ECLI:NL:TGZRAMS:2024:160 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6646

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:160
Datum uitspraak: 19-07-2024
Datum publicatie: 19-07-2024
Zaaknummer(s): A2023/6646
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager heeft pijnklachten in zijn linkervoet. Hij verwijt de huisarts dat zij niet de benodigde zorg heeft verleend, niet of te laat heeft doorverwezen, in een verwijsbrief onnodige informatie heeft verstrekt, en hem onverwacht en zonder overleg heeft gevraagd een andere huisarts te zoeken.Het college overweegt als volgt. Na de (eerste) melding van klager van pijnklachten in de linkervoet (in zijn email van 21 oktober 2021) heeft de huisarts nog dezelfde dag een verwijzing gemaakt naar de podotherapeut. Uit de stukken van het dossier (kort samengevat onder de feiten) en de toelichting ter zitting blijkt dat de huisarts voortvarend en adequaat heeft gereageerd op de daaropvolgende rapportages (van de voetencentra waarnaar klager is verwezen, en van de specialisten) en verzoeken van klager. Bij de verwijzing naar de podotherapeut en vervolgens orthopeed heeft zij gehandeld zoals van haar verwacht mocht worden (lege artis). Wat betreft het verwijt dat de huisarts te laat een (op verzoek van klager) aangepaste verwijsbrief heeft opgesteld, overweegt het college als volgt. Allereerst stelt het college vast dat de huisarts niet gehouden is om, op verzoek van een patiënt, een verwijsbrief op te maken indien zij dit niet medisch geïndiceerd acht. Wat daar verder van zij, het college stelt vast dat de huisarts bedoelde verwijsbrief (alsnog) heeft opgesteld. Indien en voor zover daarbij (onnodige) vertraging is opgetreden, is dat mede veroorzaakt door de verwarring (of in ieder geval het gebrek aan communicatie) die mede is veroorzaakt door klager en de door hem ten onrechte gemaakte verwijten. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing van 19 juli 2024 op de klacht van:


A,
wonende te B,
klager,


tegen


C,
huisarts,
werkzaam te B,
verweerster, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. R.M. Cats, werkzaam te Amsterdam.


1. De zaak in het kort
1.1 Klager heeft pijnklachten in zijn linkervoet. Hij verwijt de huisarts dat zij niet de benodigde zorg heeft verleend, niet of te laat heeft doorverwezen, in een verwijsbrief onnodige informatie heeft verstrekt, en hem onverwacht en zonder overleg heeft gevraagd een andere huisarts te zoeken.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, en dat de klacht dus ongegrond is. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 17 november 2023, met aanvulling bij brief van 5 februari 2024;
- het verweerschrift met bijlagen;
- het proces-verbaal van het op 16 februari 2024 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- de brief van klager van 19 februari 2024, binnengekomen op 22 februari 2024, met bijlagen;
- de brief van verweerster van 27 februari 2024, binnengekomen op 28 februari 2024, met bijlage.

2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 7 juni 2024. De klager is verschenen, alsmede verweerster en haar gemachtigde. De partijen en de gemachtigde van verweerster hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

3. De feiten
3.1 Klager meldt de huisarts op 21 oktober 2021 dat hij al jaren pijn heeft in zijn linkervoet. De huisarts maakt dezelfde dag een verwijzing naar een podotherapeut.

3.2 Op 19 november 2021 ontvangt de huisarts het podotherapeutisch rapport. Overeenkomstig het advies van de podotherapeut maakt zij op 19 november 2021 een verwijzing voor het maken van een röntgenfoto. De foto wordt op 1 december 2021 gemaakt, de radioloog meldt daarover: ‘Geen afwijkingen’.

3.3 Op het verzoek van klager op 15 december 2021 om een verwijzing naar een ander voetencentrum mailt de huisarts op 16 december 2021 dat zij daartoe desgewenst bereid is. De huisarts ontvangt daarop geen reactie van klager.

3.4 Op 17 februari 2022 brengt klager zijn voetklachten weer ter sprake bij de praktijkondersteuner, en verzoekt om doorverwezen te worden naar een voetencentrum in D. Na overleg met de praktijkondersteuner maakt de huisarts op 28 februari 2022 deze verwijzing.

3.5 Op 1 april 2022 ontvangt de huisarts het advies van het voetencentrum, inhoudende: ‘manuale therapie in combinatie met correctiezolen’ en meldt dat over zeven weken controle zal plaatsvinden. De huisarts ontvangt hierover en hierna geen berichten van klager.


3.6 Op 21 september 2022 ontvangt de huisarts het advies van het voetencentrum om een Echo/MRI te laten maken. De huisarts meldt klager dat zij dat advies zal volgen en hem daartoe zal verwijzen naar een orthopeed. Zij stelt op 28 september 2022 deze verwijzing op.

3.7 Op 10 november 2022 ontvangt de huisarts de diagnose van de orthopedisch chirurg van E. Hoewel de specialist daar niet toe adviseert, maakt de huisarts (desondanks, op uitdrukkelijk verzoek van klager) een verwijzing voor een echo.

3.8 Uit het dossier blijkt dat tussen klager en de specialisten van E een ernstig verstoorde relatie is ontstaan. Klager wenst een andere specialist te raadplegen. De huisarts maakt op 25 januari 2023 (op verzoek van klager) een verwijzing (voor een second opinion) naar een kliniek in F. Omdat klager bezwaren heeft tegen de in deze verwijzing opgenomen informatie, maakt de huisarts op 31 januari 2023 een tweede (herziene) verwijzing.

3.9 De huisarts ontvangt op 28 februari 2023 een verzoek voor een (nogmaals) herziene verwijzing. De huisarts mailt klager op 19 maart 2023 dat zij daartoe niet bereid is, en geeft hem in overweging om de verwijzing voor een second opinion te vragen aan de specialist: ‘Het is gebruikelijk dat de specialist de second opinion aanvraagt bij ingewikkelde medische problemen. Feitelijk hoeft een huisarts dit niet te doen. Daarnaast zou ik je nogmaals willen verzoeken een andere huisarts te zoeken. Mijns inziens is de vertrouwensrelatie geschaad. En dat vind ik geen veilige en werkbare situatie. Er zijn huisartsen in B ‘open’, waarna ze de namen van twee huisartsen in B geeft.

3.10 Klager dient op 25 april 2023 een klacht in bij de geschilleninstantie G (hierna: de geschilleninstantie). Hij is van opvatting dat in de verwijsbrief van 31 januari 2023 ten onrechte (en in strijd met zijn uitdrukkelijke verzoek) de navolgende passages zijn opgenomen: i) ‘Spanningen rondom aanschaf nieuwe auto’, ii) ‘Risicovol leefgedrag nvt’, iii) ‘Familieanamnese alleenstaand’ en iv) ‘Psychosociale anamnese taxi’.

3.11 In reactie op de klacht van klager schrijft de huisarts op 25 april 2023 dat zij overleg heeft gevoerd met de KNMG, en dat zij geen goede zorg meer kan leveren als klager er op staat dat zij haar dossier aanpast. Zij geeft klager de keuze om ofwel bij haar te blijven als patiënt (maar dan volgen er geen wijzigingen in het dossier); ofwel een andere huisarts te zoeken (waarbij ze het dossier dan niet overdraagt zodat klager bij de nieuwe huisarts kan: ‘beginnen met een leeg dossier’). Dus: ‘als je bij mij wilt blijven dat kan dat maar dus niet met verwijderen van gegevens. Als je dat toch wilt dan wil ik je vriendelijk verzoeken een andere huisarts te zoeken’.

3.12 De geschilleninstantie komt op 31 juli 2023 tot de conclusie dat klager terecht heeft geklaagd over het opnemen in de verwijsbrief van de passage ‘Spanningen rondom aanschaf nieuwe auto’, en verklaart de klacht voor het overige ongegrond. De geschilleninstantie doet de huisarts de aanbeveling om een nieuwe, aangepaste verwijsbrief te maken.

3.13 Bij brief van 9 oktober 2023 verzoekt de advocaat van klager aan de huisarts om een aangepaste verwijsbrief te maken. Zij meldt in deze brief tevens dat klager op zoek is naar vervanging, en dat hij overleg wenst met de huisarts over de medische ondersteuning totdat een andere huisarts is gevonden.


3.14 Na het desbetreffend verzoek van de advocaat van klager stelt de huisarts op 20 oktober 2023 de derde (herziene) verwijsbrief op.


3.15 Op 17 november 2023 bericht de huisarts aan klager dat een andere praktijk het dossier heeft opgevraagd, en dat klager (dus) bij de huisarts geen herhaalrecepten meer kan vragen. Klager bericht dezelfde dag: ‘zodra er een nieuwe praktijk is krijgt u dat van mij zelf te horen’. De volgende dag mailt klager aan de huisarts: ‘Allereerst wil ik u mededelen dat ik inderdaad een nieuwe huisarts heb gevonden’. Tijdens het mondeling vooronderzoek op 16 februari 2024 blijkt dat de huisarts twijfelt of, dan wel er nog niet van op de hoogte is dat klager (al) een nieuwe huisarts heeft gevonden.

4. De klacht en de reactie van de huisarts

4.1 Volgens klager heeft de huisarts onzorgvuldig gehandeld, omdat zij:
a) niet adequaat heeft gereageerd op de door klager ervaren klachten;
b) in een verwijsbrief niet-relevante informatie heeft opgenomen;
c) zonder noodzaak en overleg klager heeft verzocht om een andere huisarts te zoeken.

4.2 De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college


Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Klachtonderdeel a) niet adequaat heeft gereageerd op de door klager ervaren klachten.


5.2 Klager verwijt de huisarts (zo begrijpt het college) dat zij zijn klachten niet serieus heeft genomen, en hem verkeerd en/of te laat heeft doorverwezen. De huisarts is van opvatting dat zij tijdig en adequaat heeft gereageerd op de aan haar gemelde klachten.


5.3 Na de (eerste) melding van klager van pijnklachten in de linkervoet (in zijn email van 21 oktober 2021) heeft de huisarts nog dezelfde dag een verwijzing gemaakt naar de podotherapeut. Uit de stukken van het dossier (kort samengevat onder de feiten) en de toelichting ter zitting blijkt dat de huisarts voortvarend en adequaat heeft gereageerd op de daaropvolgende rapportages (van de voetencentra waarnaar klager is verwezen, en van de specialisten) en verzoeken van klager. Bij de verwijzing naar de podotherapeut en vervol-gens orthopeed heeft zij gehandeld zoals van haar verwacht mocht worden (lege artis).


5.4 Wat betreft het verwijt dat de huisarts te laat een (op verzoek van klager) aangepaste verwijsbrief heeft opgesteld, overweegt het college als volgt. Allereerst stelt het college vast dat de huisarts niet gehouden is om, op verzoek van een patiënt, een verwijsbrief op te maken indien zij dit niet medisch geïndiceerd acht. Wat daar verder van zij, het college stelt vast dat de huisarts bedoelde verwijsbrief (alsnog) heeft opgesteld. Indien en voor zover daarbij (onnodige) vertraging is opgetreden, is dat mede veroorzaakt door de verwarring (of in ieder geval het gebrek aan communicatie) die mede is veroorzaakt door klager en de door hem ten onrechte gemaakte verwijten. Het college verwijst daarbij naar de bespreking van het tweede klachtonderdeel. Kortom, hiervan kan de huisarts geen verwijt worden gemaakt.

5.5 Het college kan klager dan ook niet volgen in dit klachtonderdeel. In tegendeel, de huisarts heeft voortvarend en adequaat gehandeld. Van onnodige vertraging, dan wel gebrek aan urgentie, dan wel van onjuiste of onvolledige diagnosestelling, is geen sprake. Dit klachtonderdeel is ongegrond.


Klachtonderdeel b) in een verwijsbrief niet relevante informatie heeft opgenomen.
5.6 Klager is van opvatting dat de huisarts in haar verwijsbrief van 31 januari 2023 aan de kliniek in F - tegen de uitdrukkelijke wens van klager in – hem onwelgevallige, niet relevante informatie heeft opgenomen. Het betreft de passages: i) ‘Spanningen rondom aanschaf nieuwe auto’, ii) ‘Risicovol leefgedrag nvt’, iii) ‘Familieanamnese alleenstaand’ en iv) ‘Psychosociale anamnese taxi’. Klager meent dat deze passages niet relevant zijn, en wenst verwijdering. De geschilleninstantie heeft hem in zijn klacht deels gelijk gegeven, maar klager wenst dat ook het college zich uitspreekt over dit onderdeel van zijn klacht.


5.7 Het college heeft kennisgenomen van de beslissing van de geschilleninstantie, waarin de huisarts wordt geadviseerd om een aangepaste verwijsbrief te maken waaruit (alleen) de passage ‘Spanningen rondom aanschaf nieuwe auto’ is verwijderd.


5.8 Met de geschilleninstantie is het college van oordeel dat van de laatste drie bovengenoemde passages niet kan worden gezegd dat de huisarts deze ten onrechte heeft opgenomen. Het college neemt de overwegingen van de geschilleninstantie over, en maakt deze tot de zijne. Ten aanzien van de eerste passage is het college (anders dan de geschilleninstantie) van oordeel dat niet kan worden gezegd dat deze passage ten onrechte is opgenomen. In tegendeel. De huisarts heeft op goede gronden kunnen besluiten om deze passage op te nemen. Immers, de daarbij verstrekte informatie ziet op de (sociale) achtergrond en de (tijdelijke) zakelijke problemen die klager ondervindt, en kunnen van belang zijn voor de behandeling door een andere hulpverlener. De huisartsgeneeskunde is gebaseerd op een bio-psycho-sociaal model van medische hulpverlening.
De huisarts had er zeker voor kunnen kiezen om deze (automatisch, door het systeem toegevoegde) regel uit het huisartsenjournaal achterwege te laten (zoals ze in haar latere verwijsbrief maar heeft gedaan). Echter, het niet (actief, vooraf) verwijderen levert geen tuchtrechtelijk verwijt op.


Klachtonderdeel c) zonder noodzaak klager verzoeken om een andere huisarts te zoeken
5.9 Klager is van opvatting dat de huisarts hem onverwacht en zonder noodzaak en overleg heeft verzocht om een andere huisarts te zoeken. Hij is al vele jaren patiënt bij haar en heeft tot voor kort geen problemen ervaren in zijn relatie met de huisarts.

5.10 De huisarts is van mening dat zij voldoende reden had om klager te adviseren een andere huisarts te zoeken. De relatie was al vele jaren verstoord, zodat de vertrouwensrelatie ontbrak die noodzakelijk is voor een goede zorgverlening. Zij heeft getracht klager behulpzaam te zijn bij het vinden van een vervangende huisarts.


5.11 Het college stelt vast dat klager en de huisarts een duidelijk andere opvatting hebben over hun onderlinge professionele relatie en de mate waarin zij met elkaar (kunnen) communiceren. Nu in ieder geval bij de huisarts al langere tijd – zo is ook ter zitting duidelijk geworden – het vertrouwen in een goede zorgrelatie ontbrak en er in de loop der jaren diverse incidenten tussen klager en de huisarts zijn geweest, kon zij in redelijkheid ertoe besluiten om klager te adviseren om een andere huisarts te zoeken. Zij heeft dit diverse malen gemeld en voorgesteld, en gepoogd om hem daarbij te helpen. Zij heeft pas het dossier overgedragen aan een andere huisartspraktijk nadat klager (althans, zo begreep de huisarts) een andere huisarts had gevonden. Dat daarbij enige verwarring is ontstaan (of klager nu al daadwerkelijk een andere huisarts had gevonden) die tot aan het mondeling vooronderzoek heeft voortgeduurd, is vervelend maar het is niet aannemelijk geworden dat de huisarts daarover een specifiek verwijt kan worden gemaakt. Veeleer bieden dit misverstand en gebrek aan communicatie steun aan de conclusie dat de huisarts terecht de zorgrelatie wenste te verbreken.


Slotsom
5.12 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht op alle onderdelen ongegrond is.

6. De beslissing
Het college verklaart de klacht ongegrond.


Deze beslissing is gegeven door A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter, E. Pans, lid-jurist, A. Wewerinke, S.M. Schmidt-Rikama en A.H. van Pagee, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door L.B.M. van ‘t Nedereind, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2024.