Zoekresultaten 12901-12950 van de 13660 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0758 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 057/2010

    Klacht tegen revalidatiearts. Klaagster verwijt verweerder dat hij, zonder medisch onderzoek te hebben verricht, in een schriftelijke rapportage een beoordeling heeft gegeven over de gezondheidstoestand van klaagster. Verweerder zou in die rapportage uitspraken hebben gedaan en beoordelingen hebben gegeven zonder (medische ) grondslag waarbij verweerder is uitgegaan van veronderstellingen die de lichamelijke en geestelijke integriteit van klaagster raken. Klacht gegrond. Het college legt verweerder de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0765 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.314

    Klager verwijt psychiater dat hij tijdens zijn detentie geen adequate behandeling heeft gekregen. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af en overweegt daartoe dat er geen sprake is van weigering. Het komt voor rekening van klager indien hij van aangeboden hulp geen gebruik wil maken. Klager diende psychiater tenminste de gelegenheid te bieden te beoordelen welke hulp klager nodig had. In beroep overweegt het Centraal Tuchtcollege dat de psychiater door gebrek aan medewerking van de zijde van klager niet heeft kunnen toekomen aan nadere diagnostiek en behandeling. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0759 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.256

    Klacht tegen anesthesioloog/pijnbestrijder. De arts heeft bij klaagster een discusdenervatie verricht. Klaagster verwijt de arts haar onvoldoende te hebben geïnformeerd, een onjuiste diagnose te hebben gesteld en haar onheus te hebben behandeld door het verdoven en de verrichting met een hand uit te voeren terwijl hij met zijn andere hand een telefoontoestel vasthield en telefoneerde. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de eerste twee klachtonderdelen ongegrond en het derde klachtonderdeel gegrond en berispt de arts. De arts komt van die beslissing in beroep. Hij betwist in beroep primair bij gebrek aan wetenschap de feitelijke vaststelling dat hij tijdens de behandeling heeft getelefoneerd. Subsidiair vindt hij de hem opgelegde maatregel te zwaar. Tegenover de consistente verklaring van klaagster acht het Centraal Tuchtcollege de verklaring van de arts in beroep dat hij zich het gebeuren niet meer herinnert ongeloofwaardig. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel de arts zich volledig had moeten concentreren op zijn medisch handelen. Daarbij past het voeren van een telefoongesprek niet en is ook overigens onbeleefd tegenover de betrokken patiënt. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0766 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.033

    Klager verwijt GZ-psycholoog dat hij tijdens zijn detentie geen adequate behandeling heeft gekregen. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af en overweegt daartoe dat er geen sprake is van weigering. Het komt voor rekening van klager indien hij van aangeboden hulp geen gebruik wil maken. Klager diende GZ-psycholoog tenminste de gelegenheid te bieden te beoordelen welke hulp klager nodig had. In beroep overweegt het Centraal Tuchtcollege dat de GZ-psycholoog door gebrek aan medewerking van de zijde van klager niet heeft kunnen toekomen aan nadere diagnostiek en behandeling. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0760 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.294

    De gz-psycholoog heeft in opdracht van de rechter-commissaris in verband met de behandeling van strafzaken een psychologisch onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van klaagster en een pro justitia rapportage uitgebracht. De klacht van klaagster houdt in dat de gz-psycholoog zonder dat hij onafhankelijk onderzoek heeft gedaan in zijn rapportage stelt dat klaagster ontoerekeningsvatbaar is en waandenkbeelden heeft. Het RTG Amsterdam wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0767 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.069

    De psychiater is verbonden aan het NIFP en heeft in opdracht van de rechter-commissaris in verband met de behandeling van strafzaken een psychologisch onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van klaagster en een rapportage uitgebracht. De klacht van klaagster houdt in dat de arts onzorgvuldig en onprofessioneel heeft gehandeld bij het verrichten van zijn forensisch psychiatrisch onderzoek. Klaagster stelt in dit verband dat de arts ten onrechte telefonisch contact heeft gehad met de ouders van klaagster en ten onrechte heeft geconcludeerd dat klaagster ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het tenlastegelegde. Het RTG Amsterdam wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0761 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.298

    Klacht tegen huisarts. Regionaal Tuchtcollege acht verwijt van klager dat de arts een polsbreuk heeft gemist en heeft nagelaten een röntgenfoto te maken gegrond en overweegt daartoe dat het beloop van de klachten en de ongerustheid van klager voor de arts die klager twaalf dagen na ontstaan van het letsel heeft gezien, aanleiding had moeten zijn een eerder gestelde werkdiagnose kneuzing te herzien. Het verwijt dat de arts zich ten opzichte van klager arrogant heeft opgesteld acht het Regionaal Tuchtcollege ongegrond. Voor zover de klacht gegrond is verklaard, is de arts van dat oordeel in beroep gekomen. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat het hier ging om een moeilijk te beoordelen hulpvraag en dat niet is gebleken dat de anamnese en het onderzoek onvolledig zijn geweest. Het Centraal Tuchtcollege vervolgt dat het voorstelbaar is dat de uitkomst van die anamnese en dat onderzoek er niet eenduidig op wezen dat er sprake was van een breuk in plaats van een kneuzing. De arts kon, gelet op haar eigen onderzoek, in redelijkheid uitgaan van de diagnose: kneuzing, welke diagnose ook door de eigen huisarts van klager was gesteld. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor zover in beroep bestreden en verklaart de klacht alsnog in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0755 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 138/2009

    Klacht tegen een gezondheidszorgpsycholoog. De klacht betreft de minderjarige dochter van klager. Klager en de moeder leven gescheiden. Aangezien de situatie bij moeder thuis onhandelbaar was geworden is de dochter in een crisis/observatiegroep in een groepswoonhuis geplaatst, waar verweerster onderdeel uitmaakte van het team. Omdat de dochter zich niet goed aan de afspraken hield is na enige tijd besloten de plaatsing te beëindigen. De dochter is toen bij haar vriend gaan wonen, waarna beiden een ernstig delict hebben gepleegd. Klager verwijt verweerster dat zij ernstig nalatig is geweest in het bieden van deskundige hulp en begeleiding en dat zij een onaanvaardbaar risico heeft genomen door de dochter op straat te zetten terwijl zij aan de zorg van een jeugdinstelling was toevertrouwd. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0762 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.302

    Klacht tegen kinderarts, door wie klaagster sub 3 is behandeld wegens anorexia nervosa. Klagers sub 1 en 2 zijn respectievelijk de stiefvader en moeder van klaagster sub 3. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht over de behandeling van klaagster sub 3 afgewezen, deels omdat de arts niet verantwoordelijk was voor het haar verweten handelen, deels omdat de arts niet onzorgvuldig heeft gehandeld en deels bij gebrek aan feitelijke grondslag. De verwijten over de bejegening van klaagster sub 2, over de frustratie van de vrije artsenkeuze en over de suggestie dat klaagster sub 2 leed aan het syndroom van Munchhausen bij proxy zijn eveneens bij gebrek aan feitelijke grondslag verworpen. Het verwijt dat de arts klagers heeft verboden om een second opinion te vragen is afgewezen omdat de lezingen van partijen daarover uiteenlopen en niet valt vast te stellen wie het gelijk aan zijn zijde heeft. Het Regionaal Tuchtcollege heeft ten slotte aannemelijk geacht dat aantekeningen van de arts in het medisch dossier juist zijn en het verwijt dat door de arts geknoeid is met het dossier verworpen. Het Centraal Tuchtcollege heeft in beroep geoordeeld dat door klagers in beroep nieuw geuite klachten buiten het bereik van het beroep vallen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege voor het overige onderschreven. Beroep verworpen.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2010:YG0753 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen 09198a

    Uitspraak: 15 december 2010 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 november 2009 binnengekomen klacht van: A wonende te B klaagster gemachtigde mr. J.L.M. Arets te Landgraaf tegen: C neurochirurg werkzaam te D wonende te E verweerder gemachtigde mr.drs. P.A. de Zeeuw te Amsterdam. 1. Het verloop van de procedure Het college heeft kennisgenomen van: - het klaagschrift en de aanvulling daarop - het verweerschrift - de repliek - de dupliek Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is ter openbare zitting van 3 november 2010 behandeld. Partijen, bijgestaan door hun gemachtigden, waren aanwezig. De standpunten zijn toegelicht. 2. De feiten Het gaat in deze zaak om het volgende: Klaagster is vanwege rugklachten op basis van afwijkingen in de wervelkolom op 26 februari 2009 geopereerd door een orthopedisch chirurg. Omdat de pijnklachten terugkwamen, is een nieuwe operatie door voormelde chirurg overwogen, waarvoor de bijstand van verweerder werd gevraagd. Verweerder heeft klaagster op 9 oktober 2009 gezien en naar aanleiding van het consult aangegeven het niet verstandig te achten klaagster verder te behandelen. 3. Het standpunt van klaagster en de klacht Klaagster verwijt verweerder - kort en zakelijk weergegeven – het navolgende: - verweerder was niet bereid om de tijdens de operatie van 26 februari 2009 gemaakte fouten te herstellen; - verweerder heeft gemaakte afspraken ingetrokken en gegevens uit het dossier verwijderd; - verweerder heeft klaagster bij voormelde orthopedisch chirurg als onbetrouwbaar bestempeld. Klaagster heeft in dat kader nog met name aangevoerd als volgt. Klaagster heeft in het gesprek met verweerder aangegeven dat zij het niet meer uit kon houden van de pijn en dus niet kon wachten met een nieuwe operatie. Verweerder heeft toen gezegd dat hij haar geen 'vertrouwd persoon' vond. Verweerder heeft iedere verdere behandeling geweigerd en wilde de bij de operatie gemaakte fouten niet erkennen. Hij heeft klaagster medegedeeld dat zij maar naar F moest gaan. Klaagster kreeg daardoor weer opnieuw met een wachttijd te maken en heeft tengevolge daarvan 7 maanden veel pijn geleden. Tijdens het gesprek van 9 oktober 2009 heeft het bij verweerder geschort aan inlevingsvermogen. Klaagster had op v rijdag 16 oktober 2009 nog een afspraak staan. Zij is toen bij de poli orthopedie geweest, maar er stond toen niets meer in de computer. Zij kreeg te horen dat er niets meer voor haar gedaan kon worden. Klaagster heeft daarna een verwijskaart voor G gekregen. 4. Het standpunt van verweerder Verweerder heeft klaagster alleen op 9 oktober 2009 gezien en heeft daarvóór geen enkele betrokkenheid gehad bij de behandeling van klaagsters rugklachten. De orthopedisch chirurg heeft verweerder verzocht hem bij een nieuwe ingreep bij te staan, naar aanleiding waarvan klaagster bij verweerder op het spreekuur werd uitgenodigd. Tijdens het consult op 9 oktober 2009 werd verweerder geconfronteerd met een scherp verwijtende klaagster. Zij beklaagde zich over de aan haar verleende zorg en de daarbij gebruikte materialen, waarbij zij ook kenbaar maakte dat zij een advocaat had gesproken. Toen bleek dat klaagster zeer wantrouwend stond en, ondanks pogingen van verweerder het wantrouwen weg te nemen, bleef staan tegenover de zorgverlening, achtte verweerder het juist zich daarvan verder te onthouden. Verweerder heeft dit naar behoren met klaagster gecommuniceerd en met haar verschillende alternatieve behandelingstrajecten besproken, waaronder een second opinion in F. Verweerder koos voor F omdat klaagster in G mogelijk weer met verweerder te maken zou krijgen. Verweerder heeft na dit consult aan de orthopedisch chirurg medegedeeld dat er bij gebrek aan voldoende vertrouwen aan de kant van klaagster geen basis was om de behandeling uit te voeren. Verweerder betwist dat hij enige informatie uit klaagsters dossier zou hebben verwijderd en is ook niet met verwijdering van enige aantekening bekend. 5. De overwegingen van het college Vast staat dat klaagster en verweerder slecht één maal, en wel op 9 oktober 2009, contact hebben gehad en dat verweerder naar aanleiding daarvan heeft aangegeven dat er geen dan wel onvoldoende basis was om de voorziene operatie uit te voeren. Zowel het dossier als de door partijen gegeven toelichting op de gang van zaken en hetgeen besproken zou zijn tijdens voormeld consult geven onvoldoende inzicht in wat zich tijdens het ongeveer drie kwartier durende gesprek heeft afgespeeld. Verweerder heeft de grondslag van het gebrek aan vertrouwen wel aangegeven, maar niet met concrete voorbeelden kunnen adstrueren. Klaagster heeft op haar beurt de lezing van verweerder niet bestreden of nader aangegeven wat er dan wél zou zijn gebeurd. Door het ontbreken van voldoende feitelijke grondslag kan niet worden geconcludeerd dat verweerder niet op goede gronden een behandeling heeft geweigerd. Ook is het college van oordeel dat uit de geringe ter beschikking staande gegevens niet kan worden afgeleid dat verweerder zich in voormeld consult niet dan wel onvoldoende empathisch heeft opgesteld. De klacht dat verweerder gemaakte afspraken zou hebben ingetrokken en gegevens uit klaagsters dossier zou hebben verwijderd, heeft verweerder met klem bestreden en klaagster heeft met betrekking tot deze klacht niet nader geadstrueerd wat de rol van verweerder hierbij zou kunnen zijn geweest, waar er slechts van één consult sprake is geweest. Ter zitting heeft verweerder uitdrukkelijk betwist dat hij naar aanleiding van meergemeld consult de orthopedisch chirurg heeft bericht dat klaagster geen betrouwbaar persoon zou zijn. Hij heeft met klem verzekerd dat hij de orthopedisch chirurg heeft medegedeeld dat er geen vertrouwen aan de zijde van klaagster was, waardoor de basis voor het uitvoeren van een behandeling ontbrak. Klaagster heeft dit niet weersproken en evenmin feiten of omstandigheden aangevoerd ter adstructie van haar standpunt. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt er toe dat de klacht in al zijn onderdelen ongegrond wordt verklaard. 6. De beslissing Het college: - verklaart de klacht ongegrond. Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar, als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist, dr. C. van der Heul, M. Bonnet en dr. W.M. Mulleners als leden-beroepsgenoot, mr. R. Sanders als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2010 in aanwezigheid van de secretaris. secretaris voorzitter

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0751 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1004b

    Uitspraak: 15 december 2010 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 13 januari 2010 binnengekomen klacht van: A wonende te B klaagster gemachtigde: dr.mr.ing. J.C. Sneep te Bergen op Zoom tegen: C chirurg werkzaam te D wonende te E verweerder gemachtigde: mr. M.C. Hoorweg-de Boer te Utrecht 1. Het verloop van de procedure Het college heeft kennisgenomen van: - het klaagschrift met de aanvulling daarop - het verweerschrift - medische gegevens ontvangen van gemachtigde van klaagster - verslag van CT-scan ontvangen van gemachtigde van verweerder Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is ter openbare zitting van 3 november 2010 behandeld. Partijen, bijgestaan door hun gemachtigden, waren aanwezig. De standpunten zijn toegelicht, waarbij de gemachtigde van klaagster gebruik heeft gemaakt van een pleitnotitie, welke is overgelegd. 2. De feiten Het gaat in deze zaak om het volgende: De klacht betreft de moeder van klaagster, hierna patiënte te noemen, geboren in 1926 en overleden op 7 november 2006. Op 19 oktober 2006 laat in de avond is patiënte door haar huisarts verwezen naar de spoedeisende eerste hulp (SEH) op verdenking van een acute appendicitis. Aldaar werd de verdenking bevestigd; patiënte werd opgenomen om de volgende ochtend geopereerd te worden. De operatie is uitgevoerd door verweerder, destijds vijfdejaars arts-assistent in opleiding tot chirurg, en een collega, een jongerejaars AIOS, onder supervisie van verweerder met een collega-chirurg, opleider, als supervisor op afstand. Verweerder heeft gekozen voor een laparoscopische verwijdering van de appendix. Bij het in zicht brengen van de appendix zag verweerder een infiltraat met daarin een gangreneuze appendix. Bovendien zag verweerder de aanwezigheid van purulent vocht in de holte van Douglas. Toen het lastig bleek de appendix los te maken, heeft verweerder zijn opleider geconsulteerd. Naar aanleiding daarvan werd de laparoscopische benadering voortgezet. Daarbij brak de appendix in tweeën, waardoor een kleine hoeveelheid faeces in de buikholte terecht kwam. De buikholte en de holte van Douglas zijn gespoeld via het zuig-spoelsysteem van de laparoscoop. Het afgescheurde deel is door verweerder met de naveltrocar verwijderd en de appendixrest is op de klassieke manier verwijderd. Het operatiegebied is tenslotte geïnspecteerd, het instrumentarium is verwijderd en de wondjes zijn gesloten. Postoperatief heeft verweerder gedurende 5 dagen antibiotica voorgeschreven. Op 30 oktober 2006 is patiënte met ontslag gegaan. In de thuissituatie ging het echter niet goed. Op 3 november 2006 is patiënte met spoed opgenomen op de longafdeling op verdenking van pneumonie. op 7 november 2006 is patiënte overleden. Bij de obductie is de diagnose longontsteking bevestigd. 3. Het standpunt van klaagster en de klacht Klaagster verwijt verweerder dat het patiënte aan een goede behandeling heeft ontbroken. In het klaagschrift stelt klaagster dat verweerder is afgeweken van het geplande beleid van de hoofdbehandelaar door in plaats van een wisselsnede operatie uit te voeren, te proberen de appendix laparoscopisch te verwijderen. Onder de gegeven omstandigheden - een infiltraat en een gangreneuze appendix - had dit niet mogen gebeuren. Tijdens de behandeling ter zitting heeft klaagster aangevoerd dat de betrokken artsen in een situatie als de onderhavige extra alert moeten zijn, een zeer zorgvuldige afweging dienen te maken bij diagnostiek en behandeling en dat patiënte niet overgelaten mag worden aan (relatief) onervaren handen. In dat kader wordt tekst uit het artikel ´Appendicitis acuta: een ernstige aandoening bij oudere patiënten´ uit het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 1995 aangehaald. Klaagster heeft ten aanzien van verweerder aangegeven dat de hiervoor vermelde verwijten aangaande de keuze van een laparoscopische benadering onterecht zijn gebleken. Klaagster blijft evenwel de mening toegedaan dat verweerder zich had moeten afvragen of deze specifieke appendix zijn competentie niet te boven ging. Zij acht het niet aannemelijk dat verweerder veel ervaring had met hoogbejaarde en risicovolle patiënten. Voorafgaande aan de operatie had verweerder nadere beeldvormende diagnostiek kunnen verrichten naar de mogelijkheid van een infiltraat. Als dat toen was vastgesteld, dan was een conservatief beleid de aangewezen weg geweest. 4. Het standpunt van verweerder Verweerder was bevoegd en bekwaam om een appendectomie te verrichten, zowel op laparoscopische wijze als middels een wisselsnede. Verweerder heeft zeer gemotiveerd uiteengezet op grond waarvan voor de laparoscopische benadering is gekozen. Dat de appendix zou breken, lag voor de hand; dat was ook door een meer ervaren chirurg niet te voorkomen geweest. Verweerder heeft bij het onderzoek geen infiltraat gevoeld. De diagnose leek voor de hand te liggen. Dat de appendix is verwijderd blijkt uit het PA­verslag, waarin staat dat beide fragmenten van de appendix zijn ingestuurd. Op 21 oktober 2006 bezocht verweerder patiënte op de verpleegafdeling en informeerde hij haar over de verrichte operatie. Daarna is verweerder niet meer bij de zorgverlening betrokken geweest. 5. De overwegingen van het college Ter zitting heeft klaagster aangegeven dat - gelet op de door verweerder gegeven deugdelijke uitleg - de aanvankelijke verwijten met betrekking tot de operatietechniek onterecht zijn gebleken. De daarop betrekking hebbende klacht is dan ook ongegrond. In dat licht is het naar het oordeel van het college onbegrijpelijk dat klaagster van mening is dat, indien het infiltraat op voorhand was vastgesteld, een conservatief beleid de aangewezen weg was geweest. Met betrekking tot de ter zitting geformuleerde klachten geldt dat het niet aangaat tijdens de behandeling van de bij klaagschrift geformuleerde klacht weer nieuwe klachten op te werpen, te meer niet nu verweerder zich daarop niet - terdege - heeft kunnen voorbereiden. Overigens is het college van oordeel dat verweerder als vijfdejaars arts-assistent in opleiding tot chirurg met een - zoals niet dan wel onvoldoende weersproken vaststaat - ruime ervaring in zowel wisselsnede- als laparoscopische operaties, geschikt en bekwaam was de onderhavige operatie bij patiënte uit te voeren. Voorts merkt het college op dat de strekking van het artikel, waarnaar ter zitting door klaagster is verwezen, een klinische les voor huisartsen inhoudt over de risico’s van een operatie van de appendicitis en niet bedoeld is voor chirurgen. Door verweerder is terecht bezwaar gemaakt tegen het aanhalen van dat artikel, nu hij zich daarop niet heeft kunnen voorbereiden. Het vorenoverwogene leidt ertoe dat de klacht ongegrond wordt verklaard. 6. De beslissing Het college: - verklaart de klacht ongegrond. Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar, als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist, dr. C. van der Heul, M. Bonnet en dr. W.M. Mulleners als leden-beroepsgenoot, mr. R. Sanders als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2010 in aanwezigheid van de secretaris. secretaris voorzitter

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0752 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1004c

    Uitspraak: 15 december 2010 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 13 januari 2010 binnengekomen klacht van: A wonende te B klaagster gemachtigde dr.mr.ing. J.C. Sneep te Bergen op Zoom tegen: C chirurg werkzaam te D wonende te E verweerder gemachtigde mr. M.C. Hoorweg-de Boer te Utrecht 1. Het verloop van de procedure Het college heeft kennisgenomen van: - het klaagschrift met de aanvulling daarop - het verweerschrift - medische gegevens ontvangen van gemachtigde van klaagster - verslag van CT-scan ontvangen van gemachtigde van verweerder Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is ter openbare zitting van 3 november 2010 behandeld. Partijen waren, bijgestaan door hun gemachtigden, aanwezig. De klacht is toegelicht, waarbij de gemachtigde van klaagster gebruik heeft gemaakt van een pleitnotitie, welke is overgelegd. 2. De feiten Het gaat in deze zaak om het volgende: De klacht betreft de moeder van klaagster, hierna patiënte te noemen, geboren in 1926 en overleden op 7 november 2006. Op 19 oktober 2006 laat in de avond is patiënte door haar huisarts verwezen naar de spoedeisende eerste hulp (SEH) op verdenking van een acute appendicitis. Aldaar werd de verdenking bevestigd; patiënte werd opgenomen om de volgende ochtend geopereerd te worden. De operatie is uitgevoerd door een vijfdejaars arts-assistent in opleiding tot chirurg, en een collega, een jongerejaars AIOS, onder diens supervisie met verweerder, opleider, als supervisor op afstand. Voormelde arts-assistent heeft gekozen voor een laparoscopische verwijdering van de appendix. Bij het in zicht brengen van de appendix zag deze een infiltraat met daarin een gangreneuze appendix en voorts de aanwezigheid van purulent vocht in de holte van Douglas. Toen het lastig bleek de appendix los te maken, heeft de arts-assistent verweerder geconsulteerd. Naar aanleiding daarvan werd de laparoscopische benadering voortgezet. Daarbij brak de appendix in tweeën, waardoor een kleine hoeveelheid faeces in de buikholte terecht kwam. De buikholte en de holte van Douglas zijn gespoeld via het zuig-spoelsysteem van de laparoscoop. Het afgescheurde deel is door de arts-assistent met de naveltrocar verwijderd en de appendixrest is op de klassieke manier verwijderd. Het operatiegebied is tenslotte geïnspecteerd, het instrumentarium is verwijderd en de wondjes zijn gesloten. Postoperatief is gedurende 5 dagen antibiotica voorgeschreven. Op 30 oktober 2006 is patiënte met ontslag gegaan. In de thuissituatie ging het echter niet goed. Op 3 november 2006 is patiënte met spoed opgenomen op de longafdeling op verdenking van pneumonie. Op 7 november 2006 is patiënte overleden. Bij de obductie is de diagnose longontsteking bevestigd. 3. Het standpunt van klager en de klacht In het klaagschrift heeft klaagster gesteld dat verweerder wordt verweten dat is afgeweken van het geplande beleid om een wisselsnede-operatie uit te voeren. Als verweerder geconsulteerd is nadat de perforatie was opgetreden, zou hem niets te verwijten zijn. Tijdens de behandeling van voormelde klacht heeft klaagster de klacht uitgebreid door te stellen dat de onderhavige risicovolle operatie ten onrechte aan de arts-assistent is toebedeeld en dat verweerder daarvoor mede verantwoordelijk is. Klaagster acht het aannemelijk dat de ervaring met hoogbejaarden bij de arts-assistent gering was en meent dat een van de opleiders, bijvoorbeeld verweerder, bij de operatie betrokken had moeten zijn. Verweerder liet ook de pre-operatieve fase geheel aan de arts-assistent over en tijdens de operatieve was er supervisie van een te grote afstand vanuit een andere operatiekamer. Het infiltraat werd voorafgaande aan de operatie niet gedetecteerd en dat had wel gemoeten, daar bij een infiltraat een conservatief beleid aangewezen is. 4. Het standpunt van verweerder In casu moest er een appendectomie worden verricht, welke zowel laparoscopisch als via een wisselsnede kon worden uitgevoerd. De keuze daarvan ligt bij de opererende chirurg. De arts-assistent was toentertijd eind vijfdejaars assistent chirurgie in opleiding en daarmee bevoegd tot het onder supervisie op afstand uitvoeren van een appendectomie. Daarbij komt dat de arts-assistent tenminste 54 laparoscopische ingrepen heeft uitgevoerd. Verweerder staat gemotiveerd achter de keuze in dezen een laparoscopische ingreep te verrichten. Verweerder heeft op verzoek van de arts-assistent bij de ingreep geïnspecteerd en kon op grond van wat hij zag tot het advies komen de ingreep laparoscopisch voort te zetten. Verweerder achtte de arts-assistent daartoe ook bekwaam. Verweerder acht het zo goed als zeker dat de perforatie ook bij een appendectomie middels wisselsnede was opgetreden, aangezien het ging om een gangreneuze appendix die verkleefd was. De kans op complicaties is wel gerelateerd aan de leeftijd, niet aan de techniek. Uit het PA verslag blijkt dat de appendix volledig is verwijderd. 5. De overwegingen van het college Ter zitting heeft klaagster aangegeven dat - gelet op de door verweerder gegeven deugdelijke uitleg - de aanvankelijke verwijten met betrekking tot de operatietechniek onterecht zijn gebleken. De daarop betrekking hebbende klacht is dan ook ongegrond. In dat licht is het naar het oordeel van het college onbegrijpelijk dat klaagster van mening is dat, indien het infiltraat op voorhand was vastgesteld, een conservatief beleid de aangewezen weg was geweest. Met betrekking tot de ter zitting geformuleerde klachten geldt dat het niet aangaat tijdens de behandeling van de bij klaagschrift geformuleerde klacht weer nieuwe klachten op te werpen, te meer niet nu verweerder zich daarop niet - terdege - heeft kunnen voorbereiden. Ten overvloede overweegt het college dat klaagster weliswaar heeft aangegeven dat zij het aannemelijk acht dat de ervaring met hoogbejaarden bij de arts-assistent gering was, maar zij niet nader heeft geadstrueerd op grond waarvan die aanname juist zou zijn. Er zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken die de opvatting zouden rechtvaardigen dat de betreffende arts-assistent weliswaar bevoegd, maar niet bekwaam was de onderhavige operatie uit te voeren. Verweerder kan dan ook niet worden verweten dat de operatie aan de arts-assistent is toebedeeld dan wel dat verweerder na de inspectie de arts-assistent de laparoscopische ingreep heeft laten voortzetten. Het vorenoverwogene brengt mede dat de klacht ongegrond wordt verklaard. 6. De beslissing Het college: - verklaart de klacht ongegrond. Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar, als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist, dr. C. van der Heul, M. Bonnet en dr. W.M. Mulleners als leden-beroepsgenoot, mr. R. Sanders als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2010 in aanwezigheid van de secretaris. secretaris voorzitter

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0754 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09198b

    Uitspraak: 15 december 2010 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 november 2009 binnengekomen klacht van: A wonende te B klaagster gemachtigde mr. J.L.M. Arets te Landgraaf tegen: C orthopeed werkzaam te D wonende te E verweerder gemachtigde mr. S. Slabbers te Amsterdam. 1. Het verloop van de procedure Het college heeft kennisgenomen van: - het klaagschrift en de aanvulling daarop - het verweerschrift - de repliek - de dupliek - CD-rom met röntgenfoto’s Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is ter openbare zitting van 3 november 2010 behandeld. Partijen, bijgestaan door hun gemachtigden, waren aanwezig. De standpunten zijn toegelicht. 2. De feiten Het gaat in deze zaak om het volgende: Klaagster is sedert december 2007 bekend op de polikliniek orthopedie, alwaar verweerder sedert 15 juli 2008 werkzaam is. Nadat door verweerder de diagnose spondylolysis L5-S1 was gesteld, heeft hij op 12 september 2008 bij klaagster het boogdefect van boog L5 gemarcainiseerd. Klaagster is daarna twee weken pijnvrij geweest; vervolgens traden weer pijnklachten op. Op 26 februari 2009 is klaagster door verweerder geopereerd. Deze operatie is zonder complicaties verlopen. Op 15 april 2009 heeft klaagster gemeld dat de pijn geheel verdwenen was. Echter, op 29 juli 2009 heeft klaagster melding gemaakt van een scherpe pijn in de rug. Middels röntgendiagnostiek werd een (persisterende) pseudoarthrose met een gebroken cerclagedraad geconstateerd. Verweerder heeft klaagster een definitieve fixatie voorgesteld, welke ingreep met een neurochirurg diende te worden uitgevoerd. Om die reden heeft verweerder klaagster de neurochirurg laten consulteren. Omdat de neurochirurg zijn toestemming voor de ingreep niet gaf, is de voorgenomen ingreep niet doorgegaan. 3. Het standpunt van klaagster en de klacht Klaagster verwijt verweerder - kort en zakelijk weergegeven – het navolgende: - verweerder heeft bij de operatie geen goede materialen gebruikt en heeft geweigerd de gemaakte fouten te herstellen; - verweerder heeft klaagster te lang met pijn laten lopen; - verweerder heeft ‘alles teniet gedaan’ op aanraden van de neurochirurg omdat klaagster een ‘niet vertrouwd persoon’ zou zijn; hij heeft het dossier van klaagster uit het systeem verwijderd. Klaagster heeft daartoe nog met name aangevoerd dat zij op v rijdag 16 oktober 2009 nog een afspraak had staan en op 26 november 2009 geopereerd zou worden. Zij is op 16 oktober 2009 nog bij de poli orthopedie geweest, maar er stond toen niets meer in de computer. Zij kreeg te horen dat er niets meer voor haar gedaan kon worden. Klaagster heeft daarna een verwijskaart voor F gekregen. 4. Het standpunt van verweerder Verweerder heeft - kort en zakelijk weergegeven – het navolgende aangevoerd. Hij betwist, onder verwijzing naar het operatieverslag, dat er onjuiste materialen bij de operatie van 26 februari 2009 zijn gebruikt. Het breken van een cerclagedraad is een voorkomende complicatie, waaruit niet kan worden afgeleid dat ondeugdelijk materiaal is gebruikt. Voorts bestrijdt verweerder dat hij klaagster te lang met pijnklachten heeft laten lopen. Naar aanleiding van het consult op 18 augustus 2008 heeft verweerder op 12 september 2008 de marcainisatie van het boogdefect uitgevoerd. Toen tijdens het consult op 29 september 2008 bleek dat de pijnklachten waren teruggekomen, heeft verweerder gekozen voor een spondylolysis repair, welke op 26 februari 2009 is uitgevoerd. De wachttijd voor deze operatie was een gebruikelijke. Toen op 29 juli 2009 bleek dat die operatie niet het gewenste effect had, heeft verweerder de procedure voor een definitieve fixatie in gang gezet. De daarvoor voorziene operatie heeft niet plaatsgevonden omdat de neurochirurg, naar wie hij klaagster voor een consult had verwezen, zijn medewerking daaraan niet verleende. Zonder de medewerking van de neurochirurg was een operatie door verweerder niet mogelijk. Verweerder betwist dat het dossier van klaagster uit het computersysteem is verwijderd en verwijst naar productie 15 van de door hem overgelegde stukken. De neurochirurg heeft verweerder verteld dat het gesprek op 9 oktober 2009 met klaagster niet goed was verlopen en dat er door haar allerlei verwijten en bedreigingen waren geuit. Verweerder heeft dat voor kennisgeving aangenomen. In het dossier bevindt zich een aantekening op 12 oktober 2009 dat patiënte van de wachtlijst af wil. Verweerder zelf heeft daarmee geen bemoeienis gehad. 5. De overwegingen van het college Noch de inhoud van het dossier noch hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geven enig houvast voor de conclusie dat bij de operatie van 26 februari 2009 fouten zouden zijn gemaakt dan wel gewerkt zou zijn met ondeugdelijk materiaal. De breuk van de cerclagedraad was niet voorzienbaar, zodat sprake was van een complicatie, welke verweerder niet (tuchtrechtelijk) verweten kan worden. Het door verweerder geschetste tijdpad in de behandeling is door klaagster niet weersproken. Niet is gebleken dat verweerder klaagster te lang c.q. onnodig lang met pijn heeft laten lopen. Dat de op 26 november 2009 voorziene operatie geen doorgang heeft kunnen vinden, is veroorzaakt doordat de neurochirurg geen vertrouwensbasis bij klaagster aanwezig achtte en om die reden afzag van verdere behandeling. Nu in het ziekenhuis een dergelijke ingreep tezamen met een neurochirurg dient te worden uitgevoerd, treft verweerder te dezen geen verwijt. Verweerder heeft met klem betoogd dat hij het dossier van klaagster niet uit het computersysteem heeft verwijderd en met het verwijderen van de wachtlijst voor de operatie geen bemoeienis heeft gehad. Klaagster heeft dit onderdeel van de klacht niet nader geadstrueerd. Bovendien blijkt uit productie 15 bij de conclusie van antwoord het navolgende: “12-10-2009 15:00:14: bericht van opname dat pat van wl af wil”. Ter zitting is aannemelijk geworden dat niet de gegevens van klaagster uit de computer zijn verdwenen, maar uitsluitend haar opname-aanvraag, zoals hiervoor vermeld. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt ertoe dat de klacht in al zijn onderdelen ongegrond wordt verklaard. 6. De beslissing Het college: - verklaart de klacht ongegrond. Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar, als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist, dr. C. van der Heul, M. Bonnet en dr. W.M. Mulleners als leden-beroepsgenoot, mr. R. Sanders als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2010 in aanwezigheid van de secretaris. secretaris voorzitter

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0750 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/276AP

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0749 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1084

    Verweerder, psychiater, heeft een instemmingsverklaring afgegeven in opdracht van Bureau Jeugdzorg strekkende tot het opnemen van klager in een gesloten jeugdzorginstelling. Klager is van mening dat het onderzoek door verweerder onvoldoende zorgvuldig en uitgebreid is geweest en niet voldoet aan de normen die voor het doen van psychologisch en psychiatrische onderzoek gelden. Het college is van oordeel dat verweerder’s rapportage niet aan alle eisen voldoet die daaraan gesteld mogen worden. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0748 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1043

    Klager, vader van patiënte, verwijt verweerster, huisarts, onzorgvuldig te hebben gehandeld omdat zij geen röntgenfoto heeft laten maken van de arm van patiënte. Hierdoor heeft verweerster de diagnose ‘gebroken arm’ gemist. Het college is van oordeel dat de werkdiagnose ‘gekneusde arm’ door verweerster voldoende zorgvuldig is vastgesteld. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0744 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 037/2010

    Klaagster heeft tegen beide huisartsen die haar man behandelden - die ondermeer lijdt aan de ziekte van Alzheimer -een klacht ingediend. Zij verwijt hen nalatigheid, het stellen van een onjuiste diagnose, alsmede dat door de huisartsen voorbij is gegaan aan meldingen en bevindingen van de behandelende fysiotherapeut en de avondarts, als gevolg waarvan haar man een amputatie van de voorvoet heeft moeten ondergaan. De klacht is tegen beide huisartsen ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0745 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 038/2010

    Klaagster heeft tegen beide huisartsen die haar man behandelden - die ondermeer lijdt aan de ziekte van Alzheimer -een klacht ingediend. Zij verwijt hen nalatigheid, het stellen van een onjuiste diagnose, alsmede dat door de huisartsen voorbij is gegaan aan meldingen en bevindingen van de behandelende fysiotherapeut en de avondarts, als gevolg waarvan haar man een amputatie van de voorvoet heeft moeten ondergaan. De klacht is tegen beide huisartsen ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0746 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 239/2009

    Een advocaat van een paar ontevreden (voormalig) patiënten van klager heeft verweerder schriftelijk om advies/een indicatie gevraagd teneinde de haalbaarheid van eventuele tuchtprocedure te kunnen inschatten. Verweerder heeft zonder de patiënten te zien adviezen uitgebracht. Klager stelt dat verweerder door adviezen als deskundige uit te brengen zonder dat hij patiënten heeft gezien in strijd met de KNMG richtlijn heeft gehandeld. Doordat de adviezen in tuchtprocedures zijn gebruikt zijn die openbaar geworden. Klager heeft daardoor schade geleden en het handelen van verweerder heeft geleid tot een beperking in het vertrouwen inde individuele gezondheidszorg. Er is volgens klager sprake van overtreding van de zogenoemde 2-e tuchtnorm (art. 47 lid 1 sub b wet BIG). Klager wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Geen sprake van openbaar bekend maken.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0747 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 097/2009

    Klaagster wil frisser en jonger uiterlijk. Verweerder adviseert beperkte facelift, boven- en onderooglidcorrectie. Resultaat is mager. Klaagster is ontevreden. Dat leidt tot onmin tussen partijen en verweerder weigert klaagster verder te behandelen in kader nazorg. Klaagster klaagt omdat ze vindt dat verweerder de ingrepen niet had mogen adviseren, ze verkeerd heeft uitgevoerd, onhygiënisch heeft gewerkt en inde nazorg te kort is geschoten. Bovendien heeft hij het hechten ten onrechte overgelaten aan een verpleegkundige. Uitspraak: klacht m.b.t. nazorg gegrond, maatregel waarschuwing. Overige klachten als ongegrond afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2010:YG0743 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2010/39

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0737 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09241

    Klaagster verwijt verweerder, oogarts, een kunstfout te hebben gemaakt bij een staaroperatie en voorts onvoldoende nazorg te hebben verleend. Zij heeft hoofdpijn, branderige ogen en last van schitteringen. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het college heeft geen aanleiding aan te nemen dat de operatie niet correct is uitgevoerd. Een gedisloceerd pootje en een (lichte) decentralisatie van de lens zijn niet te herleiden tot een verwijtbaar handelen van verweerder en de klachten zijn van daaruit ook niet te verklaren. De klacht is ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0731 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/297

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0738 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/188

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0732 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/128T

    Klaagster verwijt de tandarts dat hij is tekortgeschoten in de tandheelkundige zorg die zij van hem mocht verwachten onder andere door inadequaat te reageren op klaagsters pijnklachten. De tandarts heeft de klacht gemotiveerd betwist. Het college heeft de klacht gemotiveerd afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0739 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/332

    Klager verweet de waarnemend huisarts dat hij een verklaring had afgegeven ten behoeve van een gerechtelijke procedure waarin hij klager beschuldigde van langdurig, stelselmatig en ernstig huiselijk geweld. De huisarts heeft de klacht gemotiveerd betwist. Het college oordeelde de klacht gegrond en overwoog dat de huisarts een verklaring had afgegeven die een waardeoordeel inhield over klager en die een ander doel diende dan de behandeling van de patiënt. Verweerder had het belang van het kind zwaarder laten wegen dan zijn geheimhoudingsplicht en de persoonlijke levenssfeer van klager. Het college achtte dit in het licht van verweerders bezorgdheid voor klagers kind weliswaar voorstelbaar, maar onjuist en in strijd met de gedragsregels voor artsen met betrekking tot het afgeven van geneeskundige verklaringen. Verweerder had door zijn handelen ernstige feiten naar buiten gebracht zonder deze op juistheid te controleren, en gericht “aan wie het aangaat” met het doel de gerechtelijke procedure te beïnvloeden. Het college heeft de huisarts de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0733 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/143T

    Klager verweet de huisarts nalatigheid omdat hij bij klagers negentienjarige dochter een zwangerschap van drie à vier maanden niet zou hebben geconstateerd na lichamelijk onderzoek. De huisarts heeft de klacht gemotiveerd betwist. Het college oordeelde dat de huisarts op grond van de NHG standaard Amenorroe geen genoegen had mogen nemen met de mededeling van de dochter dat geen seksueel contact had gehad. Hij had niet alleen moeten informeren naar haar menstruatiepatroon en anticonceptiegebruik maar hij had tevens moeten voorstellen een zwangerschapstest te doen. Het tweede klachtonderdeel dat de huisarts niet de dossiers van anderen aan klagers echtgenote had mogen meegeven, achtte het college eveneens gegrond. Het college legt de huisarts de maatregel van een waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0740 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/331

    Klager verweet de huisarts 1) dat hij hem niet had geïnformeerd over de melding bij het AMK en 2) dat hij ten behoeve van zijn ex-partner een verklaring had afgegeven waarin hij klager beschuldigde van agressief gedrag. De huisarts heeft de klacht gemotiveerd betwist. Het college oordeelde het eerste klachtonderdeel ongegrond en het tweede klachtonderdeel gegrond. Het college overwoog ten aanzien van het tweede klachtonderdeel dat de huisarts een verklaring had afgegeven die een waardeoordeel inhield over klager en die een ander doel diende dan de behandeling van zijn patiënte. De huisarts had behoren te volstaan met het verwijzen van patiënte naar het AMK teneinde van deze instelling een verklaring over de melding te verkrijgen. Het college heeft de huisarts de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0734 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2010/117T

    Klaagster verweet de tandarts dat zij 1) is afgeweken van het met instemming van klaagster opgestelde behandelplan en de op basis daarvan opgestelde begroting en zonder toestemming van klaagster een eigen plan had uitgevoerd, 2) de 4-delige brug niet lege artis had geplaatst, met als gevolg dat klaagster aanhoudende pijnklachten heeft, 3) heeft verzuimd deze klachten te verhelpen en 4) heeft nagelaten klaagster te informeren over zowel het materiaal als de herkomst van de brug. De tandarts heeft de klacht gemotiveerd betwist. Het college oordeelde alleen klachtonderdeel 2 gegrond en heeft de tandarts de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0741 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2010-031

    Klaagsters verwijten de internist dat hij patiënte niet serieus heeft genomen en ondanks uitdrukkelijk en herhaald verzoek heeft nagelaten patiënte te onderzoeken en geen adequate anamnese heeft verricht. De internist heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het College wijst de klacht af.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0742 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 H 035a

    Klaagster verwijt de psychiater te E. dat hij onvoldoende hulp heeft geboden, dat wil zeggen niets heeft ondernomen, respectievelijk de huisarts niet heeft gealarmeerd. De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het College heeft de klacht gegrond verklaard en de maatregel van waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0736 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1025

    Klaagster verwijt verweerder, plastisch chirurg, dat hij haar drie maal aan de neus heeft geopereerd zonder dat het gewenste resultaat werd bereikt. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het college acht de dossiervoering slordig, waar de klacht echter niet op ziet. Klaagster is niet tevreden met het resultaat, maar dat betekent nog niet dat verweerder fouten heeft gemaakt. Het college acht het resultaat niet onaanvaardbaar. De klacht is ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0730 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 242/2009

    Klaagster had een loszittend onderkunstgebit. Verweerder, tandarts, verlaagde haar onderkaak om daarin implantaten te plaatsen. De onderkaak bleek daar echter te smal voor. Klaagster verwijt verweerder dat hij: 1. niet voorafgaande aan de ingreep een 3d foto heeft gemaakt, dan had hij kunnen zien dat de kaak te smal was, 2. niet bevoegd was een dergelijke behandeling uit te voeren zou alleen een kaakchirurg mogen doen, en, 3. niet aan zijn informatieplicht heeft voldaan voor en na de behandeling. Uitspraak: 1. ongegrond, een 2d foto maken is standaardprocedure. 2. ongegrond, Wet Big artikel 36 met verwijzing naar hoofdstuk III paragraaf 2 artikel 21, staat ingreep toe. 3. gegrond, noch voorafgaand aan de behandeling, noch achteraf is klaagster (voldoende) door verweerder geïnformeerd. Verweerder had een brief van klaagster waarin zij een gesprek met verweerder over de behandeling vroeg, niet beantwoord.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2010:YG0735 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen 09205a

    Klaagster verwijt verweerder dat hij haar echtgenoot (patiënt) Requip bleef voorschrijven, wetende van de ernstige vaatproblematiek en de antihypertensiva, ondanks meerdere TIA’s, patiënt niet heeft doorverwezen naar een vaatchirurg, bij de neuroloog naar wie hij had verwezen niet heeft aangedrongen op bespoediging van het eerste consult en zijn fout niet heeft erkend. Het college is van oordeel dat verweerder uitgaande van de diagnose Parkinson Requip mocht voorschrijven. Geen contra-indicaties voor anti-hypertensiva. De indicatiestelling voor een operatie bestond niet voordat de TIA in het linker mediagebied zich voordeed. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0729 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09205b

    Klaagster verwijt verweerder dat hij op basis van telefonisch overleg met en een brief van de neuroloog van haar echtgenoot (patiënt) de casus heeft beoordeeld zonder patiënt zelf te zien en te onderzoeken, niet heeft aangedrongen op spoedige consultatie van een vaatchirurg, patiënt eerst na zes weken heeft willen ontvangen, niet bereid was anders dan door tussenkomst van de neuroloog het eerste consult te vervroegen, zijn fout niet heeft erkend. Het college is van oordeel dat verweerder vanaf het moment dat hij op de hoogte was van de situatie waarin patiënt verkeerde, had te beoordelen met welke mate van spoed patiënt door hem diende te worden gezien. Op basis van de TIA’s van de rechter hemisfeer was geen verwijzing naar een vaatchirurg geïndiceerd. Ook geen andere grond voor een (spoed)verwijzing. Eerst onderzoek niet verwijtbaar. Termijn waarbinnen verweerder patiënt heeft gezien, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0724 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.282

    Klacht tegen bedrijfsarts die klager op verzoek van gemeente tweemaal op zijn spreekuur heeft gezien ter beoordeling van klagers arbeidsongeschiktheid. De klacht komt hier op neer dat de arts niet zorgvuldig jegens klager heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft overwogen dat op grond van de aantekeningen die de arts van de consulten heeft gemaakt niet geconcludeerd kan worden dat de arts jegens klager niet zorgvuldig heeft gehandeld en acht voorts hetgeen waarover wordt geklaagd niet aannemelijk gemaakt. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt in beroep het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is en verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0718 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.243

    Klager is sinds 2002 gedeeltelijk en vanaf 2004 geheel uitgevallen voor zijn werk als zelfstandige. Klager heeft toen een WAZ uitkering aangevraagd. Klager is vervolgens door de arts als verzekeringsarts onderzocht. De arts heeft een Onderzoeksverslag opgesteld, waarna de WAZ-uitkering is geweigerd. Klager verwijt de arts onder meer dat hij hem onheus heeft bejegend, dat hij fouten heeft gemaakt bij het opstellen van de medische rapportage en dat hij weigert de door klager voorgestelde wijzigingen op het onderzoeksverslag over te nemen. Het RTG wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0725 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.286

    Klager verblijft in een TBS-inrichting waaraan verweerster als huisarts is verbonden. Klager verwijt de huisarts dat zij hem voor een neuscorrectie niet doorverwijst naar een specialist. Het RTG Zwolle heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0719 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.266

    Klager maakt huisarts verwijt over behandeling van meerderjarige adoptiefdochter. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat klager niet kan worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende in de zin van de Wet BIG en niet in de klacht kan worden ontvangen. Beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0726 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.030

    Klager is opgenomen geweest in een forensisch psychiatrisch centrum in verband met de hem opgelegde TBS maatregel. De aangeklaagde gz-psycholoog was destijds aldaar werkzaam als hoofd behandeling. Klager verwijt de gz-psycholoog dat zij als hoofdbehandelaar klager ten onrechte heeft verboden porno te bekijken. Het RTG Amsterdam verklaart de klager niet- ontvankelijk in zijn klacht. Het Centraal Tuchtcollege vernietigd de beslissing voorzover klager niet-ontvankelijk is verklaard, verklaart klager ontvankelijk in zijn klacht en wijst de oorspronkelijke klacht af.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0720 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.267

    Klager maakt huisarts verwijt over behandeling van meerderjarige adoptiefdochter. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat klager niet kan worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende in de zin van de Wet BIG en niet in de klacht kan worden ontvangen. Beroep wordt verworpen..

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0721 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.279

    Klacht tegen arts die op verzoek van gemeente arbeidsongeschiktheid van klager heeft beoordeeld. Arts heeft klager fysiek tot arbeid in staat geacht. De uit elf onderdelen bestaande klacht komt hierop neer dat de arts onzorgvuldig jegens klager heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege overweegt dat de arts is zijn verweer gevolgd kan worden, dat verder uit het verslag van de arts niet kan worden geconcludeerd dat de arts niet zorgvuldig jegens klager heeft gehandeld en dat er geen aanknopingspunten zijn op grond waarvan arts niet tot zijn bevindingen kon komen en wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0715 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.156

    Klager verblijft in een TBS-inrichting waar verweerder als gz-psycholoog werkzaam is. De klacht houdt in dat ondanks herhaald verzoek daartoe de gz-psycholoog weigert te voldoen aan de wens van klager om over pornografisch materiaal (seksboekjes en seks dvd’s) te kunnen beschikken. Daarnaast beklaagt klager zich over het feit dat de gz-psycholoog geen toestemming geeft voor een medische behandeling (neuscorrectie) van klager in het ziekenhuis. Het RTG Groningen wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0722 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.280

    Klacht tegen bedrijfsarts die klager in het kader van een second opinion heeft onderzocht. De arts heeft geconcludeerd dat klager in staat is om 40 uren per week te werken maar heeft geadviseerd om klager twee maanden in staat te stellen zijn huisarts te consulteren en een adequate behandeling voor zijn klachten te ondergaan. De uit elf onderdelen bestaande klacht komt hierop neer dat de arts onzorgvuldig jegens klager heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege overweegt dat de arts is zijn verweer gevolgd kan worden, dat verder uit het verslag van de arts niet kan worden geconcludeerd dat de arts niet zorgvuldig jegens klager heeft gehandeld en dat er geen aanknopingspunten zijn op grond waarvan arts niet tot zijn advies kon komen en wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0716 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.168

    De klacht betreft een arbeid(on)geschiktheidsbeoordeling van klager door de bedrijfsarts werkzaam bij een arbodienst. Klager is nadien overgegaan op een andere arboarts tegen wie klager ook een klacht heeft ingediend. Het RTG Zwolle acht bepaalde klachtonderdelen gegrond en leg een berisping op met publicatie. De bedrijfsarts komt in hoger beroep. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de bestreden beslissing, verklaart de klacht deels gegrond echter zonder oplegging van maatregel en gelast de publicatie.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0723 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.281

    Klacht tegen bedrijfsarts die klager op verzoek van gemeente tweemaal op zijn spreekuur heeft gezien ter boordeling van klagers arbeidsongeschiktheid. De arts heeft klager na het eerste spreekuur bezoek gedurende twee weken voor 100% arbeidsongeschikt geacht en terugverwezen naar diens huisarts. Na het tweede spreekuur contact heeft de arts contact opgenomen met klagers huisarts. Vervolgens heeft klager verzocht om een andere bedrijfsarts welk verzoek is ingewilligd. De arts heeft geen advies over klager uitgebracht. Het Regionaal Tuchtcollege heeft overwogen dat op grond van de aantekeningen die de arts van de consulten heeft gemaakt niet geconcludeerd kan worden dat de arts jegens klager niet zorgvuldig heeft gehandeld en acht voorts hetgeen waarover wordt geklaagd niet aannemelijk gemaakt. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt in beroep het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de klacht in alle onderdelen ongegrond is en verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0717 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.242

    Klager is sinds 2002 gedeeltelijk en vanaf 2004 geheel uitgevallen voor zijn werk als zelfstandige. Klager heeft toen een WAZ uitkering aangevraagd en die is - na onderzoek door een andere verzekeringsarts - geweigerd. Klager heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Klager is toen door de arts als bezwaarverzekeringsarts gezien op de bezwaarzitting. Verweerder heeft een rapportage opgemaakt en kwam hierin tot de conclusie dat er geen sprake was van een objectieve ziekte of gebrek zoals bedoeld in de arbeidsongeschiktheidswetgeving, waarna het bezwaar van klager ongegrond is verklaard. Klager heeft vervolgens nog zonder succes beroep ingesteld, waarvoor verweerder nog een rapportage heeft geschreven. Ook heeft klager nog hoger beroep ingesteld, eveneens zonder succes. Klager verwijt de arts dat hij klager onheus heeft bejegend, dat hij klager ten onrechte heeft afgekapt tijdens de bezwaar hoorzitting en dat hij in zijn brief van 24 februari 2006 vier onjuiste gronden noemt waardoor sprake is van manipulatie, misleiding en machtsmisbruik en het tekortschieten in zijn taak als verzekeringsarts. Het RTG wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2010:YG0714 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2010/40

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2010:YG0708 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2010/29

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0705 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2010-010

    Klagers verwijten de arts dat deze een onjuiste diagnose heeft gesteld, onvoldoende controle op het proces en behandelingen heeft uitgeoefend en onzorgvuldig is omgegaan met signalen van de familie en symptomen van patiënte. Voorts verwijten klagers de arts dat deze patiënte niet heeft doorverwezen naar een andere arts en een verwijzingsbrief met een onjuistheid daarin heeft geschreven. De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het College verklaart drie van de vijf klagers niet-ontvankelijk in hun klacht en legt de arts de maatregel van waarschuwing op.