Zoekresultaten 14451-14500 van de 44971 resultaten

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:50 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1918

    Klacht van nabestaanden tegen huisarts na overlijden patiënte deels gegrond. In de laatste maand voor het overlijden bestond om meerdere redenen aanleiding voor verder onderzoek naar de lichamelijke klachten en een mogelijke depressie bij patiënte. Weliswaar had patiënte herhaaldelijk aangegeven geen onderzoek en/of behandeling meer te wensen, gegeven dat verweerder dacht aan een mogelijke depressie (in welk geval de uitlatingen van patiënte onder invloed van ziekte zouden kunnen zijn gedaan) en hij daarnaast ook andersluidende signalen van zowel patiënte zelf als haar dochters ontving, mocht van hem meer regie worden verwacht. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:152 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-031/DB/ZWB

    Klacht over advocaat in zijn hoedanigheid van deken. Bij de behandeling van een gezamenlijke klacht van klager en de advocaat van klager heeft de deken zich onvoldoende rekenschap gegeven van het eigen klachtrecht van klager. De deken heeft bij herhaling gepoogd te bemiddelen, ondanks dat klager meerdere malen te kennen had gegeven dat hij geen bemiddeling wenste. Gelet op de namens klager gegeven toelichting heeft de deken zich onnodig grievend uitgelaten over de aankondiging dat klager een bemiddelingsgesprek niet zou bijwonen. Verweerder is jegens klager voorbijgegaan aan de heersende tuchtrechtelijke jurisprudentie over het overleggen van confraternele correspondentie. gegrond, waarschuwing, kostenveroordeling

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:252 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.433

    Klacht tegen psychiater. Klaagster is verwezen naar een behandelcentrum met de vraag of zij geïndiceerd was voor behandeling aldaar. De klacht houdt in dat de psychiater, destijds aios, tezamen met een andere psychiater (eveneens aangeklaagd), een onjuiste diagnose heeft gesteld en zijn bevindingen heeft neergelegd in een brief die inhoudelijk onjuist is. Het Regionaal Tuchtcollege concludeert dat het recht om een klacht in te dienen door verjaring is vervallen en dat de klacht niet-ontvankelijk is. Ten overvloede overweegt dat college dat de psychiater zorgvuldig heeft gediagnosticeerd en geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft vervolgens de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt dat de bevoegdheid tot het indienen van een klacht door verjaring is vervallen. Het onderzoek was reeds afgerond en de vraag van de verwijzer was beantwoord. De latere brief aan de verwijzer was in dit geval een louter administratieve handeling. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de bestreden beslissing omdat hierin de klacht is afgewezen en verklaart klaagster alsnog niet‑ontvankelijk in haar klacht.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:164 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180343W

    Wraking. Artikel 513 Sv bepaalt dat het wrakingsverzoek dient te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag worden gelegd aan de verzoeker bekend zijn geworden. Verzoeker baseert zijn verzoek op hetgeen ter zitting van 28 juni 2019 heeft plaatsgevonden. Een week later heeft verzoeker zijn verzoek ingediend. Verzoeker heeft toegelicht dat hij kapot was van de zitting en enige tijd nodig had om te beseffen wat er was gebeurd. Het hof acht de termijn van een week waarbinnen het verzoek is gedaan in het licht van deze omstandigheden voldoende tijdig. Het verzoek is dus ontvankelijk. Naar het oordeel van het hof zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of aannemelijk geworden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade heeft geleden. Het hof heeft niet kunnen vaststellen of verweerders zich ter zitting achter verweerster hebben geschaard. Anders dan verzoeker heeft gesteld is verzoeker niet vergeleken met een moordenaar. Dat verweerders verzoeker niet zouden hebben begrepen is het hof niet gebleken. Dat verweerders ondeskundig dan wel onwetend waren is het hof evenmin gebleken, nog daargelaten dat die grond op zichzelf beschouwd geen reden voor wraking kan zijn. Tot slot levert ook het verloop van de zitting als blijkend uit het proces-verbaal geen aanwijzingen op voor het oordeel dat verweerders ten opzichte van verzoeker vooringenomen waren, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Het wrakingsverzoek is ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:253 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.434

    Klacht tegen psychiater. Klaagster is verwezen naar een behandelcentrum met de vraag of zij geïndiceerd was voor behandeling aldaar. De klacht houdt in dat de psychiater, tezamen met (destijds) een aios (eveneens aangeklaagd), een onjuiste diagnose heeft gesteld en zijn bevindingen heeft neergelegd in een brief die inhoudelijk onjuist is. Het Regionaal Tuchtcollege concludeert dat het recht om een klacht in te dienen door verjaring is vervallen en dat de klacht niet-ontvankelijk is. Ten overvloede overweegt dat college dat de psychiater zorgvuldig heeft gediagnosticeerd en geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft vervolgens de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt dat de bevoegdheid tot het indienen van een klacht door verjaring is vervallen. Het onderzoek was reeds afgerond en de vraag van de verwijzer was beantwoord. De latere brief aan de verwijzer was in dit geval louter een administratieve handeling. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de bestreden beslissing omdat hierin de klacht is afgewezen en verklaart klaagster alsnog niet‑ontvankelijk in haar klacht.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:254 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.444

    Klacht tegen apotheker. Door de apotheek, waarvan de apotheker mede-eigenaar is, is op enig moment een medicijn tegen Parkinson in en te lage dosering aan klager verstrekt. Klager heeft de apotheek aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade. Naar aanleiding hiervan heeft de apotheker aan klager dan wel diens jurist verschillende brieven en e-mails gestuurd. Klager verwijt de apotheker dat hij in strijd heeft gehandeld met de voor hem geldende zorgvuldigheidsnormen en gedragsregels en grensoverschrijdend heeft gehandeld, omdat hij 1) klager onheus heeft bejegend door het nalaten van het tijdig indienen van een schadeclaim en het doen alsof hij deze claim reeds had gemeld bij zijn verzekeringsmaatschappij en rechtsbijstandverzekering, terwijl dat niet het geval bleek te zijn, en 2) alle correspondentie met betrekking tot de schadeclaim op zijn privéadres heeft bewaard, terwijl het gaat om vertrouwelijke gegevens die zich er niet voor lenen om in een privéomgeving bewaard te worden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft beide klachtonderdelen gegrond verklaard en aan de apotheker de voorwaardelijke maatregel van schorsing van de inschrijving in het BIG-register voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verklaart in beroep klachtonderdeel 2 alsnog ongegrond, en verwerpt – met instandhouding van de in eerste aanleg opgelegde maatregel – het beroep van de apotheker voor het overige.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:255 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.002

    Klacht tegen een huisarts. Klaagster meldt zich bij de huisarts met oedeem en krachtverlies aan beide onderbenen. De huisarts heeft klaagster verwezen naar een internist en dermatoloog. Klaagster wordt nadien in overleg met de huisarts tweemaal per week gezwachteld bij de huisartsassistente. Na een val worden op de SEH van het ziekenhuis op de CT-thorax bilaterale longembolieën gezien en uit de MRI blijkt een goedaardige tumor (meningeoom) die drukt op het ruggenmerg. Bij een operatie hieraan loopt klaagster een gedeeltelijke dwarslaesie op. Klaagster verwijt de huisarts dat hij een onjuiste diagnose heeft gesteld, waardoor zij blijvend invalide is geraakt. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt vervolgens het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:196 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/200

    Klaagster verwijt verweerster, huisarts, dat zij geen dan wel onjuiste zorg verleend. Zo zou verweerster (onder meer) ten onrechte geen spoedvisite in verband met heftige buikklachten bij klaagster hebben afgelegd, haar ten onrechte niet heeft doorverwezen toen klaagster kampte met lichtsensaties in haar ogen, zonder klaagster toestemming het CIZ heeft gevraagd om een uitbreiding van de zorgindicatie en ten onrechte klaagster wil doorverwijzen naar het geriatrieteam. Klaagster is het vertrouwen verloren in verweerster en is nu aangewezen op de SEH of de HAP wanneer de collega van verweerster niet aanwezig is in de praktijk. Verweerster voert verweer. Naar het oordeel van het college is de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:48 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1904

    Medisch dossier van klager is na beëindiging praktijk van huisarts niet terechtgekomen bij diens praktijkopvolger, ook niet bij de nieuwe huisarts van klager, en dus niet correct overgedragen conform de KNMG-richtlijn. Verweerder heeft hiervoor geen verklaring gegeven, geen poging gedaan het dossier te (helpen) reconstrueren, klager met een kluitje in het riet gestuurd en zich niet toetsbaar opgesteld. Belangen klager ernstig verwaarloosd. Klacht gegrond, berisping.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:256 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.060

    Verweerder, fysiotherapeut, is eigenaar van een fysiotherapiepraktijk met drie vestigingen. Klaagster werd door een andere in de praktijk werkzame fysiotherapeut behandeld met de methode genaamd ‘Muscle activation’. Deze andere fysiotherapeut heeft op enig moment de arbeidsovereenkomst met verweerder opgezegd. Onderdeel van die arbeidsovereenkomst was een concurrentie- en relatiebeding voor de periode van twee ja na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Klaagster verwijt verweerder dat hij in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg heeft gehandeld, door vast te houden aan het concurrentiebeding met zijn voormalige werknemer. Zij stelt dat de vrije keuze van zorgverlener voor haar in het geding is gekomen nu zij niet meer behandeld kan worden door de voormalige werknemer van verweerder. Het Regionaal Tuchtcollege heeft deze klacht afgewezen. Klaagster heeft voorts geklaagd over het feit dat verweerder eventuele hervatting van de behandeling afhankelijk heeft gesteld van het intrekken van de tuchtklacht. Ook dat klachtonderdeel is door het Regionaal Tuchtcollege afgewezen. Klaagster heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. De fysiotherapeut heeft incidenteel beroep ingesteld tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor zover klaagster ontvankelijk is verklaard in haar klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het incidenteel beroep en verklaart de klacht van klaagster met betrekking tot het vasthouden aan het concurrentie- en relatiebeding alsnog gegrond, maar legt aan de fysiotherapeut op dat punt geen maatregel op. Een niet door het Regionaal Tuchtcollege behandeld klachtonderdeel inzake een tussen partijen gevoerd telefoongesprek wordt door het Centraal Tuchtcollege afgewezen. Het klachtonderdeel betreffende het afhankelijk stellen van verdere behandeling van het intrekken van de tuchtklacht wordt gegrond verklaard. Ter zake wordt aan verweerder een waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2019:49 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1990

    Klacht van echtgenote van overleden patiënt tegen huisarts betreft (avond)visite vanuit huisartsenpost. Het college acht aannemelijk dat in aanwezigheid verweerder de gemeten temperatuur 30.2 graden Celsius is geweest. Alleen al daarom, maar zeker in combinatie met het (afwijkend) klinisch beeld, had verweerder patiënt naar ziekenhuis moeten insturen. Mede gelet op wisseling van dienst op huisartsenpost kort na de visite van verweerder is ook het noteren van een onjuiste temperatuur (36 graden) in het medisch dossier onzorgvuldig en tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerder heeft zich niet toetsbaar opgesteld. Klacht gegrond, berisping.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:257 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.072

    Klacht tegen huisarts. De kinderen van klager zijn op enig moment onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. Klager verwijt verweerder dat hij nalatig is geweest met betrekking tot het weghalen van de kinderen van klager en geen aangifte heeft gedaan van valsheid in geschrifte en van het feit dat kinderen van klager door derden zijn misbruikt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:156 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-577

    Verzet is ongegrond. Of verweerder een betalingstoezegging heeft gedaan, is een civiel geschil; geen tuchtrechtelijke procedure.

  • ECLI:NL:TDIVTC:2019:25 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2018/51

    Dierenarts wordt verweten verwijtbaar te hebben gehandeld ten aanzien van de invulling en afgifte van een dierenpaspoort. Gegrond. Mede gelet op eerder opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen, volgt geldboete van € 500,= waarvan de helft voorwaardelijk.

  • ECLI:NL:TDIVTC:2019:26 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2018/77

    Dierenarts wordt verweten dat hij bij de keuring van een paard een OCD-fragment ter hoogte van het kogelgewricht rechtsvoor, alsook artrose en een oogaandoening niet heeft opgemerkt c.q. niet heeft gemeld en het paard ten onrechte klinisch en röntgenologisch geschikt heeft bevonden voor de (dressuur)sport, zonder enige bemerking in het keuringsrapport. Deels gegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TDIVTC:2019:27 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2018/16

    Vijf bij dezelfde kliniek werkzame dierenartsen wordt verweten dat zij veterinair nalatig hebben gehandeld doordat met betrekking tot de kreupelheidsklachten van een hond een onjuiste (waarschijnlijkheids)diagnose is gesteld en tot een onjuiste behandeling is geadviseerd. Ten aanzien van twee van de vijf dierenartsen gegrond. Volgt berisping en waarschuwing.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:22 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/58

    Klacht van BFT in verband met schending informatieplicht, niet helder offreren, onvolledige urenadministratie, onzorgvuldig handelen bij de beoordeling van wilsbekwaamheid, onvoldoende dossiervorming en onvoldoende voortvarend handelen. Klacht gegrond. Mede in verband met het tuchtrechtelijk verleden van de notaris legt de kamer een geldboete op van € 7.500,- met openbaarmaking van de opgelegde maatregel en veroordeling in de proceskosten.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:173 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-049

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Het rapport voldoet aan de criteria. Er zijn geen aanknopingspunten dat beklaagde haar status als BIG-geregistreerde verzekeringsarts zou gebruiken voor een commerciële positie als arbeidsdeskundige en dat haar doel zou zijn geweest om de uitkomst voor de verzekeraar gunstiger te maken. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:168 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-065

    Gegronde klacht tegen een huisarts. De huisarts is erg onzorgvuldig met het euthanasieverzoek van patiënt omgegaan, door eerst toe te zeggen dat hij bereid was de euthanasie op korte termijn te verlenen en hier vervolgens een aantal dagen later telefonisch op terug te komen. Door de concreet uitgesproken wens van de patiënt en de onvoorwaardelijke toezegging van de huisarts was het euthanasieproces zoals genoemd in ‘Stappenplan euthanasie’ duidelijk in gang gezet. Een overdracht van het euthanasieverzoek aan de verpleeghuisarts is niet aan de orde geweest. De kennelijke overbelasting van de huisarts in aanmerking genomen, is een lichte maatregel gepast. Klacht gegrond verklaard, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:121 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 334/2018

    Klacht over achterwege laten immobilisatie door ambulanceverpleegkundige na een ongecontroleerde val van een oudere man op een badkamervloer. Door ambulanceverpleegkundige gedane onderzoek naar eventuele neurologische afwijkingen was gelet op de omstandigheden van dit geval onvoldoende. Dit heeft geleid tot het ten onrechte terzijde stellen van 10.9 LPA. De in 10.9 LPA beschreven twijfel over de aanwezigheid van wervelkolomletsel was immers nog niet weggenomen. Ook heeft dit achterwege laten van immobilisatie. Klacht (deels) gegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:169 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-079a

    Deels gegronde klacht tegen een huisarts. De huisarts had in verband met de omstandigheden, mede gelet op de NHG-standaard Acute Diarree, de vochtinname van het tweejarige zoontje van klagers beter moeten monitoren en met dat doel een duidelijker vangnetadvies moeten geven. De controle van de capillaire refill en de aanwezigheid van tranen was daarmee van belang. Daarmee is niet gezegd dat het overlijden van het zoontje zou zijn voorkomen, het is niet aan het College om een oorzakelijk verband vast te stellen. De op te leggen maatregel is duidelijk gemotiveerd, gelet op de huidige situatie van de huisarts, maar ook de beroepsgroep in het algemeen en vanuit het standpunt van de nabestaanden. Klacht gedeeltelijk gegrond verklaard, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:170 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-079b

    Ongegronde klacht tegen een (forensisch) arts. Naar het oordeel van het College kon de arts op basis van de hem ter beschikking staande gegevens in redelijkheid tot de conclusie komen dat het tweejarige zoontje van klagers een natuurlijke dood is gestorven. Er waren voor hem geen duidelijke aanknopingspunten dat het zoontje die middag naar aanleiding van het consult bij de huisarts niet de juiste zorg zou hebben gehad. De arts hoefde het overlijden niet te melden als calamiteit bij de IGJ. Het College acht het verder ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat beklaagde, gelet op de gewenste spoed, niet voldoende uitleg heeft gegeven over de mogelijkheden om het lichaam te vervoeren. Klacht is ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:21 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/20

    Klagers verwijten de oud-notaris dat hij onzorgvuldig, onnauwkeurig en ondeskundig heeft gehandeld, met als gevolg dat hij in 2005 een onjuiste akte vaststelling van visrechten heeft gepasseerd en een onjuist proces-verbaal van verbeteringen heeft opgemaakt, welke akte en welk proces-verbaal inbreuk maken op de rechten van klagers. De kamer is van oordeel dat de oud-notaris de vermeende oud vaderlandse visrechten van een derde op eenzijdige wijze heeft vastgesteld en dat het door de oud-notaris verrichte onderzoek de noodzakelijke verificatie mist. Verder oordeelt de kamer dat de oud-notaris in de uitoefening van zijn ambt, bij en voorafgaand aan het passeren en inschrijven van de akte van 5 juli 2005, zich onvoldoende zorgvuldig en nauwkeurig van de relevante omstandigheden en feiten heeft vergewist ten aanzien van het bestaan en de omvang van de door een derde gestelde oud vaderlandse visrechten op de nu aan een aantal klagers in eigendom toebehorende percelen. Bovendien concludeert de kamer dat de oud-notaris de akte vaststelling van visrechten niet op de voet van artikel 45 lid 2 Wna had mogen verbeteren omdat geen sprake is van een kennelijke fout. Ook hier geldt dat de oud-notaris de kadastrale aanduidingen niet in de akte had mogen opnemen zonder de belanghebbende eigenaren daarover te hebben geraadpleegd. Daarmee is een eerder gebrekkig onderzoek op dezelfde wijze voortgezet en verergerd. De klacht van klagers wordt voor een belangrijk deel gegrond verklaard. Aangezien sprake is van het schenden van kernwaarden in het notariaat als onderzoeksplicht en zorgplicht, ziet de kamer aanleiding om een maatregel op te leggen. Gelet op de aard en de ernst van de onzorgvuldigheid enerzijds en het feit dat de oud-notaris al in 2007 is gedefungeerd en ook geen notariële werkzaamheden meer verricht als kandidaat-notaris anderzijds, wordt aan de oud-notaris een geldboete van € 1.000,- opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:171 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-009

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een kinderarts. Er zijn geen aanwijzingen dat beklaagde tekort is geschoten in zijn zorg voor de zoon van klaagster. De wijze van communicatie en de bejegening komt niet vast te staan. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:172 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2019-102

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Het rapport voldoet aan de criteria. Een verzekeringsarts is bij de beoordeling van de belastbaarheid voor arbeid niet gebonden aan opvattingen daarover van de behandelend arts en psycholoog, omdat een verklaring omtrent belastbaarheid voor arbeid in het algemeen buiten de deskundigheid en verantwoordelijkheid van deze behandelaren ligt en een ander doel dient dan de behandeling. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:196 Raad van Discipline Amsterdam 19-576/A/A

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2019:20 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/8

    De door klaagster ingediende vier klachtonderdelen zien alle in de kern op de akte huwelijkse voorwaarden, die de notaris op 22 juli 2013 heeft verleden. De kamer is van oordeel dat op deze klachtonderdelen de vervaltermijn van artikel 99 lid 21 Wna van toepassing is. Vaststaat dat klaagster op 22 juli 2013 de akte huwelijkse voorwaarden op het kantoor van de notaris heeft ondertekend. In beginsel mag op grond van de slotbepalingen van deze akte worden aangenomen dat klaagster met de inhoud van de akte en de gevolgen van de huwelijkse voorwaarden bekend was toen zij de akte tekende. Daar komt bij dat vaststaat dat de notaris op 22 juli 2013 een brief aan klaagster en [X] heeft gezonden. Uit die brief volgt dat er een afschrift van de huwelijkse voorwaarden en afschriften van de testamenten van klaagster en [X] zijn bijgevoegd. Zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat bij genoemde brief niet een afschrift van de huwelijkse voorwaarden was gevoegd, zoals klaagster stelt, dan had het op haar weg gelegen om de notaris daarvan op de hoogte te brengen en te vragen om haar alsnog een afschrift van de huwelijkse voorwaarden toe te zenden. De omstandigheid dat klaagster dat niet heeft gedaan, komt voor haar eigen rekening en risico. Op grond van het vorenstaande is de kamer van oordeel dat eerder genoemde vervaltermijn in ieder geval is gaan lopen kort na 22 juli 2013, de dag waarop de akte huwelijkse voorwaarden door klaagster is getekend en de notaris de akte per post aan klaagster en [X] heeft toegezonden. Voor klaagster bestond in ieder geval vanaf dat tijdstip de mogelijkheid om kennis te nemen van de feiten ter zake waarvan zij de notaris verwijten maakt. De klacht is op 28 december 2018 ingediend, dus ruim na het verstrijken van de vervaltermijn van drie jaren. De kamer verklaart klaagster daarom niet-ontvankelijk in haar klacht en komt daarmee niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van de door klaagster aan het adres van de notaris gemaakte verwijten.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:120 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 050/2019

    Klacht tegen huisarts. Beklaagde wordt verweten dat hij de klachten van patiënt niet serieus heeft genomen en dat het door hem aangehouden patiëntendossier niet klopt. Beklaagde heeft de klachten van patiënt wel serieus genomen en heeft niet onzorgvuldig gehandeld jegens klager. Beklaagde heeft patiënt tot tweemaal toe dringend geadviseerd om naar de SEH te gaan en patiënt heeft hieraan tot twee keer toe om hem moverende redenen geen gevolg gegeven. Klaagster heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt waarom het journaal niet correct en/of onvolledig zou zijn. De anamnese, onderzoek, adviezen en het overleg met de specialisten zijn duidelijk aangegeven. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:149 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-568 DB/OB

    Bij vervulling van de taak van vereffenaar vertrouwen in de advocatuur niet geschaad. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:150 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 19-567 DB/OB

    Bij vervulling van de taak van de vereffenaar vertrouwen in de advocatuur niet geschaad. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2019:119 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 347/2018

    Klacht tegen bedrijfsarts. Beklaagde wordt verweten dat hij de informatie van de medisch specialisten niet heeft afgewacht, de klachten niet serieus heeft genomen, niet geluisterd heeft en klager onder druk heeft gezet/gepusht om weer aan het werk te gaan. Tevens heeft hij de FML’s onjuist ingevuld waardoor hij de bevindingen van de arbeidsdeskundige heeft beïnvloed. Beklaagde heeft zorgvuldig gehandeld. Klachten ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:251 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.139

    Klacht tegen psychiater. In 2016 is klager aangehouden op zijn scooter wegens rijden onder invloed van alcohol. Vanwege het hoge ademalcoholgehalte heeft een onderzoek plaatsgevonden door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De psychiater die klager toen heeft onderzocht heeft geconcludeerd dat sprake is van alcoholmisbruik in ruime zin. Een jaar later heeft klager zich opnieuw laten onderzoeken in het kader van een “Eigen verklaringsprocedure”. Klager werd toen onderzocht door een psycholoog met de psychiater als superviserend psychiater. De psychiater concludeerde ook tot alcoholmisbruik in ruime zin. Volgens klager heeft de psychiater een verkeerde waarde gehecht aan de verhoogde CDT-waarde die bij klager is geconstateerd en voldoet de rapportage van de psychiater niet aan de daaraan te stellen eisen. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:194 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/204

    De klacht betreft het verwijt dat verweerder (cardioloog) te lang heeft gewacht met het starten van de behandeling; het heeft negen maanden geduurd voordat klager werd gecatheteriseerd en gedotterd vanaf het moment dat hij met klachten – die wezen op vernauwde kransslagaders - bij verweerder kwam. Verweerder heeft verweer gevoerd. Het college is van oordeel dat verweerder zorgvuldig en deskundig heeft gehandeld; er was niet eerder aanleiding voor een MRI-scan en de hartkatheterisatie (CAG) heeft tijdig plaatsgevonden. Het college heeft de klacht (kennelijk) ongegrond verklaard. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:200 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/175

    Nabestaanden van overleden patient, verwijten huisarts de diagnose TBC te hebben gemist, waardoor volgens hen patient te laat de juiste zorg heeft ontvangen. De huisarts voert verweer. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:248 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.430

    Klacht tegen arts. Klager heeft in het kader van de WMO bij de gemeente een aanvraag ingediend voor een ‘gesloten buitenwagen’. Deze aanvraag is afgewezen en klager heeft tegen deze beslissing bezwaar gemaakt. Verweerster heeft in het kader van dit bezwaar een medisch heronderzoek verricht en geconcludeerd dat er geen medische noodzaak is voor een gesloten buitenwagen. Klager verwijt verweerster – kort gezegd – dat zij een onjuist rapport heeft uitgebracht, dat zij niet bevoegd noch voldoende deskundig was om dit rapport uit te brengen en dat zij niet onafhankelijk was. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:195 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/170

    Klager verwijt de cardioloog dat hij te lang heeft gewacht met een controle consult, toen bleek dat de ejactie fractie (EF) nog maar 35% was, en voorts dat het ontslag van klager uit het ziekenhuis (medisch) onverantwoord was. De cardioloog heeft verweer gevoerd. Het college heeft de klacht (kennelijk) ongegrond verklaard. Het college is van oordeel dat verweerder redelijkerwijs in overleg met klager mocht besluiten om vooralsnog een conservatief beleid te voeren en op het moment van ontslag was de medische toestand van klager stabiel. Niet gebleken is dat het ontslag van klager de operatiedatum heeft vertraagd. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:249 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.438

    Klacht tegen verzekeringsarts. Verweerder, werkzaam bij het UWV, heeft in een procedure een advies afgegeven over de (duur van de) arbeidsongeschiktheid van klager als bedrijfsarts in de periode van 1989 tot 1993. Klager verwijt verweerder – kort gezegd – dat hij een ondeugdelijk rapport heeft geschreven. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:250 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.087

    Klacht tegen bedrijfsarts. Klager verwijt verweerster dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld door te concluderen dat klager volledig arbeidsgeschikt kan worden geacht terwijl uit door hem overgelegde testresultaten bleek dat hij een zware burn-out had. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege acht de klacht gegrond, legt aan de bedrijfsarts de maatregel van waarschuwing op en gelast publicatie van de beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:160 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-234

    Klachten tegen een psychiater, lid van de Raad van Bestuur van een GGZ-instelling. De afstand tussen de bestuurlijke positie van beklaagde en het verweten handelen of nalaten is dermate groot dat reeds daarom beklaagde daarvoor niet tuchtrechtelijk aansprakelijk kan worden gehouden. Klachten zijn kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:154 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-212

    Klacht tegen psychiater over met name een onjuiste behandeling. Niet is gebleken dat beklaagde niets heeft gedaan met de PTSS zorgvraag of heeft belemmerd dat klager bij een andere organisatie zijn zorgvraag kon indienen. Voor wat betreft de meer praktische begeleiding van klager is voorts voldoende inspanning verricht. Klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:167 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-217

    Klacht tegen gz-psycholoog, psychotherapeut over ten onrechte (onjuiste) informatie delen met de huisarts, de afhandeling van een WMO-aanvraag en het niet ingrijpen tijdens traumatiserende behandelingen door een ander. Klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:161 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-205

    Veelheid van klachten tegen een klinisch psycholoog, psychotherapeut over met name een verkeerde diagnose en onjuiste behandeling met ernstige negatieve gevolgen voor klager. Klachten zijn kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:155 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-213

    Klacht tegen psychiater over met name een onjuiste behandeling. Beklaagde heeft zijn beslissing om geen medicatie voor te schrijven gemotiveerd uiteengezet. Niet vast te stellen dat sprake zou zijn geweest van een disproportioneel aantal afspraken om tot een behandelplan en diagnose te komen. Klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:162 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-207

    Klachten tegen psychotherapeut waaronder met name verkeerde diagnose en onjuiste behandeling. Er staat niet vast dat sprake is van een onjuiste diagnose zodat het College ook niet kan vaststellen dat de behandeling voor autisme verkeerd is geweest. Klachten zijn kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:156 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-218

    Klacht tegen een psychiater over de weigering om met klager te spreken over het verloop van zijn behandeling. Beklaagde was achterwacht voor de baliedienst en heeft op grond van de informatie van de voorwacht geen acuut psychiatrisch toestandsbeeld vastgesteld op basis waarvan hij had moeten handelen. Klager had al een afspraak met zijn hoofdbehandelaar met wie hij zijn klachten zou kunnen bespreken. Klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:188 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/223

    Klaagster verwijt verweerder, tandarts, dat hij haar onbeleefd heeft behandeld en haar privacy heeft geschonden. De klacht is kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:163 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-208

    Klacht tegen gz-psycholoog over het uitvoeren van een second opinion in plaats van traumabehandeling overeenkomstig verwijzing. Het is gebruikelijk dat een instelling waarnaar wordt verwezen zelf toetst of de diagnose en indicatievraag passend zijn bij het behandelaanbod van de instelling. Klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:157 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-221

    Klacht tegen een arts (in opleiding tot psychiater) bij de crisisdienst dat zij de behandelaar heeft geadviseerd over een justitieel traject waarmee zij klagers sociaal maatschappelijke positie heeft ondermijnd. Na de informatie en zorgen van de behandelaar te hebben vernomen heeft beklaagde haar achterwacht, een psychiater, geconsulteerd en vervolgens de behandelaar geadviseerd. Deze werkwijze is zorgvuldig geweest. Klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:189 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/100

    Klager verwijt de tandarts van de spoeddienst dat hij - op grond van slechts één röntgenfoto - de verkeerde kies heeft getrokken; zo bleek bij thuiskomst niet de gebroken kies te zijn getrokken die pijn veroorzaakte, maar een andere kies met cariës. Klager is van mening dat deze kies met cariës behandeld had moeten worden. Ook verwijt klager de dienstdoende tandarts dat hij heeft gezegd dat het gebit van klager een puinhoop is. De tandarts heeft verweer gevoerd. Ongegrond

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2019:164 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-209

    Klacht tegen klinisch psycholoog over het uitvoeren van een second opinion in plaats van traumabehandeling overeenkomstig verwijzing. Het is gebruikelijk dat een instelling waarnaar wordt verwezen zelf toetst of de diagnose en indicatievraag passend zijn bij het behandelaanbod van de instelling. Klacht is kennelijk ongegrond.