ECLI:NL:TADRSHE:2024:99 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-109/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2024:99
Datum uitspraak: 22-07-2024
Datum publicatie: 23-07-2024
Zaaknummer(s): 24-109/DB/ZWB
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat zij in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 25. Vast staat dat verweerster op 27 oktober 2023 rechtstreeks aan mevrouw J, die door klager werd bijgestaan, een sommatiebrief heeft gestuurd, zonder daarvan gelijktijdig een afschrift aan klager te sturen. Dat op vrijdag 27 oktober 2023 is verzuimd om een afschrift van verweersters brief aan klager toe te sturen, berustte op een vergissing, aldus verweerster. De raad overweegt dat het verzuim om van de brief van 27 oktober 2023 een afschrift aan klager toe te sturen heeft plaatsgevonden onder verweersters verantwoordelijkheid, die daarvoor ook in tuchtrechtelijke zin verantwoordelijk moet worden gehouden. Dat dit verzuim berustte op een vergissing ontneemt aan het verzuim niet de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid. Gegrond. De raad komt het verweer, dat het verzuim om een afschrift aan klager toe te sturen, berustte op een vergissing, aannemelijk voor. Verweerster heeft bij brief van 6 november 2023 aan klager haar verontschuldigingen aangeboden. Verweerster is niet eerder tuchtrechtelijk veroordeeld. De raad ziet op grond van deze omstandigheden af van het opleggen van een maatregel.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 22 juli 2024

in de zaak 24-109/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 2 november 2023 heeft klager tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: “de deken”).

1.2    Op 15 februari 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K23-077 van de deken ontvangen. 

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 27 mei 2024. Partijen zijn niet verschenen.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en de volgende nagekomen stukken:
-    de e-mail met bijlage van verweerster van 20 februari 2024;
-    de e-mail met bijlage van verweerster van 13 maart 2024;
-    de e-mail van verweersters kantoorgenoot mr. Van der P van 15 maart 2024.
 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Tussen mevrouw J en verhuurder L is sprake van een langlopend geschil. L, bijgestaan door verweerster, heeft mevrouw J op 1 juni 2023 gedagvaard en de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd. Klager heeft zich op 6 juli 2023 in deze procedure als advocaat voor mevrouw J gesteld en een kopie van zijn stelbrief aan verweerster gestuurd. 

2.3    Op vrijdag 27 oktober 2023 heeft verweerster namens L aan mevrouw J een brief gestuurd met de volgende tekst:

    “Ondanks de aan u opgelegde gedragsaanwijzingen in het vonnis van de kantonrechter d.d. 26 juli 2019 en ondanks mijn sommatiebrieven d.d. 18 mei 2020, 26 mei 2020, 29 juni 2021, 7 juni 2022, 18 november 2022 en 26 oktober 2023 blijft u zich gedragen op een wijze die niet passend is bij wat van een ‘goed huurder’ verwacht mag worden.
    De galerij voor uw ingang (de gezamenlijke gang) staat wederom helemaal vol met uw goederen. Ik verzoek en voor zover rechtens vereist sommeer ik u binnen 48 uur na heden de galerij (gezamenlijke gang) op te ruimen. De gezamenlijke gang dient vrij te blijven als vluchtweg in geval van bijvoorbeeld brand.(…)”

2.4    In de brief is abusievelijk vermeld dat verweerster op 26 oktober 2023 een brief aan mevrouw J heeft gestuurd. Niet op 26 oktober 2023 is een brief aan mevrouw J gestuurd, maar op 16 december 2022. 

2.5    Mevrouw J heeft verweersters brief van 27 oktober 2023 op zaterdag 28 oktober 2023 ontvangen. 

2.6    Op dinsdag 31 oktober 2023 heeft verweerster, althans haar kantoorgenoot mr. Van der P, een afschrift van de brief van verweerster aan mevrouw J van 27 oktober 2023 als productie in het geding gebracht, onder gelijktijdige toezending daarvan aan klager. 

2.7    Op 2 november 2023 heeft klager tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken.

2.8    Bij brief van 6 november 2023 heeft verweerster aan klager haar excuses aangeboden voor het feit dat op 27 oktober 2023 geen afschrift van verweersters brief aan klager is gestuurd. 

2.9    Op 11 januari 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager, verweerster en de deken. 


3    KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.  Klager verwijt verweerster het volgende:
    Verweerster heeft in strijd gehandeld met gedragsregel 25.
    

4    VERWEER 

4.1    Verweerster heeft verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.


5    BEOORDELING

5.1    Toetsingskader
    De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De raad overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

5.2  Gedragsregel 25 lid 1 bepaalt dat de advocaat zich met een partij betreffende een aangelegenheid, waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding stelt dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden. Deze regel geldt onverminderd wanneer de bedoelde partij zich tot de advocaat wendt. Het tweede lid van gedragsregel 25 bepaalt dat, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, de advocaat die een aanzegging met rechtsgevolg doet, dat rechtstreeks aan een partij mag doen, mits met gelijktijdige verzending van een afschrift aan diens advocaat en op voorwaarde dat de mededeling aan een partij beperkt blijft tot deze aanzegging met rechtsgevolg. Indien de advocaat het beoogde rechtsgevolg ook kan bereiken door zijn brief alleen aan de advocaat van een partij te zenden, geldt voormelde uitzondering niet.

5.3      Vast staat dat verweerster op 27 oktober 2023 rechtstreeks aan mevrouw J, die door klager werd bijgestaan, een sommatiebrief heeft gestuurd, zonder daarvan gelijktijdig een afschrift aan klager te sturen. Verweerster heeft naar voren gebracht dat het aanvankelijk de bedoeling was om een afschrift van de brief diezelfde dag als productie in het geding te brengen onder gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan klager. Het in het geding brengen van de brief als productie is echter pas op dinsdag 31 oktober 2023 gebeurd, omdat verweersters cliënte nog een extra productie in het geding wilde brengen, aldus verweerster. Dit heeft tot gevolg gehad dat klager op dinsdag 31 oktober 2023 een afschrift van verweersters brief van vrijdag 27 oktober 2023 heeft ontvangen. Dat op vrijdag 27 oktober 2023 is verzuimd om een afschrift van verweersters brief aan klager toe te sturen, berustte op een vergissing, aldus nog steeds verweerster. De raad overweegt dat het verzuim om van de brief van 27 oktober 2023 een afschrift aan klager toe te sturen heeft plaatsgevonden onder verweersters verantwoordelijkheid, die daarvoor ook in tuchtrechtelijke zin verantwoordelijk moet worden gehouden.  Dat dit verzuim berustte op een vergissing ontneemt aan het verzuim niet de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid. De klacht is derhalve gegrond. 

6    MAATREGEL

6.1    Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar in strijd gehandeld met gedragsregel 25. De raad komt het verweer, dat het verzuim om een afschrift aan klager toe te sturen, berustte op een vergissing, aannemelijk voor. Verweerster heeft bij brief van 6 november 2023 aan klager haar verontschuldigingen aangeboden. Verweerster is niet eerder tuchtrechtelijk veroordeeld. De raad ziet op grond van deze omstandigheden af van het opleggen van een maatregel. 


7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 
7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.


BESLISSING

De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
-    ziet af van het opleggen van een maatregel;
-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager; op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.1.

Aldus beslist door  mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. H.C. Struijk en A.A.M. Schutte, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg, als griffier en uitgesproken op 22 juli 2024.

Griffier    Voorzitter


Verzonden op: 22 juli 2024