ECLI:NL:TADRAMS:2024:121 Raad van Discipline Amsterdam 24-188/A/NH
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2024:121 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-07-2024 |
Datum publicatie: | 23-07-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-188/A/NH |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing; klacht over de advocaat van de wederpartij in een echtscheidingsprocedure. Klager verwijt verweerster verwijtbaar jegens hem te hebben gehandeld door na te laten de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand in te schrijven. Hierdoor moest de gehele echtscheidingsprocedure opnieuw gevoerd worden. De klacht is ongegrond. Verweerster behartigde in de echtscheidingsprocedure de belangen van de ex-echtgenote. De belangen van klager werden op dat moment behartigd door zijn advocaat. Zowel verweerster als de advocaat van klager droegen naar hun eigen cliënt toe de verantwoordelijkheid voor inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Klager stelt ten onrechte dat de advocaat die de echtscheidingsprocedure start ook degene is die zorgt voor inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Er bestaat geen wettelijke regel op grond waarvan advocaten verplicht zijn om de echtscheidingsbeschikking in te laten schrijven als zij namens een cliënt een echtscheidingsprocedure zijn gestart (zie ook Raad van Discipline ’s-Gravenhage van 24 mei 2023, ECLI:NL:TADRSGR:2023:111). Het feit dat verweerster heeft nagelaten de echtscheidingsbeschikking in te schrijven betreft derhalve geen verwijtbaar handelen jegens klager. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 8 juli 2024
in de zaak 24-188/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
gemachtigde: mr. C.P.R. Vrakking
over:
verweerster
gemachtigde: mr. Z.C.E. Houben
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 15 september 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Midden-Nederland een klacht ingediend over verweerster. Verweerster
was op dat moment nog advocaat in het arrondissement Midden-Nederland.
1.2 Op 9 oktober 2023 heeft verweerster haar kantoor verplaatst naar het arrondissement
Noord-Holland en is zij thans als advocaat werkzaam bij het kantoor waar ook de deken
van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland werkzaam is. Aangezien
het onderzoek naar de klacht door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement
Midden-Nederland al gaande was, is die deken verzocht het onderzoek af te ronden.
De deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland heeft na
afronding van het onderzoek het klachtdossier aan de (waarnemend) deken van de Orde
van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) gestuurd.
1.3 Op 12 maart 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 2268436/FM/SD
van de deken ontvangen.
1.4 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 27 mei 2024. Daarbij waren
klager en verweerster bijgestaan door hun gemachtigden aanwezig. Van de behandeling
is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.3 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager en zijn ex-echtgenote waren verwikkeld in een echtscheidingsprocedure.
Verweerster heeft in deze procedure de ex-echtgenote als advocaat bijgestaan. Klagers
belangen werden op dat moment behartigd door mr. V.
2.3 Bij beschikking van 6 januari 2022 is de echtscheiding uitgesproken. Tegen
één onderdeel van de echtscheidingsbeschikking heeft verweerster namens de ex-echtgenote
op 5 april 2022 hoger beroep ingesteld.
2.4 Van juni 2022 tot en met oktober 2022 was verweerster met zwangerschapsverlof.
2.5 De dienst Publiekszaken van gemeente Den Haag heeft bij brief van 29 november
2022 gericht aan het toenmalige kantoor van verweerster het volgende meegedeeld:
“De door u aangevraagde akten komen niet voor in de registers van de Burgerlijke Stand
van de gemeente Den Haag. Er is geen echtscheidingsbeschikking ingeschreven in onze
registers. Beide partijen staan nog als gehuwd.”
2.6 Op 27 februari 2023 stond de behandeling van het hoger beroep tegen (één onderdeel
van) de echtscheidingsbeschikking gepland. Vlak voor die behandeling heeft de griffie
van het gerechtshof telefonisch contact opgenomen met verweerster, omdat uit de registers
was gebleken dat de echtscheidingsbeschikking niet was ingeschreven en daardoor zijn
kracht verloren had.
2.7 Na overleg met de ex-echtgenote heeft verweerster het hoger beroep ingetrokken.
Diezelfde dag heeft verweerster een nieuw echtscheidingsverzoek in gediend.
2.8 Op 15 september 2023 heeft klager bij de deken een klacht over verweerster
ingediend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster
het volgende.
a) verweerster heeft nagelaten de echtscheidingsbeschikking in te schrijven in
de registers van de burgerlijke stand;
b) verweerster heeft misbruik gemaakt van haar positie door te proberen (onder
druk) een onacceptabel schikkingsvoorstel er doorheen te drukken.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Bij de beoordeling van een over een advocaat ingediende klacht toetst de raad
het aan de advocaat verweten handelen of nalaten aan de in artikel 46 Advocatenwet
omschreven normen. Bij deze toets is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels,
maar die regels kunnen, gezien het open karakter van de wettelijke normen, ter invulling
van deze normen wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar
handelen, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter
per geval beoordeeld (Hof van Discipline 21 september 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:195).
5.2 De klacht gaat over het handelen en nalaten van verweerster als advocaat van
de wederpartij van klager. Het algemene uitgangspunt is dat advocaten veel vrijheid
hebben om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is. Partijdigheid is niet
zonder reden een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet).
Toch is die vrijheid niet onbeperkt. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig
kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie
geven. Tot slot hoeven zij in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij
voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt
tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen, maar moeten zij zich
wel onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder
dat zij tot noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan
de wederpartij toebrengen.
Klachtonderdelen a) en b)
5.3 De klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke behandeling en komen neer
op het volgende. Volgens klager heeft verweerster verwijtbaar jegens hem gehandeld
door na te laten de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand
in te schrijven. Hierdoor moest de gehele echtscheidingsprocedure opnieuw gevoerd
worden. Nu verweerster namens zijn ex-echtgenote de echtscheiding had aangevraagd,
was het ook haar verantwoordelijkheid de beschikking in te schrijven (klachtonderdeel
a). Verweerster was volgens klager bovendien van haar fout op de hoogte, maar heeft
klager of zijn advocaat hier niet (direct) over geïnformeerd. Verweerster wist volgens
klager namelijk dat hij het liefst een regeling wilde treffen om niet nog meer kosten
te hoeven maken in de hoger beroepsprocedure. Verweerster heeft misbruik gemaakt van
de situatie en getracht (onder druk) een onacceptabel schikkingsvoorstel er doorheen
te drukken. Als klager had geweten dat de echtscheiding niet was ingeschreven, dan
had hij zijn advocaat niet gevraagd om zoveel tijd, moeite en geld te steken in het
treffen van een regeling (klachtonderdeel b).
5.4 Naar het oordeel van de raad falen de klachtonderdelen. De raad overweegt hiertoe
het volgende. Verweerster behartigde in de echtscheidingsprocedure de belangen van
de ex-echtgenote. De belangen van klager werden op dat moment behartigd door mr. V.
Zowel verweerster als mr. V droegen naar hun eigen cliënt toe de verantwoordelijkheid
voor inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke
stand. Klager stelt ten onrechte dat de advocaat die de echtscheidingsprocedure start
ook degene is die zorgt voor inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Er bestaat
geen wettelijke regel op grond waarvan advocaten verplicht zijn om de echtscheidingsbeschikking
in te laten schrijven als zij namens een cliënt een echtscheidingsprocedure zijn gestart
(zie ook Raad van Discipline ’s-Gravenhage van 24 mei 2023, ECLI:NL:TADRSGR:2023:111).
Het feit dat verweerster heeft nagelaten de echtscheidingsbeschikking in te schrijven
betreft derhalve geen verwijtbaar handelen jegens klager. Dat verweerster volgens
klager niet direct openheid van zaken heeft gegeven van het feit dat de echtscheidingsbeschikking
niet was ingeschreven en daarmee misbruik heeft gemaakt van de situatie door een onacceptabel
schikkingsvoorstel er doorheen te drukken is niet aannemelijk geworden. Verweerster
heeft onderbouwd toegelicht dat zij pas vlak voor de behandeling van het hoger beroep,
dat op 27 februari 2023 gepland stond, door het telefoontje van de griffie van het
gerechtshof erachter kwam dat de echtscheidingsbeschikking niet in de registers was
ingeschreven, ondanks dat de brief van de gemeente van 29 november 2022 wel in haar
dossier bleek te zitten. Verweerster heeft naar haar zeggen direct daarna haar cliënte
en de wederpartij hierover geïnformeerd en het hoger beroep ingetrokken. Klager heeft
geen feiten en omstandigheden gesteld die een andere gang van zaken, zoals het bewust
achterhouden van informatie door verweerster, aannemelijk zouden kunnen maken. Ook
is niet gebleken dat verweerster klager onder druk heeft gezet met een onacceptabel
schikkingsvoorstel of de belangen van klager met haar bijstand aan haar cliënte onevenredig
heeft geschaad. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster is dan ook
geen sprake. Klachtonderdelen a) en b) zijn derhalve ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in zijn geheel ongegrond.
Aldus beslist door mr. J.J. Roos, voorzitter, mrs. M. Bootsma en M. Kemmers, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 8 juli 2024