ECLI:NL:TADRSHE:2024:103 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-220/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2024:103
Datum uitspraak: 22-07-2024
Datum publicatie: 23-07-2024
Zaaknummer(s): 24-220/DB/OB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft in strijd gehandeld met gedragsregel 25 door klaagster zowel telefonisch als schriftelijk rechtstreeks te benaderen terwijl hij wist dat zij werd bijgestaan door een advocaat. Waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 22 juli 2024

in de zaak 24-220/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:


klaagster


over:


verweerder


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 16 oktober 2023 heeft klaagster tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: “de deken”).

1.2    Op 21 maart 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48|23|135K van de deken ontvangen. 

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 10 juni 2024. Klaagster en verweerder zijn niet verschenen. 

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier.  

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2     Klaagster heeft een geschil met de heer V, die wordt bijgestaan door verweerder. 

2.3    Op 4 mei 2021 heeft verweerder namens de heer V aan klaagster een brief gestuurd.

2.4    Bij e-mail van 11 mei 2021 heeft mr. S verweerder als volgt bericht:

    “Tot mij wendde zich [klaagster]. Zij overhandigde mij uw brief van 4 mei 2021.(…)”
    In deze e-mail heeft mr. S namens klaagster inhoudelijk op de brief van verweerder van 4 mei 2021 gereageerd. 

2.5    Verweerder heeft bij brief van 13 juli 2021 aan mr. S op de brief van mr. S d.d. 11 mei 2021 gereageerd.

2.6    Op 28 januari 2022 heeft verweerder aan klaagster een e-mail gestuurd met de volgende tekst:

“Geachte mevrouw,

Tot mij wendt zich wederom de heer [V]. Eerder hebt U op onrechtmatige wijze cliënt afgesloten van het water. Na een mail van cliënt hebt U het water weer aangesloten.
Nu vertelt mijn cliënt dat U het water weer heeft afgesloten terwijl het weekend begint. Ik hoef U niet uit te leggen dat zulks onrechtmatig is gelet op de gemaakte afspraken. 
Ik sommeer U het water onmiddellijk, nu dus, weer aan te sluiten en mij mede dat delen dat U dat gedaan hebt. Ik heb opdracht een kort geding te starten wanneer U dat niet doet. Alle kosten zullen op U worden verhaald. 
Onder reserve van alle rechten, verblijft,”

2.7    Bij e-mail van 1 februari 2022 heeft mr. S verweerder als volgt bericht:

“Onderstaande e-mail ontving ik via mijn cliënte.
In strijd met de gedragsregels heeft u mijn cliënte rechtstreeks aangeschreven zonder mij in de cc van deze e-mail op te nemen en zonder dat u mij daarvan een afschrift heeft toegezonden. Voor nu ga ik ervan uit dat dit op een misverstand berust. De volgende keer zal ik mij tot de deken wenden. (…)”


2.8    Op 21 maart 2022 heeft verweerder aan zijn cliënt, met klaagster in de cc, een e-mail gestuurd met de volgende tekst:

                    “Geachte heer [V],

    In de strafzaak deelde het Hof ’s-Hertogenbosch mij telefonisch mede dat zij voornemen is de zaak inhoudelijk mondeling te behandelen op 27 juni a.s. om 9.00 uur. De schriftelijke oproeping daarvan ontvangt u pas enkele weken van te voren, deelde het Hof mij vandaag desgevraagd telefonisch mede. Zou u een dag en tijd alvast in uw agenda willen noteren? 

                    Wenst u dat ik u tijdens de mondelinge behandeling bijsta?

    Zou u ook de notaris, die als getuige gehoord kan worden, alvast van het vorenstaande op de hoogte willen stellen met het verzoek dat hij die dag alvast vrijhoudt? De notaris kan dan tijdig worden opgeroepen. 

                    Gaarne van u vernemend,”

2.9    Op 11 oktober 2023 heeft verweerder per e-mail aan klaagster een brief gestuurd met de volgende tekst:

    “Tot mij wendt zich opnieuw de heer [V] ter zake het navolgende:

    Cliënt heeft na de overdracht van de zaak aan u in 2011 gas en water van de zaak gekregen. Daar heeft hij nooit iets voor hoeven te betalen. Dat is een duurovereenkomst. U wenst die duurovereenkomst te beëindigen. Cliënt kan daarmee instemmen wanneer de levering van gas en water kosteloos doorgezet wordt tot 1 januari 2025 onder de voorwaarde dat u voor een tussenmeter in het huis van cliënt zorgdraagt voor gas en water, op uw kosten.

    Wat betreft de inboedel van de ontspanningsruimte. Cliënt wenst terug te ontvangen de gehele inboedel, waaronder stoombad, pooltafel, voetbalspel, biljartkeus, vijf statafels, driezits lederen bank en vier fauteuils, barkrukken, glaswerk, Chinese vazen, karaoke installatie, stereo-installatie boven en beneden, tv, zonnebank, besturing beregeningsinstallatie, gereedschap, stofzuiger, fitness apparatuur, hangmatten, etc.

    Graag verneem ik binnen twee weken na heden wanneer cliënt deze goederen kan ophalen.

    Cliënt wenst dat de ramen en deuren van de ontspanningsruimte en de hal worden geblindeerd en niet meer geopend. Het kan niet zo zijn dat vanuit de ontspanningsruimte en de hal in de tuin van cliënt kan worden gekeken. Cliënt verbiedt ook zijn tuin te betreden.

 Wat betreft de STAK: Cliënt is bereid te onderhandelen over zijn rol binnen de STAK.

Ik zie uw antwoord graag binnen twee weken na heden tegemoet.”


2.10    Op 16 oktober 2023 heeft klaagster tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.

3    KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende:
    
Verweerder heeft in strijd gehandeld met gedragsregel 25 door klaagster zowel telefonisch als schriftelijk rechtstreeks te benaderen terwijl hij wist dat zij werd bijgestaan door een advocaat.
    
    
4    VERWEER 

4.1    Verweerder heeft verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    Toetsingskader
    Gedragsregel 25 bepaalt dat de advocaat zich met een partij betreffende een aangelegenheid, waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding stelt dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden. Deze regel geldt onverminderd wanneer de bedoelde partij zich tot de advocaat wendt (lid 1). In afwijking van het bepaalde in lid 1 mag de advocaat die een aanzegging met rechtsgevolg doet, dat rechtstreeks aan een partij doen, mits met gelijktijdige verzending van een afschrift aan diens advocaat en op voorwaarde dat de mededeling aan een partij beperkt blijft tot deze aanzegging met rechtsgevolg. Indien de advocaat het beoogde rechtsgevolg ook kan bereiken door zijn brief alleen aan de advocaat van een partij te zenden, geldt voormelde uitzondering niet (lid 2). 

5.2    Klaagster verwijt verweerder dat hij in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 25 door klaagster zowel telefonisch als schriftelijk rechtstreeks te benaderen terwijl hij wist dat zij werd bijgestaan door een advocaat. Klaagster heeft in dat verband gesteld dat verweerder haar per e-mails van 28 januari 2022, 21 maart 2022 en 11 oktober 2023 rechtstreeks heeft benaderd, terwijl zij toen werd bijgestaan door mr. S, advocaat. 

5.3    E-mails 28 januari 2022 en 11 oktober 2023
Vast staat dat verweerder klaagster bij e-mails van 28 januari 2022 en 11 oktober 2023 rechtsreeks heeft aangeschreven. Verweerder heeft gesteld dat hij na zijn brief van 13 juli 2021 niets meer van mr. S had vernomen. Uit niets bleek dat klaagster nog werd bijgestaan door mr. S, aldus verweerder. Dit verweer moet worden gepasseerd. Waar verweerder tot 13 juli 2021 met mr. S over de kwestie had gecorrespondeerd, had het op zijn weg gelegen om, toen hij in januari 2022 een brief wilde sturen, eerst bij mr. S te verifiëren of zij klaagster nog bij stond. Dat verweerder dit niet heeft gedaan, komt voor zijn risico. 


5.4    Naar het oordeel van de raad kon verweerder zowel in januari 2022 als in oktober 2023 weten dat klaagster in het voorliggende geschil (waaronder de al dan niet voortdurende levering van gas en water) werd bijgestaan door een advocaat. Het stond verweerder op grond van gedragsregel 25 lid 1 dan ook niet vrij om klaagster zonder toestemming van haar advocaat rechtstreeks te benaderen. Van een aanzegging met rechtsgevolg dat enkel kon worden bereikt met een brief gericht aan klaagster, als bedoeld in gedragsregel 25 lid 2, is naar het oordeel van de raad geen sprake, terwijl verweerder overigens ook niet heeft voldaan aan de in gedragsregel 25 lid 2 gestelde voorwaarde van gelijktijdige verzending van een afschrift aan de advocaat van klaagster. Verweerder heeft kortom in strijd gehandeld met gedragsregel 25 door klaagster bij e-mails van 28 januari 2022 en 11 oktober 2023 aan te schrijven. In zoverre is de klacht gegrond.

5.5    E-mail 21 maart 2022
Voor zover de klacht ziet op het e-mailbericht van 21 maart 2022 oordeelt de raad dat verweerder van verzending van die e-mail geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerder heeft de e-mail abusievelijk in cc aan klaagster verzonden. Hoewel het abusievelijk opnemen van klaagster in de cc niet getuigt van een grote mate van zorgvuldigheid kan verweerder naar het oordeel van de raad van deze omissie geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt, omdat uit de inhoud van de e-mail duidelijk blijkt dat deze niet voor klaagster bedoeld was. Voor zover de klacht ziet op het e-mailbericht van 21 maart 2022 is de klacht kortom ongegrond.


6    MAATREGEL

6.1    Verweerder heeft in strijd met gedragsregel 25 gehandeld.  De raad acht in dezen een waarschuwing een passende maatregel. 


7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 

7.1    Omdat de raad de klacht deels gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat. 

7.3    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:
-     verklaart de klacht, voor zover deze ziet op de e-mailberichten van 28 januari 2022 en 11 oktober 2023, gegrond; 
-    verklaart de klacht, voor zover deze ziet op het e-mailbericht van 21 maart 2022, ongegrond;
-        legt aan verweerder op een waarschuwing;
-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster; op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.1;
-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.

Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter en mrs. M.J. Hoekstra en J.A. Bloo, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier en uitgesproken op 22 juli 2024.

Griffier    Voorzitter


Verzonden op: 22 juli 2024