ECLI:NL:TGZRSGR:2020:153 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2020-054

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2020:153
Datum uitspraak: 13-10-2020
Datum publicatie: 13-10-2020
Zaaknummer(s): 2020-054
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Het College ziet geen aanleiding om de deskundigheid van beklaagde als verzekeringsarts in het kader van de keuring in twijfel te trekken. Beklaagde heeft op basis van de beschikbare medische gegevens en zijn eigen onderzoek een zelfstandig oordeel gevormd over de loopbeperking van klager. Het College heeft verder geen aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat het rapport van beklaagde ten aanzien van de inzichtelijkheid en objectiviteit niet aan de eisen voldoet. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

Kenmerk: 2020-054


Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:


A,
wonende te B,
klager,


tegen:


C, verzekeringsarts,
destijds werkzaam te B,
beklaagde,
gemachtigde: mr. M.J. de Groot, werkzaam te Hilversum.


1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 22 april 2020;
- het verweerschrift met bijlagen;
- de brief van klager van 26 juni 2020, ingekomen op 29 juni 2020;
- de brief van beklaagde van 14 juli 2020, ingekomen op 15 juli 2020.

1.2 De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3 Het College heeft de klacht op 1 september 2020 in raadkamer behandeld.

2. De feiten
2.1 Klager, geboren in 1991, heeft na een ongeluk met zijn scooter in 2015 klachten aan zijn knieën en moeite met lopen. Naar aanleiding van zijn aanvraag voor een bewonersparkeervergunning voor gehandicapten, is klager bij brief van 11 april 2019 door D (hierna: D) uitgenodigd voor een medische keuring. Op 14 mei 2019 is deze medische keuring verricht door beklaagde, die in opdracht van D medische expertises verricht als zelfstandig gevestigde verzekeringsarts.

2.2 Beklaagde heeft over zijn eigen onderzoek van klager op 14 mei 2019 het volgende genoteerd in de medische rapportage van 26 augustus 2019:
“Belanghebbende is een 28-jarige, normaal verzorgde man, uiterlijk conform leeftijd.
Belanghebbende is vriendelijk en maakt goed contact.
Cliënt maakt geen algeheel zieke indruk.
Lichamelijk onderzoek Status localis:
Cliënt heeft een normale lichaamsbouw en voedingstoestand. Voorzichtig looppatroon en looptempo.
Uitgebreid lichamelijk onderzoek werd niet verricht.
Bij beperkt lokaal onderzoek is er sprake van bij inspectie normale knieën en enkels. Verder functieonderzoek werd niet verricht, omdat de verwachting is dat dit slechts leidt tot het ervaren van pijnklachten door betrokkene zonder dat diagnostisch relevante gegevens worden verkregen.”.

2.3 Vervolgens heeft beklaagde door middel van medische machtigingen van klager informatie opgevraagd bij onder meer het E te F, welke bestond uit brieven van de huisarts van klager van 8 augustus 2017 en brieven aan de verzekeringsarts van het UWV van 15 januari 2018. Hieruit kwam naar voren dat bij klager sprake was van ernstige cognitieve en fysieke beperkingen. Daarnaast kwam uit de informatie die beklaagde had opgevraagd bij het G naar voren dat uit een afgenomen looptest bleek dat klager slechts 80 meter kon afleggen in een tijd van anderhalve minuut. Ten slotte heeft beklaagde kennis genomen van door klager toegezonden medische informatie in het kader van de nog lopende letselschadeprocedure.

2.4 Uit de beschouwing van beklaagde in de medische rapportage van 26 augustus 2019 volgt:
“Betrokkene geeft aan dat hij problemen heeft met lopen ten gevolge van pijnklachten die hij snel ervaart bij het lopen. Hij geeft aan dat hij zich derhalve bij voorkeur verplaatst in een rolstoel. Uit de beschikbare gegevens, dat wil zeggen anamnese, onderzoek en beschikbare medische informatie komt niet naar voren hoe dit onvermogen van betrokkene valt terug te voeren op objectief en rechtstreeks vaststelbare gevolgen van ziekte en/of gebrek. De informatie van G vermeldt een test waarbij betrokkene slechts een loopafstand van 80 meter had. De waarde hiervan in objectieve zin is naar mijn mening beperkt, omdat deze test met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid mede onderhevig is aan de medewerking die een onderzochte wil verlenen. Er kan derhalve geen doorslaggevende betekenis worden toegekend aan de uitkomst van dit onderzoek voor wat betreft het bestaan van objectieve beperkingen.”.

2.5 Beklaagde heeft in het medisch rapport van 26 augustus 2019 onder meer geconcludeerd dat klager:
- niet permanent rolstoel gebonden is;
- als bestuurder meer dan 100 meter aaneengesloten zelfstandig kan afleggen;
- als passagier meer dan 100 meter aaneengesloten zelfstandig kan afleggen en niet afhankelijk is van hulp van de bestuurder voor het vervoer van deur tot deur; en
- niet afhankelijk is van een bestuurder.

2.6 Op 3 september 2019 is het (concept) medisch rapport van 26 augustus 2019 aan klager opgestuurd, met informatie over het inzage-, correctie- en blokkeringsrecht van klager.

2.7 Klager heeft bij e-mail van 5 september 2019 bij D een klacht ingediend en een verzoek tot correctie gedaan ten aanzien van medisch inhoudelijke zaken. Naar aanleiding daarvan heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen klager en de medisch directeur van D. Daarnaast is klager bij brief van 10 september 2019 uitgelegd dat de inhoud van het rapport alleen gecorrigeerd kan worden op feitelijke onjuistheden. Ook is klager nogmaals gevraagd of het rapport mocht worden doorgestuurd naar de gemeente.

2.8 In het door klager ondertekende formulier van 11 september 2029 heeft hij akkoord gegeven voor doorzending van de conceptrapportage.

3. De klacht
Klager verwijt de beklaagde – samengevat en zakelijk weergegeven – dat hij:
1. onvoldoende eigen medisch onderzoek heeft verricht;
2. geen medische informatie heeft opgevraagd bij H, de huisarts en andere specialisten die klager hebben gezien, alsmede bij het UWV en de gemeente;
3. naar aanleiding van de reactie van klager op het rapport, enkel (via D) heeft aangegeven dat klager het rapport kon weigeren en geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek van klager om verstrekking van onderbouwingen van het (concept)rapport;
4. niet deskundig is om de keuring in het kader van de aanvraag tot een gehandicaptenparkeerkaart te verrichten;
5. niet onderbouwd op grond waarvan het advies van het G en de verklaring van het E wordt verworpen en niet deugdelijk wordt aangetoond dat klager wel 100 meter kan lopen. Het rapport voldoen daarom niet aan de eisen van inzichtelijkheid en objectiviteit.

4. Het standpunt van beklaagde
De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling
5.1 Het College is van oordeel dat beklaagde niet kan worden verweten dat hij heeft gehandeld in strijd met de zorg die van hem in de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht. Hierna zal het College uitleggen hoe het tot deze beslissing is gekomen.


Klachtonderdeel 1: eigen medisch onderzoek

5.2 Beklaagde heeft in zijn verweerschrift naar voren gebracht dat volgens het Protocol Gehandicaptenvoorzieningen (vastgesteld door het bestuur van de Vereniging van Indicerende en adviserende Artsen in november 2008) het bij de medische beoordeling gaat om het vaststellen van de oorzaak, aard, ernst en prognose van een fysieke loopbeperking. Uit het door beklaagde opgestelde rapport volgt dat hij onder meer de knieën en enkels van klager heeft onderzocht en heeft afgezien van verder functieonderzoek, omdat de verwachting was dat dit zou leiden tot meer pijnklachten voor klager, zonder dat diagnostisch relevante gegevens zouden worden verkregen. Het College is van oordeel beklaagde deze afweging op goede gronden heeft kunnen maken en voldoende eigen onderzoek heeft verricht. Klachtonderdeel 1 is ongegrond.


Klachtonderdeel 2: onvoldoende opvragen medische informatie

5.3 Klager is van mening dat beklaagde informatie had moeten opvragen bij onder meer H, het UWV en de gemeente, maar beklaagde heeft in zijn verweer terecht naar voren gebracht dat dit geen behandelaren van klager betreffen, die in dat kader relevante medische informatie konden verschaffen. Daarnaast heeft de door klager opgegeven huisarts aan beklaagde bekend gemaakt dat klager geen patiënt van hem was, zodat verdere informatie in dat kader niet kon worden verstrekt. Het tweede klachtonderdeel is ook ongegrond.


Klachtonderdeel 3: geen gehoor aan verzoek klager om onderbouwing van de rapportage

5.4 Het College overweegt dat het tot de normale gang van zaken behoort dat na het opstellen van een (concept)rapportage, de betrokkene – in dit geval klager – in de gelegenheid wordt gesteld om gebruik te maken van het inzage-, correctie- en blokkeringsrecht. Klager heeft in reactie op de brief van D van 3 september 2019 een verzoek tot correctie gedaan ten aanzien van medisch inhoudelijke conclusies en bevindingen van beklaagde. Beklaagde heeft correct opgemerkt dat klager een bezwaarprocedure kon starten tegen de medisch inhoudelijke conclusie van beklaagde, of dat eventuele vragen van klager via de gemeente aan beklaagde hadden kunnen worden voorgelegd. Klachtonderdeel 3 is ook ongegrond.


Klachtonderdeel 4 en 5: ondeskundigheid en inzichtelijkheid en objectiviteit rapport


5.5 Het College zal de klachtonderdelen 4 en 5 gezamenlijk behandelen. Deze klachtonderdelen houden in de kern het verwijt in dat beklaagde niet deskundig was om de medische keuring te verrichten en dat het rapport niet voldoet aan de eisen van inzichtelijkheid en objectiviteit, omdat beklaagde niet heeft aangetoond waarom klager wel 100 meter kan lopen. Beklaagde heeft dit tegengesproken en naar voren gebracht dat uit de rapportages van het G en E, alsook uit het eigen onderzoek van beklaagde de door klager aangegeven loopbeperking niet viel terug te voeren op objectief en rechtstreeks vaststelbare gevolgen van een ziekte en/of gebrek.


5.6 Het College ziet geen aanleiding om de deskundigheid van beklaagde als verzekeringsarts in het kader van de keuring in twijfel te trekken. Beklaagde heeft op basis van de beschikbare medische gegevens en zijn eigen onderzoek een zelfstandig oordeel gevormd over de loopbeperking van klager. Beklaagde heeft terecht gesteld dat hij niet hoefde aan te tonen dat klager wel 100 meter zou kunnen lopen. Het College heeft verder geen aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat het rapport van beklaagde ten aanzien van de inzichtelijkheid en objectiviteit niet aan de eisen voldoet. Het vierde en vijfde klachtonderdeel kunnen dan ook niet slagen.


Conclusie


5.7 De conclusie is dat beklaagde met betrekking tot de klachtonderdelen geen verwijt kan worden gemaakt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (wet BIG). Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.

6. De beslissing


Het College:
- verklaart de klacht kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 13 oktober 2020 door E.J. Daalder, voorzitter, A.C. Hendriks, lid-jurist, R.L. Kloots, J.G.M. van Eekelen en R.P. van Straaten, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door R.C. Kruit, secretaris.