ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0715 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.156

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0715
Datum uitspraak: 30-11-2010
Datum publicatie: 01-12-2010
Zaaknummer(s): C2009.156
Onderwerp:
  • Geen of onvoldoende zorg
  • Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klager verblijft in een TBS-inrichting waar verweerder als gz-psycholoog werkzaam is. De klacht houdt in dat ondanks herhaald verzoek daartoe de gz-psycholoog weigert te voldoen  aan de wens van klager om over pornografisch materiaal (seksboekjes en seks dvd’s) te kunnen beschikken. Daarnaast beklaagt klager zich over het feit dat de gz-psycholoog geen toestemming geeft voor een medische behandeling (neuscorrectie) van klager in het ziekenhuis. Het RTG Groningen wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer 2009/156 van:

                                               A., verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC)                                              B. te C., appellant, klager in eerste aanleg, gemachtigde:

                                               mr. J.A.P.F. Hoens, advocaat te Utrecht,

tegen

                                               D., gz-psycholoog, werkzaam te C., verweerder in beide                                                       instanties.

1.         Verloop van de procedure

            A. - hierna te noemen klager - heeft op 12 november 2008 bij het Regionaal   Tuchtcollege te Groningen tegen gz-psycholoog D. - hierna te noemen de gz-         psycholoog - een klacht ingediend. Bij beslissing van 15 juni 2009, onder nummer            GP2008/08 heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

            Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De gz-psycholoog heeft    een verweerschrift in hoger beroep ingediend. Vervolgens heeft mr. J.A.P.F. Hoens bij      repliek van 13 januari 2010 (ingekomen op 14 januari 2010) nog een nadere            toelichting op de beroepsgronden gegeven.

            Het Centraal Tuchtcollege heeft de zaak op 19 januari 2010 in raadkamer buiten        aanwezigheid van partijen behandeld. Op deze zitting heeft het Centraal Tuchtcollege       bepaald dat de zaak in hoger beroep op een reguliere openbare terechtzitting zal        worden behandeld.

            De zaak is vervolgens in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd behandeld met             de zaak A. / E. (2010/030) behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal      Tuchtcollege van 5 oktober 2010, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door

            mr. J.A.P.F. Hoens voornoemd alsmede de gz-psycholoog.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            2.1 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.

“ 2.      De klacht

De klacht luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.

Ondanks herhaald verzoek daartoe weigert verweerder aan de wens van klager te voldoen om over pornografisch materiaal (seksboekjes en seks dvd’s) te kunnen beschikken.

Daarnaast beklaagt klager zich over het feit dat verweerder geen toestemming geeft voor een medische behandeling van klager in het ziekenhuis. Neuscorrectie is noodzakelijk geworden na mishandeling van klager door een medepatiënt.

3.         Het verweer

            Het verweer luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.

Klager verblijft in het kader van een in mei 2001 opgelegde TBS-maatregel sinds

 27 juni 2007 in het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) B. te C.. In de periode van april 2002 tot april 2005 verbleef klager in FPC F. te G.. In het kader van orde en veiligheid conform artikel 32 van de Beginselenwet Verpleging Terbeschikking-gestelden verblijft klager in FPC B. op een afdeling voor intensieve zorg. Klager wordt gezien als zeer beheersgevaarlijk en heeft de status van Risico Interventie Patiënt.

In FPC B. was tot omstreeks maart 2007 porno verboden. De huisregels zijn hierna ruimer geworden. Porno is niet nu meer expliciet verboden, maar gekoppeld aan een individuele “indicatie”. In de behandeling van klager is het belangrijk dat een eenduidig beleid wordt gevoerd binnen een voorspelbare structuur en dat in het kader van behandelafspraken gewerkt wordt aan het verminderen van het sloopgedrag van klager waarbij storende variabelen zoveel mogelijk voorkomen moeten worden. Gelet hierop en in afwachting van een nog op te stellen definitief beleid in FPC B. rondom het thema seksualiteit heeft verweerder besloten klager geen toestemming te geven voor het bezit van pornografisch materiaal.

In de periode van het verblijf van klager in FPC F. heeft een medepatiënt klager zodanig geslagen dat zijn neus daarna een scheefstand vertoont. Er is in die tijd niet overgegaan tot verder medisch ingrijpen. Ook nu is er geen sprake van een somatische of psychische belemmering. Gelet op de status van klager als een Risico Interventie Patiënt heeft hij geen mogelijkheid om verloven uit te oefenen. Onder deze omstandigheden moeten meerdere omstandigheden afgewogen worden zoals veiligheid, de personele inspanningen en de kosten daarvan. Medio 2008 heeft verweerder dit met klager besproken en hem uitgelegd dat het niet noodzakelijk en daardoor niet mogelijk was om op dit moment een ingreep uit te voeren. Klager leek die uitleg te begrijpen. Van belang hierbij is ook dat, volgens de behandelend psychiater, een dergelijke ingreep te veel verstoring oplevert. Zeker in deze periode waarin wordt onderzocht of klager in staat is adequaat en zonder riskante gedragingen te functioneren zonder het antipsychoticum dat hem onder dwang wordt toegediend.

Dit proces, dat via een afbouwschema wordt uitgevoerd, is gebaat bij een verder zo stabiel mogelijke situatie gelet op de autistische problematiek bij klager.

Verweerder is van mening dat de klachten onterecht zijn aangezien er geen sprake is van schending van de twee tuchtnormen.”

2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft  aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“4.       Beoordeling van de klacht

Het College heeft kennis genomen van de stukken en stellingen van partijen.

Het College meent dat verweerder op goede gronden heeft kunnen beslissen tot het weigeren van het verzoek van klager om pornografisch materiaal. Ook heeft verweerder op goede gronden kunnen beslissen tot het niet insturen van klager om een neuscorrectie te ondergaan. Van een medisch noodzakelijke reden hiervoor is niet gebleken.

Nu op grond van de thans aanwezige stukken te concluderen valt dat uit niets blijkt van enige reden om verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken, zal het College de klacht als kennelijk ongegrond afwijzen.”

            3.         Beoordeling van het hoger beroep

Procedure.

3.1 Klager beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Hij concludeert (impliciet) tot gegrond verklaring van zijn klacht.

3.2 De gz-psycholoog heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij concludeert (impliciet) tot verwerping van het beroep.

Beoordeling.

3.3 De gemachtigde van klager noemt in de toelichting op de beroepsgronden een drietal klachten. De eerste klacht betreft - kort samengevat - de dwangmedicatie, de tweede klacht het toestaan van pornografie en de derde klacht de correctie van de neus. Alleen de tweede en de derde klacht worden genoemd in de oorspronkelijke klacht. Eerst in hoger beroep verwijt klager de gz-psycholoog de dwangmedicatie als gevolg waarvan hij last heeft van diverse bijwerkingen waaronder de afname van zijn lustgevoelens. Nu het hoger beroep ertoe strekt het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over klachten of bepaalde onderdelen daarvan ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen, valt deze nieuwe klacht buiten het bereik van dit beroep en moet zij daarom buiten behandeling blijven.

3.4 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege ten aanzien van de klachten 2 en 3 geen aanleiding gegeven tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege hecht eraan nog het navolgende toe te voegen. In Forensisch Psychiatrisch Centrum B. was tot omstreeks maart 2007 pornografie verboden. Daarna zijn de huisregels in deze instelling ruimer geworden waarbij porno niet meer expliciet was verboden maar werd gekoppeld aan een individuele indicatie. De gz-psycholoog heeft naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege - in afwachting van instellingsbreed beleid op het terrein van de seksualiteit - op basis van zijn eigen observaties en op basis van het overleg met de behandelend psychiater, klager, in het kader van zijn behandeling, toestemming mogen onthouden voor het in het bezit hebben van pornografisch materiaal. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten is derhalve geen sprake.    

3.5 Conclusie uit het voorgaande is dat  het beroep wordt verworpen.

4.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter,

mr. R. Veldhuisen en mr.drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en

prof.dr. M.J.M. van Son en dr. G.M. van der Aalsvoort, leden-beroepsgenoten en

mr. H.J. Lutgert, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 30 november 2010, door mr. A.H.A. Scholten, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.