ECLI:NL:TGDKG:2024:72 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/726768 / DW RK 22/462 LV/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:72
Datum uitspraak: 22-07-2024
Datum publicatie: 23-07-2024
Zaaknummer(s): C/13/726768 / DW RK 22/462 LV/WdJ
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar door de titel te executeren. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder tegen het UWV heeft gelogen over de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder correspondeert voldoende professioneel met (de advocaat van) klaagster. De hoogte van de beslagvrije voet is geen kwestie die ter beoordeling staat van de kamer.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 juli 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/726768 / DW RK 22/462 LV/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 13 december 2022, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Klaagster heeft haar klacht aangevuld bij e-mails, ingekomen op 17, 30 en

31 december 2022, 11, 16 en 20 januari 2023. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 31 januari 2023, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij e-mail van 23 mei 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder zijn verweerschrift aangevuld. Klaagster heeft haar klacht opnieuw nader toegelicht bij

e-mails van 16 november 2023 en 29 mei 2024. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 juni 2024 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klaagster is, met kennisgeving, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 22 juli 2024.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een vonnis ten laste van klaagster van 4 mei 2011.

-           Op 21 oktober 2019 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) ten laste van klaagster.

-           Bij brief van 14 oktober 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder het UWV verzocht de eerder vastgestelde beslagvrije voet te verhogen met hetzelfde percentage als de uitkering is verhoogd.

-           Bij e-mail van 18 oktober 2022 heeft klaagster bezwaar gemaakt tegen teveel ingehouden gelden vanaf juli 2022, totaal een bedrag van € 28,88.

-           Bij e-mail van 19 oktober 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder zijn brief aan het UWV van 14 oktober 2022 aan klaagster doorgestuurd en klaagster medegedeeld dat de fout bij UWV ligt en dat het geld aan klaagster zal worden overgemaakt. Hierop heeft klaagster bij e-mail van 21 oktober 2022 gereageerd.

3. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: onterecht beslag heeft gelegd op haar WIA-uitkering en weigert dit beslag op te heffen, ondanks dat haar advocaat de gerechtsdeurwaarder daar op heeft aangesproken, begin 2022;          

b: sinds juli 2022 elke maand onterecht € 7,22 heeft geïncasseerd, en nadat klaagster daartegen bezwaar heeft gemaakt, nogmaals € 7,22 in november 2022;

c: tegen het UWV liegt over een bedrag dat moet worden ingehouden;

d: onprofessioneel heeft gecorrespondeerd in de e-mails van 22 juli 2020 en

16 december 2020;

e: de beslagvrije voet steeds opnieuw vaststelt zonder dat klaagster is gevraagd om actuele gegevens te verstrekken;

f: de juiste beslagvrije voet nog altijd niet aan het UWV heeft doorgegeven.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft bovengenoemde gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a stelt de kamer voorop dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis van 4 mei 2011 te executeren. In deze (tuchtrecht)procedure kan voorts niet worden vastgesteld of het gelegde beslag onterecht is. Daarvoor is een procedure bij de civiele (executie)rechter de geëigende weg. Op klaagster is de ‘5%-regel’ van artikel 475dc Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) van toepassing. Deze regel houdt in dat ook bij beslag op een minimale uitkering ten minste 5% van deze uitkering beschikbaar is voor de aflossing van schulden. Aan deze bepaling ligt het principe ten grondslag dat eenieder, in alle gevallen, zonder meer 5% van zijn netto-inkomen dient in te zetten voor de aflossing van zijn schulden, aldus de wetgever (Nota van Wijziging, Kamerstukken II 2016/17, 34628, nummer 9). Dat het gelegde beslag in dit geval leidt tot kleine aflossingen van de schuld is - gelet op het voorgaande - niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdeel a zal daarom ongegrond worden verklaard.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdelen b en c overweegt de kamer als volgt. In

juli 2022 heeft het UWV de uitkering van klaagster verhoogd. Als gevolg daarvan is een gedeelte van de uitkering boven de vastgestelde beslagvrije voet uitgerezen die de gerechtsdeurwaarder had vastgesteld op basis van genoemde 5%-regel. Dit overschot is door het UWV aan de gerechtsdeurwaarder afgedragen. Er is dus geen sprake van een nieuw beslag, of van het ‘op slinkse wijze’ ‘achter de rug van klaagster om binnenhengelen’ van geld door de gerechtsdeurwaarder, zoals klaagster het in haar e-mails van 18 en 21 oktober 2022 verwoord. Ook is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder tegen het UWV heeft gelogen over de beslagvrije voet. De betalingen zijn het gevolg van het reeds gelegde beslag en de periodieke aanpassingen die het UWV doorvoert en die leiden tot extra gelden die worden overgemaakt aan de gerechtsdeurwaarder. Op het moment dat de gerechtsdeurwaarder hiermee bekend raakte heeft hij direct actie ondernomen door contact op te nemen met het UWV (zoals blijkt uit de brief van 14 oktober 2022) en door de teveel ontvangen bedragen aan klaagster over te maken. De gerechtsdeurwaarder heeft toegelicht dat het UWV op dit moment niet bereid of in staat is de 5%-regel in te stellen zodat dit probleem zich niet meer voordoet. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen op deze klachtonderdelen.

5.4 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de kamer dat dit klachtonderdeel zich toespitst op de volgende opmerking van de gerechtsdeurwaarder in de e-mail van 22 juli 2020 aan de advocaat van klaagster: “Ik voeg het vonnis bij zodat u een idee krijgt van het “karakter” van mevrouw”. Deze opmerking, alhoewel misschien niet sympathiek of behulpzaam, gaat naar oordeel van de kamer niet over de grenzen van het betamelijke. Datzelfde geldt voor de uitspraken in de e-mail van de gerechtsdeurwaarder van 16 december 2020 met betrekking tot de chronische gezondheidsproblemen van klaagster. De kamer overweegt verder dat uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder ook in overige

e-mailsberichten voldoende professioneel met (de advocaat van) klaagster heeft gecorrespondeerd. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is dan ook niet gebleken.  

5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de kamer dat de hoogte van de beslagvrije voet geen kwestie is die ter beoordeling van de kamer staat. Dit is slechts anders als sprake is van evidente fouten of handelen tegen beter weten in. Hiervan is niet gebleken. Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet steeds heeft (her)berekend aan de hand van de bij hem bekende gegevens. Het ligt op de weg van klaagster om gewijzigde omstandigheden aan de gerechtsdeurwaarder onderbouwd kenbaar te maken. Indien klaagster het met de berekende beslagvrije voet niet eens is, dient zij zich tot de gewone rechter te wenden. Het tuchtrecht is hiervoor niet de geëigende weg.

5.6 Ten aanzien van klachtonderdeel f overweegt de kamer dat uit de overgelegde correspondentie blijkt dat de gerechtsdeurwaarder het UWV op 19 januari 2023 heeft bericht dat de beslagvrije voet is vastgesteld op € 1.101,-. Deze herberekening is conform de e-mail van klaagster van 29 december 2022. Dit klachtonderdeel stuit hierop af.

5.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M.L.S. Kalff en M.F.J. Pijnenburg, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juli 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.