ECLI:NL:TGZRAMS:2020:129 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020/073

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2020:129
Datum uitspraak: 15-10-2020
Datum publicatie: 15-10-2020
Zaaknummer(s): 2020/073
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster dient een klacht in tegen een verpleegkundige; zij verwijt hem (onder meer) dat hij niet heeft erkend dat zij psychotisch aan het ontregelen was, dat hij haar niet in persoon heeft beoordeeld maar zijn argumentatie baseerde op een eerdere schriftelijke verslaglegging van zijn collega's, onjuiste en gebrekke dossiervoering, beleid en signalen vanuit het signaleringsplan niet bekend waren en niet erkend werden en dat hij geen nazorg heeft geboden. De verpleegkundige voert verweer. Naar het oordeel van het college is de klacht kennelijk ongegrond

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 19 maart 2020 binnengekomen klacht van:

A ,

wonende te B,

k l a a g s t e r ,

gemachtigden:

1.    C, zus van klaagster en

2.    D, zwager van klaagster en partner van gemachtigde 1,

beiden wonende te E,

tegen

F,

verpleegkundige,

destijds werkzaam bij de crisisdienst G,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde: mr. K. Salomons, advocaat te Den Haag.

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                 het klaagschrift met de bijlagen;

-                 het verweerschrift;

-                 de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Klaagster is bekend met een schizoaffectieve stoornis. Zij wordt ambulant behandeld door PsyQ. Zij heeft in 2001 en in 2010 een ontregeling van haar mentale toestand doorgemaakt en is daarbij psychotisch geraakt.

2.2.      In 2018 wordt klaagster zwanger. Er wordt met het oog op een verhoogd risico van een postpartum psychose een stappenplan en een signaleringsplan opgesteld. Tijdens haar zwangerschap is klaagster behandeld op de POP-poli van het H. Na de bevalling zal Intensieve Behandeling Thuis (IBT) worden ingeschakeld.

2.3.      Op 7 november 2018 bevalt klaagster van een gezonde zoon. Op 9 november 2018 wordt zij uit het ziekenhuis ontslagen.

2.4.      Op 14 november 2018 bezoekt IBT klaagster.

2.5.      Op 15 november 2018 belt de moeder van klaagster de crisisdienst met zorgen over klaagster. De crisisdienst gaat op huisbezoek en treft volgens hun inschatting een rustige situatie aan.

2.6.      Op 16 november 2018 neemt de familie van klaagster contact op met alle betrokken hulpverleners (PsyQ, crisisdienst, verloskundige, huisarts) in verband met ernstige zorgen over de veronderstelde psychotische ontregeling van klaagster. Op verzoek van de moeder van klaagster komt de huisarts aan het eind van de ochtend op huisbezoek. De door de huisarts vervolgens gevraagde beoordeling door de crisisdienst wordt geweigerd. Aan het eind van de middag gaat de huisarts nogmaals op huisbezoek. De huisarts neemt telefonisch contact op met PsyQ. De huisarts schrijft een verhoging van de medicatie van klaagster voor en temazepam.

2.7.      Op 16 november 2018 ’s avonds doet de crisisdienst een beoordeling van klaagster.

2.8.      Zaterdag 17 november 2018 komt verpleegkundige I van IBT ’s ochtends op huisbezoek. Er wordt een vervolgbezoek op 18 november 2018 afgesproken.

2.9.      Aan het eind van de middag op 17 november 2018 belt de moeder van klaagster de crisisdienst omdat zij een verslechtering meent te zien. De crisisdienst verwijst haar naar IBT. IBT belt vervolgens met klaagster.

2.10.    Om 22.00 uur op 17 november 2018 belt gemachtigde sub 1 de crisisdienst. Besloten wordt de medicatie te verhogen.

2.11.    Om 22.39 uur wordt gemachtigde sub 1 teruggebeld door verweerder. Het gesprek wordt afgerond na de mededeling van verweerder dat hij zal overleggen en terug zal bellen.

2.12.    De familie van klaagster wordt ongeveer een uur later teruggebeld door J, dienstdoend arts van de crisisdienst (hierna: de arts). De familie vraag expliciet om klaagster te komen beoordelen. De arts meldt dat hij zal overleggen met zijn achterwacht, psychiater K (hierna de psychiater), en dan zal terugbellen.

2.13. De arts belt rond 00.24 uur op 18 november 2018 terug met de mededeling dat na overleg is besloten niet langs te komen maar medicatieadvies te geven. Omdat de familie van klaagster zich hierbij niet neerlegt en vasthoudt aan het verzoek om een huisbezoek, gaat de arts nogmaals overleggen met zijn achterwacht. De arts belt een half uur later terug met een medicatievoorstel/-advies.

2.14.    Vlak voor 6.00 uur belt gemachtigde sub 2 de crisisdienst met het verzoek om langs te komen. Kort na 6.00 uur belt verweerder terug. Verweerder zegt te gaan overleggen met de arts. Verweerder belt weer omstreeks 6.23 uur met de mededeling dat 45 minuten later iemand langskomt. Nadat gemachtigde sub 1 zegt dat zij klaagster net 10 mg temazepam heeft gegeven wordt de afspraak om langs te komen door verweerder teruggedraaid, omdat klaagster met 10 mg temazepam niet goed kan worden beoordeeld. Hij geeft het advies het bezoek van IBT die ochtend af te wachten en maandag met de behandelaren te bespreken wat er verder moet gebeuren.

2.15.    Vanaf ongeveer 8.30 uur hebben gemachtigden diverse keren telefonisch contact met IBT. Omstreeks 9.30 uur legt L van IBT een huisbezoek af en schakelt vervolgens de crisisdienst in. Om 11. 00 uur arriveert een SPV-er van de crisisdienst en later een arts van de crisisdienst. De crisisdienst beoordeelt klaagster als psychotisch ontregeld. Zij achten een opname noodzakelijk en zoeken naar een moeder-en kind plek. Omdat die niet beschikbaar is, wordt klaagster vrijwillig opgenomen in G. Na enkele dagen wordt zij overgeplaatst naar de PAAZ van het H. Eind november 2018 wordt zij, samen met haar baby, overgeplaatst naar de gesloten psychiatrische afdeling van het M. Half januari 2019 wordt klaagster overgeplaatst naar een moeder-baby-unit in het N. Op 9 mei 2019 wordt zij ontslagen.

3.         De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder, samen met de arts en de psychiater, verweten wordt dat hij in de nacht van 17 op 18 november 2018 geen gehoor heeft gegeven aan de expliciete telefonische oproepen om klaagster te komen beoordelen, terwijl klaagster naar het oordeel van gemachtigden ernstig psychotisch aan het ontregelen was en er sprake was van een crisissituatie. Dat gemachtigden, destijds huisarts in opleiding respectievelijk arts in opleiding tot internist, niet gehoord werden door collega-artsen verzwaart naar de opvatting van klaagster het verwijt.

Specifiek verwijt klaagster verweerder:

1.    het niet erkennen dat klaagster psychotisch aan het ontregelen was;

2.    dat hij de gemachtigden niet heeft gehoord in hun verzoek om hulp en hen niet serieus heeft genomen;

3.    dat hij klaagster niet in persoon psychiatrisch heeft beoordeeld, maar zich baseerde op eerder verslaglegging;

4.    dat hij een toegezegde beoordeling later weigerde;

5.    onjuiste en gebrekkige dossiervoering;

6.    dat hij in de ochtend van 18 november 2018 voor verder beleid verwees naar IBT en naar de behandelaren;

7.    dat beleid en signalen uit het signaleringsplan niet bekend waren en niet erkend werden;

8.    dat hij geen nazorg heeft geboden of contact heeft opgenomen met de familie van klaagster.

4.         Het standpunt van verweerder

In het algemeen heeft verweerder tegen de klacht, kort samengevat, aangevoerd dat hij, in overleg met de arts en de psychiater en in overeenstemming met de taak en mogelijkheden van de crisisdienst, rekening houdend met de situatie en in het belang van klaagster heeft gehandeld. Verweerder was niet bekend met het ongenoegen van klaagster en gemachtigden  en werd pas bijna 1,5 jaar nadien geconfronteerd met de kennelijk traumatische ervaringen en met deze klacht. Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      Het college stelt voorop dat verweerder zijn werkzaamheden in teamverband verricht. Verweerder is veelal het eerste aanspreekpunt en heeft in een crisisteam een belangrijke rol. Dit neemt niet weg dat hij zijn taak uitoefent mede binnen de kaders van het door de artsen uitgestippelde behandelplan. Voor beslissingen van deze artsen kan hij niet verantwoordelijk worden gehouden. Wel is hij verantwoordelijk voor het op verantwoorde wijze uitoefenen van zijn functie. Het college zal tegen deze achtergrond hierna de specifiek tegen verweerder gerichte klacht bespreken in volgorde van de onder 3 genoemde verwijten.

Klachtonderdeel 1. 

5.2.      Verweerder betwist dat hij heeft miskend dat klaagster psychotisch aan het ontregelen was. In het onderling overleg met de arts en de psychiater is deze werkdiagnose ook aan de orde gekomen en het medicijnbeleid is op dit beeld bepaald. Het college is van oordeel dat uit de rapportages van de gesprekken voldoende blijkt dat verweerder heeft ingezien dat – daargelaten hetgeen is overwogen in 5.1 - sprake was van een serieuze ontregeling en dit ook met de arts en de psychiater heeft besproken. Het verwijt dat verweerder heeft miskend dat klaagster aan het ontregelen was, is overigens onvoldoende onderbouwd en blijkt ook niet uit de verstrekte gegevens. Dit klachtonderdeel zal daarom ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 2. en 3.         

5.3.      Verweerder heeft aangevoerd dat hij wel degelijk de expliciete verzoeken om hulp heeft gehoord en ook hulp heeft geboden. Hij heeft naar het oordeel van het college hetgeen hem ter ore is gekomen op juiste wijze gedeeld met de arts en de achterwacht, zodat zij voldoende waren ingelicht om het beleid te kunnen bepalen.

De kern van dit klachtonderdeel en naar het college aanneemt van de hele klacht, is dat een huisbezoek achterwege is gebleven. In de betreffende nacht is het dossier van klaagster gelezen en is mede op basis van informatie van de gemachtigden en verdere familie van klaagster het beleid  bepaald. Daarbij was voor de psychiater het uitgangspunt dat er zo snel mogelijk rust voor klaagster en veiligheid voor haar kind moest zijn en dat medicatie in de situatie van klaagster de aangewezen eerste optie was. Dit mede omdat dit ook zo in het signaleringsplan is genoemd in het kader van de stepped care benadering. Een huisbezoek werd niet aangewezen geacht, omdat dit te veel onrust zou veroorzaken, terwijl rust aangewezen was. Verweerder heeft in de loop van de avond en nacht binnen het door de psychiater vastgestelde beleid geopereerd.

Gelet op de taak en werkwijze van de crisisdienst en de rol van verweerder als bedoeld in 5.1 heeft verweerder in een situatie als de onderhavige gedaan wat er van hem verwacht kan en mag worden. Ook deze klachtonderdelen zullen ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 4.      

5.4.      Verweerder heeft aangevoerd inderdaad een eerder afgesproken huisbezoek te hebben afgezegd, omdat klaagster net daarvoor medicatie had ingenomen, zodat een beoordeling niet goed mogelijk was. Gemachtigde sub 2 had bovendien in dat telefoongesprek gezegd dat klaagster weer rustig was.

Het college is van oordeel dat verweerder voldoende heeft onderbouwd dat en waarom hij alsnog het toegezegde huisbezoek heeft afgezegd. Deze beslissing past binnen het uitgestippelde beleid, de situatie was op dat moment rustig en een beoordeling kort na het toedienen van voormeld medicijn is niet goed mogelijk. Hoewel de verslaglegging van dit besluit en het overleg in het EPD daarover summier is, is het college van oordeel dat dit in de gegeven omstandigheden wel voldoende was. Dit klachtonderdeel zal dan ook ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 5.      

5.5.      De gemachtigden van klaagster en verweerder verschillen van mening over de inhoud van de diverse telefoongesprekken. Het college overweegt dat niet kan worden vastgesteld wat tijdens de telefoongesprekken exact is gezegd. Verder acht het college voldoende aannemelijk dat verweerder, zoals hij heeft weergegeven in het EPD, tijdens de diverse telefoongesprekken ook aandacht heeft besteed aan het geven van adviezen hoe de gemachtigden en de overige familie met de situatie zouden kunnen omgaan. Niet valt in te zien dat en met welk belang verweerder op dit vlak onjuiste informatie in het EPD zou vermelden. Dat, zoals gemachtigden stellen, verweerder in strijd met hun verklaringen heeft vermeld dat gemachtigden akkoord gingen met het medisch beleid die nacht heeft verweerder stellig betwist. Hij weet zeker dat gemachtigden zich akkoord hebben verklaard, zoals hij ook heeft genoteerd. Omdat niet kan worden vastgesteld wat exact door partijen is gezegd en er geen aanwijzingen zijn dat verweerder in strijd met de waarheid mededelingen in het dossier heeft opgenomen, is het college van oordeel dat verweerder ook op dit punt geen verwijt kan worden gemaakt. Dit klachtonderdeel zal dan ook ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 6.      

5.6.      Verweerder heeft tegen dit klachtonderdeel ingebracht dat hij in een gesprek om 6.55 uur in overleg met de arts heeft verwezen naar IBT later die zondagmorgen en voor verdere behandeling naar de ambulante behandelaren van klaagster vanaf maandag. Het college overweegt dat de crisisdienst verantwoordelijk is totdat de reguliere behandelmogelijkheden bereikbaar zijn. Hoewel IBT kennelijk pas om 8.30 uur telefonisch bereikbaar was, is een te overbruggen periode van ongeveer anderhalf uur niet zodanig lang dat de gemaakte keuze niet verantwoord was en daarmee verwijtbaar is. Daarbij dient te worden betrokken dat een huisbezoek op dat moment – na overleg - niet zinvol werd geacht, omdat klaagster net extra medicatie had gekregen waar zij rustiger door was geworden. Ook dit klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

Klachtonderdeel 7.      

5.7.      Verweerder heeft aangegeven dat de crisisdienst afhankelijk is van de hen door de behandelaren verstrekte gegevens. Het signaleringsplan zat niet in het dossier en is, ook na zoeken, niet gevonden. Gemachtigden hebben daarom het signaleringsplan telefonisch met verweerder doorgenomen. Het ingezette (medicatie)beleid om de olanzapine te verhogen naar 15 mg is volledig conform het signaleringsplan, waarin staat dat olanzapine tot maximaal 20 mg verhoogd mag worden.

Het college is van oordeel dat, nu een volledig dossier de verantwoordelijkheid van de behandelaren is, het de crisisdienst - en daarmee verweerder - niet valt te verwijten dat het signaleringsplan aan het dossier ontbrak. Verweerder heeft bovendien de bewuste nacht dit plan met gemachtigden doorgenomen en het medicijnbeleid in overleg met de arts en de psychiater overeenkomstig dit plan ingezet en uitgevoerd. Voor zover gemachtigden bedoelen dat andere delen van het signaleringsplan niet zijn uitgevoerd, is het het college onvoldoende duidelijk geworden waar zij op doelen. In het signaleringsplan, zoals gevoegd bij het klaagschrift, staan geen andere acties dan medicatie en noodmedicatie vermeld. Het college zal daarom dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel 8.      

5.8.      Verweerder heeft aangevoerd dat nazorg en/of contact opnemen met de familie niet tot de rol van de crisisdienst behoort, maar dat dit de taak van de behandelaren is. Als bij de behandelaren blijkt dat behoefte bestaat aan een nabespreking met de crisisdienst nemen zij  daartoe het initiatief. De crisisdienst heeft in dit geval geen signaal van die zijde ontvangen en wist ook niet van de onvrede. Nadien heeft verweerder begrepen dat de familie een gesprek met PsyQ heeft gehad over de gang van zaken. Verweerder was graag uitgenodigd voor dit gesprek maar wist er niet van.

Het college is met verweerder van oordeel dat nazorg in beginsel niet tot de rol en taken van de crisisdienst behoort. Omdat verweerder niet op de hoogte was van de grote onvrede bij de familie en niet was uitgenodigd voor het nabesprekingsgesprek, valt het verweerder, gelet op de rol van de crisisdienst, niet te verwijten dat hij geen nazorg heeft verleend. Ook het laatste klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.  

5.9.      Gelet op hetgeen is overwogen onder 5.1 treft de klacht van klaagster geen doel . Het is duidelijk dat verweerder op verantwoorde wijze de door hem verkregen informatie met de arts en de achterwacht heeft gedeeld en binnen de grenzen van het door de psychiater vastgestelde beleid heeft geopereerd, zodat met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. De klacht is kennelijk ongegrond.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist op 15 oktober 2020 door:

J. Brand, voorzitter,

M. Mansfeld en P.A. Arnold, leden-verpleegkundige,

bijgestaan door S. Verdaasdonk, secretaris.

WG                                                                                                     WG

secretaris                                                                                       voorzitter