ECLI:NL:TADRAMS:2020:219 Raad van Discipline Amsterdam 20-650/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:219
Datum uitspraak: 12-10-2020
Datum publicatie: 22-10-2020
Zaaknummer(s): 20-650/A/NH
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing, Klacht over de eigen advocaat deels niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop en deels kennelijk ongegrond. Verweerster heeft gemotiveerd betwist dat zij stukken uit het dossier van klager heeft achtergehouden.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  12 oktober 2020

in de zaak 20-650/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 28 augustus 2020 met kenmerk td/re/20-085/1103842, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 24. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mails met bijlagen van klager aan de raad van 28 en 29 september 2020.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    In augustus 2016 heeft klager zich tot verweerster gewend met het verzoek om juridische bijstand in verband met medische klachten en de behandelingen die hij daarvoor had ondergaan. Volgens klager waren er meerdere fouten gemaakt door artsen en/of specialisten. Bij brief van 16 augustus 2016 heeft verweerster de opdracht aan klager bevestigd. In de opdrachtbevestiging staat, voor zover van belang:

“Hiermee bevestig ik onze eerste bespreking van 15 augustus jongstleden. Aanleiding waren de klachten na gebruik van de medicijnen in november 2015.

(…)

We spraken af dat ik zal onderzoeken of de arts en/of het Slotervaartziekenhuis civielrechtelijk of tuchtrechtelijk aangesproken kan worden. Voor een medische fout is nodig dat bewezen wordt dat de arts iets gedaan heeft wat een redelijk handelend arts in vergelijkbare omstandigheden niet zou hebben gedaan. Om dit te beoordelen is het oordeel van een deskundige nodig.

U bent dus voor uw bewijs afhankelijk van een andere, onafhankelijke arts. (…)

Om schadevergoeding te kunnen claimen, is ook nodig dat u bewijst dat de klachten die u heeft, veroorzaakt worden of in stand gehouden zijn door de fout. Op dit punt verwacht ik wel problemen, om dat u al langer klachten heeft. Desalniettemin vind ik het zeker de moeite waard om het onderzoek te verrichten.

Als het lukt om de aansprakelijkheid te bewijzen, moet (de verzekeraar van) het ziekenhuis u de geleden schade vergoeden. In uw geval gaat het dan qua juridische kosten om de eigen bijdrage en de kosten van de deskundige.

Verder kunt u aanspraak maken op smartengeld. Mogelijk zijn er medische kosten die niet vergoed zijn..”

1.2    In november 2016 heeft klager de opdrachtovereenkomst met verweerster beëindigd. Bij het ophalen van het dossier heeft klager verweerster gevraagd of zij de zaak toch wilde voortzetten. Bij e-mail van 28 november 2016 heeft verweerster klager onder meer geschreven:

“Afgelopen vrijdag, toen u de stukken kwam ophalen, hebt u mij gevraagd of ik toch voor u wil blijven optreden. Ik heb dat in beraad genomen (…)

Het bewijs van een medische fout werkt heel feitelijk en precies. Daarom zoom ik in op details van specifieke gebeurtenissen. Anders krijgen we het bewijs niet rond.

Een volgende stap naar dat doel zou zijn om de medische gegevens van het Slotervaartziekenhuis aan de medisch adviseur voor te leggen, in de lijn van mijn eerste advies (…) Het betreft het medisch haalbaarheidsonderzoek, waarvoor de Raad voor Rechtsbijstand inmiddels subsidie heeft toegekend. Als de medisch adviseur aanwijzingen ziet voor een medische fout overleg ik met u hoe we de zaak het beste verder kunnen aanpakken, waarbij het bericht van mijn medisch adviseur voor mij leidend is.

De aanvraag van het medisch haalbaarheidsonderzoek leg ik op voorhand in concept aan u voor (…)

Als uit de antwoorden van de medisch adviseur blijkt dat het bewijs van een medische fout niet geleverd kan worden, zal ik mijn werkzaamheden wat betreft urologie beëindigen.

Ik moet er op wijzen dat het mogelijk is dat na het medisch haalbaarheidsonderzoek nog aanvullend onderzoek moet plaatsvinden, waarvan de kosten voor uw eigen rekening komen. (…)

We spraken ook over de kwestie (…) Ik kan hier een aparte toevoeging voor aanvragen. Aangezien dit een kwestie betreft van onjuiste aantekeningen in het dossier, heb ik daar geen medisch adviseur voor nodig. De vraag is wel of deze kwestie civielrechtelijk niet verjaard is, Ik zal dat moeten onderzoeken. (…)

Daarbij bevestig ik ook nog wat wij telefonisch bespraken over de (telefoon)gesprekken. Ik kan u niet op elk gewenst moment te woord staan. Dat brengt mijn werk(planning) met zich mee. De tijd waarin we wel contact hebben, wil ik zo efficiënt mogelijk besteden. Vandaar dat ik u soms onderbreek als u iets vertelt wat ik al weet, en dat ik vragen stel over dingen die mij niet voldoende duidelijk zijn. Het oordeel welke feiten wel en niet juridisch relevant zijn is uiteindelijk aan mij, maar ik kan dit pas beoordelen als ik de feiten ken, dus is het wel belangrijk dat ik u de ruimte geef om uw verhaal te doen, maar het zal wel gebeuren dat ik daar wat sturing in aanbreng. Dat hoort wel bij mijn werkwijze.

Als u zich erin kunt vinden dat op deze wijze communiceren, en dat ik uw zaak op deze manier aanpak, ven ik bereid de behandeling voort te zetten.”

1.3    Eind februari 2017 heeft verweerster de opdrachtovereenkomst met klager beëindigd. Op 2 maart 2017 heeft klager zijn medisch dossier opgehaald op het kantoor van verweerster.

1.4    Op 6 maart 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster heeft wanprestatie gepleegd doordat zij de overeenkomst om klager bij te staan niet is nagekomen.

b)    Verweerster heeft niet het volledige medisch dossier aan klager retour gegeven.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Ingevolge artikel 46g lid 1 onder a, Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. De voorzitter dient dit voorschrift ambtshalve toe te passen.

4.2    Klager verwijt verweerster, zo begrijpt de voorzitter, dat zij met klager gemaakte afspraken over de behandeling van de zaak, waaronder het aandragen van bepaalde feiten in het kader van het medisch haalbaarheidsonderzoek, niet is nagekomen. Niet is in geschil dat verweerster klager heeft bijgestaan van medio augustus 2016 tot eind februari 2017. Door pas op 6 maart 2020 een klacht in te dienen over de bijstand van verweerster, heeft klager de termijn van artikel 46g lid 1 onder a, Advocatenwet overschreden. Van bijzondere omstandigheden om die termijnoverschrijding verschoonbaar te achten is niet gebleken. Klachtonderdeel a) is daarom niet-ontvankelijk.

4.3    Ten aanzien van klachtonderdeel b) overweegt de voorzitter dat klager zijn medisch dossier op 2 maart 2017 heeft opgehaald op het kantoor van verweerster. Volgens klager is hij er nadien achter gekomen dat er stukken in het dossier ontbreken, waaronder het medisch dossier van zijn huisarts en een CD-rom. Hoewel klager niet heeft aangegeven wanneer dat precies is geweest, gaat de voorzitter er vanuit dat dit na 6 maart 2017 is geweest. Klachtonderdeel b) is dan ook wel ontvankelijk. Dat betekent echter niet dat klachtonderdeel b) ook gegrond is. Verweerster heeft immers gemotiveerd betwist dat zij stukken van klager heeft achtergehouden. Hiertegenover heeft klager zijn klacht niet onderbouwd. Klachtonderdeel b) is daarom kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

-    klachtonderdeel a), met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk;

-    klachtonderdeel b), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 12 oktober 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.