ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0767 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.069

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0767
Datum uitspraak: 14-12-2010
Datum publicatie: 16-12-2010
Zaaknummer(s): C2010.069
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De psychiater is verbonden aan het NIFP en heeft in opdracht van de rechter-commissaris in verband met de behandeling van strafzaken een psychologisch onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van klaagster en een rapportage uitgebracht. De klacht van klaagster houdt in dat de arts onzorgvuldig en onprofessioneel heeft gehandeld bij het verrichten van zijn forensisch psychiatrisch onderzoek. Klaagster stelt in dit verband dat de arts ten onrechte telefonisch contact heeft gehad met de ouders van klaagster en ten onrechte heeft geconcludeerd dat klaagster ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het tenlastegelegde. Het RTG Amsterdam wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.069 van:

                                               A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

                                               gemachtigde: mr. A.P.K. Warlam, advocaat te B.,

tegen

                                               D., psychiater, wonende te E., verweerder in beide instanties,

                                               gemachtigde: mr. M.J.J. de Ridder, advocaat te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

            A. - hierna te noemen klaagster - heeft op 14 november 2008 bij het Regionaal          Tuchtcollege te B. tegen psychiater D. - hierna te noemen de arts - een klacht   ingediend. Bij beslissing van 1 december 2009, onder nummer 08/330 heeft dat          College de klacht als kennelijk ongegrond en zonder verder onderzoek in raadkamer afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts            heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

            De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd behandeld met de zaak     A./C., gz-psycholoog ( C2009.294) ter openbare terechtzitting van het Centraal          Tuchtcollege van 9 november 2010, waar zijn verschenen klaagster, bijgestaan door        mr. A.P.K. Warlam voornoemd alsmede de arts bijgestaan door mr. M.J.J. de Ridder             voornoemd.

2.         Beslissing in eerste aanleg.

            2.1 De in eerste aanleg vastgestelde feiten.

            “2. De feiten.

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder is als freelance psychiater verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie te B. (NIFP)en heeft in opdracht van de Rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken te B. in een lopende strafzaak een psychiatrisch onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van klaagster. Verweerder heeft in dat kader het politiedossier bestudeerd en klaagster op 8 en 22 februari en 2 juni 2008 onderzocht. Gaande het onderzoek werd duidelijk dat de Rechter-commissaris in een andere strafzaak jegens klaagster een forensisch psychologische expertise bij een psycholoog had aangevraagd. In verband hiermee werd door de Rechtbank verzocht de expertises te combineren. Per e-mail van 1 juni 2008 heeft klaagster verweerder bericht dat hij zich voor nadere informatie tot haar ouders kon wenden. Tijdens het contact tussen verweerder en klaagster op 2 juni 2008 heeft klaagster dit bevestigd en verweerder het telefoonnummer gegeven waarop hij haar ouders rechtstreeks kon bellen. Voorts heeft klaagster verweerder gemachtigd om medische informatie te vragen bij de huisarts van klaagster en de F.Kliniek te B.. De kliniek liet verweerder weten dat het medisch dossier op verzoek van klaagster was vernietigd. De informatie van de huisarts heeft verweerder niet (tijdig) toegestuurd gekregen in verband met de verhuizing van de huisarts. Daar hij meende dat deze niet nodig was voor het opstellen van zijn rapportage, heeft hij de rapportage opgesteld. Voorafgaand aan het definitief maken hiervan heeft hij op 26 september 2008 de conceptrapportage binnen het NIFP besproken. Voorts heeft verweerder de rapportage met de psycholoog en mede-rapporteur besproken. Op 24 oktober 2008 hebben beide rapporteurs de concept-rapportage met klaagster besproken. Op 3 november 2008 heeft verweerder de rapportage bij het NIFP ingediend die voor verzending aan de rechter-commissaris heeft zorggedragen. Eén van de conclusies van verweerder was dat klaagster het tenlastegelegde niet kon worden toegerekend.”

2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.

“3. Het standpunt van klaagster en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder onzorgvuldig en onprofessioneel heeft gehandeld bij het verrichten van zijn forensisch psychiatrisch onderzoek. Verweerder heeft in dit verband ten onrechte telefonisch contact gezocht met de ouders van klaagster. Hij heeft ten onrechte geconcludeerd dat klaagster ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het tenlastegelegde.

4. Het standpunt van verweerder.

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.”

2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5. De overwegingen van het college.

Naar vaste jurisprudentie moet rapportage als door verweerder uitgebracht voldoen aan de volgende criteria:

1.                  in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

2.                  de gronden vinden aantoonbaar steun in de feiten, omstandigheden en bevindingen vermeld in het rapport;

3.                  die gronden kunnen de daaruit getrokken conclusies rechtvaardigen;

4.                  de rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheidsgebied;

5.                  de methode van onderzoek teneinde tot de beantwoording van de voorgelegde vraagstelling te komen kon tot het beoogde doel leiden, dan wel de rapporteur heeft daarbij de grenzen van redelijkheid en billijkheid niet overschreden.

Het tuchtcollege toetst daarbij ten volle of het onderzoek uit een oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage vindt slechts een marginale toetsing plaats.

Naar het oordeel van het college heeft verweerder bij zijn onderzoek en rapportage aan voornoemde deskundigheids- en zorgvuldigheidsnormen voldaan. Verweerder was voldoende ingelicht, kon in redelijkheid zonder kennisneming van het huisartsenjournaal, tot het opstellen van zijn rapport overgaan. Uit de stukken blijkt overigens ondubbelzinnig dat klaagster zèlf toestemming heeft gegeven om contact op te nemen met haar ouders. 

Van onzorgvuldigheid of gebrek aan professionaliteit is dan ook niet gebleken.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Het Centraal Tuchtcollege gaat voor de beoordeling van het hoger beroep uit van de   feiten en de omstandigheden zoals zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hierboven onder 2.1 staan weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

            Procedure.

            4.1 Klaagster beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter          beoordeling voor te leggen. Hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer      op een herhaling van de stellingen die zij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Zij concludeert (impliciet) tot gegrond verklaring van haar klacht.

            4.2 De arts heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij concludeert tot   verwerping van het beroep.

            Beoordeling.

            4.3 De behandeling in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van         het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. A.H.A. Scholten, voorzitter,

prof.mr. J.K.M. Gevers en mr. R.A. van der Pol, leden-juristen en mr.drs. R.H. Zuijderhoudt en drs. A.C.L. Allertz, leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2010, door mr. A.H.A. Scholten, in tegenwoordigheid van de secretaris.                     Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.