wie een klacht
wordt ingediend, in beginsel vrij staat om bij het voorbereiden van een verweer de
inhoud van het patiëntendossier te raadplegen en zich te verweren met relevante gegevens
uit dat dossier. Er zijn geen stukken uit het medisch dossier aan de klachtencommissie
voorgelegd die vallen buiten de toestemmingsperiode. De psychiater heeft de door klager
gestelde beperkingen gerespecteerd en zich beperkt tot informatie die noodzakelijk
en proportioneel was voor het verweer op de klacht. Dat de passage van 16 juni 2021
als citaat is gebruikt, maakt dat niet anders. Ten aanzien van de zorgmachtiging betwist
de psychiater dat deze beschikking buiten de toestemmingsperiode valt, omdat deze
machtiging geldig was van 29 januari tot en met 29 juli 2021. De beschikking maakte
materieel gezien onderdeel uit van het medsich dossier ten tijde van de toestemmingsperiode.
Voor het geval het college van oordeel is dat er wel stukken aan de klachtencommissie
zijn voorgelegd die vallen buiten de toestemmingsperiode, stelt de psychiater dat
van een doelbewuste schending van het
beroepsgeheim geen sprake is.
4.4 Tijdens de zitting heeft de psychiater verklaard dat hij bij het opstellen van het verweerschrift in de procedure bij de klachtencommissie van de instelling niet goed naar de door klager in de toestemmingsverklaring aangegeven tijdsperiodes heeft gekeken en dat dit een vergissing was. De psychiater stelt dat hij het anders had moeten doen. Als hij de aangegeven tijdsperiodes goed had gelezen, had hij de klachtencommissie kunnen laten weten dat het door deze beperking voor hem niet mogelijk was een adequaat verweer op te stellen. De informatie van vóór de opname was volgens de psychiater namelijk zeer relevant voor zijn verweer. Tijdens de zitting is nog aanvullend opgemerkt dat de toestemmingsverklaring ook in die zin kan worden gelezen dat de periodes die in de toestemmingsverklaring zijn genoemd, ook kunnen worden gelezen als een nadere aanduiding van de periodes waarover wordt geklaagd in plaats van een beperking om gegevens te verstrekken.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de psychiater de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de psychiater geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. Beroepsgeheim en informatieverstrekking bij juridische
procedures
5.2 Op grond van artikel 7:454 BW heeft een arts een geheimhoudingsplicht. Dit beroepsgeheim
is nader uitgewerkt in de KNMG-richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’ (2022). In
deze richtlijn is onder meer aandacht gegeven aan het gebruik van gegevens uit het
medisch dossier van een patiënt wanneer een arts in een klacht- of tuchtzaak of civiele
(rechts)zaak wordt betrokken. Gewezen wordt op het recht op een eerlijk proces (zoals
vastgelegd in het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)) als rechtvaardiging
voor het gebruik van medische gegevens voor dit doel, en op de eisen van proportionaliteit
en subsidiariteit bij het gebruik van die gegevens. In de rechtspraak van het Centraal
Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) is nog nader bepaald welke gevolgen moeten
worden verbonden aan de situatie waarin de patiënt het recht om medische gegevens
te gebruiken nadrukkelijk heeft beperkt. In de beslissing van het CTG van 13 april
2022 (ECLI:NL:TGZCTG:2022:87) is in paragraaf 4.6 het volgende overwogen:
"Is sprake van door de patiënt gestelde beperkingen met betrekking tot het gebruiken
van gegevens uit diens dossier, blijkend uit een door de patiënt opgestelde machtiging,
dan zal de zorgverlener deze beperkingen moeten respecteren. Het is dan aan de klachtencommissie
of tuchtrechter om te beoordelen of de wel beschikbare gegevens voldoende basis bieden
om te komen tot een inhoudelijk oordeel over de klacht."
Deze beperkingen aan het gebruik van dossiergegevens gesteld door de patiënt zijn
ook op deze wijze opgenomen in voornoemde KNMG-richtlijn.
5.3 Het college stelt voorop dat uit de toestemmingsverklaring ondubbelzinnig blijkt
dat klager het gebruik of verstrekken van zijn medische gegevens in verband met zijn
klacht bij de klachtencommissie heeft willen beperken tot de medische gegevens die
dateren uit de daarin aangegeven periodes. De lezing van de psychiater dat deze weergave
van periodes ook kan worden gelezen als de nadere aanduiding van de periodes waarbinnen
de klachten vallen en daarmee geen beperking inhoudt, volgt het college dus niet.
5.4 Naar het oordeel van het college volgt verder uit de hiervoor in alinea 5.2 aangehaalde
uitspraak van het CTG en de hierbij aansluitende KNMG-richtlijn ‘Omgaan met medische
gegevens’ (2022) dat, indien de patiënt beperkingen heeft gesteld aan gebruik van
medische gegevens, er geen ruimte is voor een arts om in weerwil van die beperking
toch medische gegevens te gebruiken bij het verweer op grond van noodzakelijkheid
en/of proportionaliteit.
Klachtonderdeel a) Het citaat van 16 juni 2021
5.5 Klager heeft het verstrekken van medische gegevens in verband met de procedure
bij de klachtencommissie beperkt tot de periode van 17 juni 2021 tot en met 13 juli
2021. Met het gebruik van het citaat van 16 juni 2021 uit het medisch dossier is de
psychiater dus buiten deze periode getreden en heeft hij daarmee het medisch beroepsgeheim
geschonden. Zoals gezegd is er geen ruimte voor de psychiater om op grond van noodzakelijkheid
of proportionaliteit deze gegevens toch te gebruiken. Dit klachtonderdeel is dus gegrond.
Klachtonderdeel b) Het verstrekken van de zorgmachtiging van de rechtbank
5.6 De zorgmachtiging van de rechtbank dateert van 29 januari 2021. Deze datum valt
buiten de periode waarvoor klager toestemming heeft gegeven om medische gegevens uit
zijn medisch dossier te mogen verstrekken. Echter, de zorgmachtiging was geldig in
de periode van 29 januari 2021 tot en met 29 juli 2021; een aansluitende zorgmachtiging
werd vervolgens door de rechtbank verleend op 13 juli 2021. Daarmee maakt de beschikking
van de zorgmachtiging naar het oordeel van het college onderdeel uit van het medisch
dossier ten tijde van de periode waarvoor klager wel toestemming heeft gegeven om
medische gegevens te mogen verstrekken. Het overleggen van deze zorgmachtiging was
naar het oordeel van het college noodzakelijk en proportioneel voor een goed onderbouwd
verweer in de klachtenprocedure. De zorgmachtiging lag immers aan de basis van de
periode van gedwongen opname waarover klager zich beklaagde, en vormde daarmee de
wettelijke grondslag voor de Wvggz-klacht van klager. De psychiater heeft met het
verstrekken van de zorgmachtiging het medisch beroepsgeheim niet geschonden. Dit klachtonderdeel
is daarom ongegrond.
Slotsom
5.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat klachtonderdeel a) gegrond is en dat klachtonderdeel
b) ongegrond is.
5.8 Nu de klacht deels gegrond is, moet het college oordelen welke maatregel passend
is. Hoewel schending van het medisch beroepsgeheim een ernstig verwijt is, waarvoor
een maatregel in beginsel passend is, ziet het college in dit geval geen aanleiding
meer om de psychiater een maatregel op te leggen. Daarbij laat het college meewegen
dat de psychiater in deze procedure heeft erkend dat hij niet goed naar de door klager
in de toestemmingsverklaring aangegeven tijdsperiode heeft gekeken en dat dit een
vergissing was. De psychiater stelt dat hij het anders had moeten doen. Bovendien
heeft hij gereflecteerd op zijn handelen. De psychiater heeft tijdens de zitting uitgesproken
voornemens te zijn om in de toekomst de gegeven beperkingen nauwkeurig te raadplegen
en te respecteren, en in voorkomend geval bij zijn verweer op te merken dat dit beperkt
onderbouwd is vanwege door de patiënt opgegeven beperkingen om medische gegevens te
verstrekken. Ten slotte weegt het college mee dat de psychiater, met het oog op de
bescherming van de privacy van klager, in deze procedure er nadrukkelijk van heeft
afgezien de beslissing van de klachtencommissie van de instelling te overleggen. Aldus
heeft de psychiater er blijk van gegeven lering te hebben getrokken uit deze zaak.
Aannemelijk is dan ook dat de psychiater van dit geval heeft geleerd en dat hij in
de toekomst in dergelijke procedures beperkingen aan het gebruik van dossiergegevens
gesteld door de patiënt zal respecteren. Gelet hierop is het college van oordeel dat
het opleggen van een maatregel geen redelijk tuchtrechtelijk doel meer dient, en zal
het college er daarom van afzien.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond;
- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door P.J.M. Rouwen, voorzitter, C.M.H.M. van Lent, lid-jurist,
R.J.M. Lardinois, A.E. van der Waal en L.A.J. Stouthamer-Verschuren, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door C.W.M. Hillenaar, secretaris, en in het openbaar uitgesproken door
K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk op 24 juli 2024.