ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0766 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.033

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0766
Datum uitspraak: 14-12-2010
Datum publicatie: 16-12-2010
Zaaknummer(s): C2010.033
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt GZ-psycholoog dat hij tijdens zijn detentie geen adequate behandeling heeft gekregen. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af en overweegt daartoe dat er geen sprake is van weigering. Het komt voor rekening van klager indien hij van aangeboden hulp geen gebruik wil maken. Klager diende GZ-psycholoog tenminste de gelegenheid te bieden te beoordelen welke hulp klager nodig had. In beroep overweegt het Centraal Tuchtcollege dat de GZ-psycholoog door gebrek aan medewerking van de zijde van klager niet heeft kunnen toekomen aan nadere diagnostiek en behandeling. Het beroep wordt verworpen.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer 2010/033 van:

                                               A., wonende te B., gemeente C., appellant, klager in eerste                                                    aanleg, met rechtskundige bijstand van mr. M.A.W.  Ketelaars,                                              advocaat te Bergen op Zoom,

tegen

                                               F., GZ-psycholoog, werkzaam te E., verweerder in hoger                                                      beroep en in eerste aanleg, met rechtskundige bijstand van mr.                                                E.J.C. de Jong, advocaat te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

            Appellant - hierna klager - heeft op 5 november 2008 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen verweerder  - hierna de GZ-psycholoog - een klacht ingediend. Bij     beslissing van 9 november 2009, onder nummer 08173b, heeft dat College de klacht     afgewezen.

            Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De GZ-psycholoog heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

            De zaak is in hoger beroep tegelijk doch niet gevoegd met de zaak 2009/314 klager / D., psychiater, behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege   van 30 september 2010, waar zijn verschenen mr. M.A.W. Ketelaars, namens klager         en de GZ-psycholoog, bijgestaan door mr. De Jong. Klager is niet ter terechtzitting             aanwezig.

            Een bij de aanvang van de mondelinge behandeling gedaan verzoek van mr. Ketelaars            om de behandeling tot een nader te bepalen datum en tijdstip aan te houden heeft het             Centraal Tuchtcollege afgewezen.

            Mr. Ketelaars en mr. De Jong hebben vervolgens de standpunten van partijen over en            weer toegelicht. Mr. Ketelaars heeft daarbij gebruik gemaakt van pleitaantekeningen           die zij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag            gelegd.

            “2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Verweerder is verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP). In dat kader verleent hij onder meer zorg aan gedetineerden die verblijven op de Individuele Begeleiding Afdeling (IBA) van een penitentiaire inrichting.

Klager is bij vonnis van de rechtbank van 19 juli 2007 veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf vanwege verkrachting van meerdere vrouwen. Klager heeft van dit vonnis hoger beroep ingesteld. Hangende het beroep heeft klager verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis. Klager heeft zich daarbij beroepen op een rapport van G.. Dit verzoek is afgewezen. In juni 2008 is klager overgeplaatst naar het Penitentiair Selectiecentrum in H., waar hij is onderzocht door een psychiater. De conclusie was dat de door G. geopperde diagnose PTSS niet kon worden gesteld of verworpen. Simulatie werd niet uitgesloten geacht.

Vervolgens is beslist dat vanaf  19 september 2008 klager kon worden overgeplaatst naar de IBA van de instelling waar verweerder werkzaam is. Een kort gedingvordering van klager om te worden overgeplaatst naar I., althans een psychiatrisch ziekenhuis, werd afgewezen.

Op 30 september 2008 had verweerder een kennismakingsgesprek met klager. Klager  was afwerend en bleef dat ook bij latere pogingen van verweerder tot contact.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager beklaagt zich in het klaagschrift erover dat hij lijdende is aan een full blown detentiegerelateerde PTSS en daarvoor geen behandeling krijgt, waardoor zijn toestand verslechtert. Bij repliek nuanceert (de gemachtigde van) klager de klacht door te stellen dat klager door toedoen van verweerder niet of onvoldoende (in een justitiële instelling) behandeld kan worden.

4. Het standpunt van verweerder

Op het verweer van verweerder zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. De overwegingen van het college

Het is in deze zaak de strafrechter die bepalend is voor de vraag of verweerder zijn detentie binnen of buiten een justitiële instelling dient te ondergaan. Klager heeft zich dan ook terecht tot die rechter gewend, die niet heeft geoordeeld conform de vordering en wens van klager. In ieder geval dient te worden geoordeeld dat verweerder geen enkele bevoegdheid op het gebied van plaatsing van gedetineerden toekomt.

Het bovenstaande neemt niet weg dat klager recht heeft op adequate gezondheidszorg. Maar dit houdt nog niet in dat verweerder als gz-psycholoog bevoegd is om klager te behandelen voor een full blown PTTS, als al als vaststaand mag worden aangenomen dat daarvan sprake is. Als verweerder geweigerd zou hebben klager daarvoor te behandelen (hetgeen overigens niet is komen vast te staan) zou hij daarmede juist hebben gehandeld.

Van enige schending van het EVRM door verweerder is dan ook geen sprake.

De klacht is kennelijk ongegrond.”

3.         Vaststaande feiten

            Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de   feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder            2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

            4.1.      Met zijn beroep beoogt klager zijn in eerste aanleg geuite klacht in volle           omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen.

            4.2.      De GZ-psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het       beroep te verwerpen. Het verweer dat klager in het beroep niet kan worden ontvangen    heeft de GZ-psycholoog in beroep niet langer gehandhaafd.

            4.3.      Zoals onder de feiten staat vermeld is klager op 19 september 2008 overgeplaatst      naar de IBA te Vught. De behandeling van gedetineerden op een IBA afdeling wordt             gecoördineerd door een psycho-medisch team (PMO). De GZ-psycholoog maakt deel uit      van dit team evenals de mede door klager aangeklaagde psychiater D..

            Door de GZ-psycholoog is naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege voldoende             aannemelijk gemaakt dat hij wel degelijk bereid was om klager in behandeling te nemen       en dat daarbij zonodig externe deskundigheid zou worden ingeroepen. De GZ-    psycholoog heeft voldoende gemotiveerd aangegeven dat en waarom hij de in door     klager overgelegde rapportages gestelde diagnose in twijfel trok. Het Centraal           Tuchtcollege acht gerechtvaardigd dat de GZ-psycholoog die diagnose zonder eigen beoordeling niet als uitgangspunt voor de behandeling wilde nemen.

            Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat           de GZ-psycholoog door gebrek aan medewerking van klager niet aan nadere diagnostiek             en het inzetten van een behandeling is toegekomen en het Centraal Tuchtcollege volgt            klager dan ook niet in zijn standpunt dat de GZ-psycholoog heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij klager had moeten bieden.

            Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep wordt verworpen.

            4.4.      Het Centraal Tuchtcollege merkt nog op dat het aan de strafrechter is om te    bepalen of een gedetineerde in detentie blijft. Op dat gebied heeft een GZ-psycholoog            geen bevoegdheden. Voorts wijst het college erop dat de door klager in zijn conclusie in dupliek respectievelijk in zijn beroepschrift genoemde diagnose “full Blown PTSS”      ofwel “full blown detentie gerelateerde PTSS” niet is gebaseerd op algemeen aanvaarde       medische terminologie.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. K.E. Mollema, voorzitter,

mr.drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. W.P.C.M. Bruinsma, leden-juristen en

drs. G.L.G. Couturier en drs. G.A.M. Mensing, leden-beroepsgenoten en

mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van

14 december 2010, door mr. A.H.A. Scholten, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.