ECLI:NL:TADRSHE:2024:100 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-141/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2024:100
Datum uitspraak: 22-07-2024
Datum publicatie: 23-07-2024
Zaaknummer(s): 24-141/DB/OB
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Klaagster verwijt verweerder dat hij bij e-mail van 25 mei 2023 aan klaagsters advocaat heeft medegedeeld: “Ik zie de reactie van uw cliënte met belangstelling tegemoet. Ik geef uw cliënte nog mee dat cliënte een no risk-polis heeft en het UWV/de media niet positief zal reageren op de handelwijze van uw cliënte ten aanzien van mijn cliënte.”  Verweerder heeft zowel bij de deken als ter zitting van de raad het verweer gevoerd, dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en dat zijn e-mailbericht van 25 mei 2023 geen dreigement inhoudt. De raad volgt verweerder hierin niet. Verweerders e-mail kan naar het oordeel van de raad niet anders worden gelezen dan als het dreigen met handelen dat het berokkenen van schade inhoudt.  Aldus heeft verweerder de belangen van klaagster onevenredig geschaad. De klacht is derhalve gegrond. Gegrond. Berisping.


Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 22 juli 2024

in de zaak 24-141/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 26 mei 2023 heeft klaagster tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: “de deken”).

1.2    Op 23 februari 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48|23|067K van de deken ontvangen. 

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 27 mei 2024. Verschenen zijn klaagster en verweerder.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.
 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Tussen klaagster als werkgever en mevrouw F was sprake van een arbeidsgeschil in het kader waarvan onderhandelingen hebben plaatsgevonden. Klaagster werd bijgestaan door mr. Van den H, advocaat, terwijl mevrouw F werd bijgestaan door verweerder.

2.3    Bij e-mail van 25 mei 2023 heeft verweerder aan klaagsters advocaat een schikkingsvoorstel gedaan en daarbij het volgende medegedeeld: 
    
    “Ik zie de reactie van uw cliënte met belangstelling tegemoet. Ik geef uw cliënte nog mee dat cliënte een no risk-polis heeft en het UWV/de media niet positief zal reageren op de handelwijze van uw cliënte ten aanzien van mijn cliënte.”

2.4    Op 26 mei 2023 heeft klaagster tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.

3    KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder dat hij:
    bij e-mail van 25 mei 2023 aan klaagsters advocaat heeft medegedeeld “Ik zie de reactie van uw cliënte met belangstelling tegemoet. Ik geef uw cliënte nog mee dat cliënte een no risk-polis heeft en het UWV/de media niet positief zal reageren op de handelwijze van uw cliënte ten aanzien van mijn cliënte.”, welke mededeling klaagster opvat als een dreigement.
    

4    VERWEER 

4.1    Verweerder heeft verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    Toetsingskader
    De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De raad overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

5.2      Klaagster verwijt verweerder dat het slot van zijn e-mail van 25 mei 2023 een dreigement bevat en dat hij daarmee de grenzen van het toelaatbare heeft overschreden.  Verweerder heeft zowel bij de deken als ter zitting van de raad het verweer gevoerd, dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en dat zijn e-mailbericht van 25 mei 2023 geen dreigement inhoudt. De raad volgt verweerder hierin niet. Verweerders e-mail kan naar het oordeel van de raad niet anders worden gelezen dan als het dreigen met handelen dat het berokkenen van schade inhoudt.  Aldus heeft verweerder de belangen van klaagster onevenredig geschaad. De klacht is derhalve gegrond. 


6    MAATREGEL

6.1    Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door zich op ontoelaatbare wijze jegens klaagster uit te laten. Door in zijn brief aan klaagster een dreigement te uiten heeft verweerder gehandeld in strijd met de kernwaarde integriteit. De raad acht oplegging van een berisping in dezen passend en geboden.


7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 

7.1   Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) €   50,- reiskosten van klaagster;
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat. 

7.3    Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door. 

7.4    Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.


BESLISSING

De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond; 
-    legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster; op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.1;
-        veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3; 
-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door  mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. H.C. Struijk en A.A.M. Schutte, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg, als griffier en uitgesproken op 22 juli 2024.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 22 juli 2024