Inhoudsindicatie: |
Uitspraak: 15 december 2010
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 13 januari 2010 binnengekomen
klacht van:
A
wonende te B
klaagster
gemachtigde: dr.mr.ing. J.C. Sneep te Bergen op Zoom
tegen:
C
chirurg
werkzaam te D
wonende te E
verweerder
gemachtigde: mr. M.C. Hoorweg-de Boer te Utrecht
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
-
het klaagschrift met de aanvulling daarop
-
het verweerschrift
-
medische gegevens ontvangen van gemachtigde van klaagster
-
verslag van CT-scan ontvangen van gemachtigde van verweerder
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader
van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 3 november 2010 behandeld. Partijen, bijgestaan
door hun gemachtigden, waren aanwezig. De standpunten zijn toegelicht, waarbij de
gemachtigde van klaagster gebruik heeft gemaakt van een pleitnotitie, welke is overgelegd.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
De klacht betreft de moeder van klaagster, hierna patiënte te noemen, geboren in 1926
en overleden op 7 november 2006.
Op 19 oktober 2006 laat in de avond is patiënte door haar huisarts verwezen naar de
spoedeisende eerste hulp (SEH) op verdenking van een acute appendicitis. Aldaar werd
de verdenking bevestigd; patiënte werd opgenomen om de volgende ochtend geopereerd
te worden. De operatie is uitgevoerd door verweerder, destijds vijfdejaars arts-assistent
in opleiding tot chirurg, en een collega, een jongerejaars AIOS, onder supervisie
van verweerder met een collega-chirurg, opleider, als supervisor op afstand. Verweerder
heeft gekozen voor een laparoscopische verwijdering van de appendix. Bij het in zicht
brengen van de appendix zag verweerder een infiltraat met daarin een gangreneuze appendix.
Bovendien zag verweerder de aanwezigheid van purulent vocht in de holte van Douglas.
Toen het lastig bleek de appendix los te maken, heeft verweerder zijn opleider geconsulteerd.
Naar aanleiding daarvan werd de laparoscopische benadering voortgezet. Daarbij brak
de appendix in tweeën, waardoor een kleine hoeveelheid faeces in de buikholte terecht
kwam. De buikholte en de holte van Douglas zijn gespoeld via het zuig-spoelsysteem
van de laparoscoop. Het afgescheurde deel is door verweerder met de naveltrocar verwijderd
en de appendixrest is op de klassieke manier verwijderd. Het operatiegebied is tenslotte
geïnspecteerd, het instrumentarium is verwijderd en de wondjes zijn gesloten. Postoperatief
heeft verweerder gedurende 5 dagen antibiotica voorgeschreven. Op 30 oktober 2006
is patiënte met ontslag gegaan. In de thuissituatie ging het echter niet goed. Op
3 november 2006 is patiënte met spoed opgenomen op de longafdeling op verdenking van
pneumonie. op 7 november 2006 is patiënte overleden. Bij de obductie is de diagnose
longontsteking bevestigd.
3. Het standpunt van klaagster en de klacht
Klaagster verwijt verweerder dat het patiënte aan een goede behandeling heeft ontbroken.
In het klaagschrift stelt klaagster dat verweerder is afgeweken van het geplande beleid
van de hoofdbehandelaar door in plaats van een wisselsnede operatie uit te voeren,
te proberen de appendix laparoscopisch te verwijderen. Onder de gegeven omstandigheden
- een infiltraat en een gangreneuze appendix - had dit niet mogen gebeuren.
Tijdens de behandeling ter zitting heeft klaagster aangevoerd dat de betrokken artsen
in een situatie als de onderhavige extra alert moeten zijn, een zeer zorgvuldige afweging
dienen te maken bij diagnostiek en behandeling en dat patiënte niet overgelaten mag
worden aan (relatief) onervaren handen. In dat kader wordt tekst uit het artikel ´Appendicitis
acuta: een ernstige aandoening bij oudere patiënten´ uit het Nederlands Tijdschrift
voor Geneeskunde 1995 aangehaald. Klaagster heeft ten aanzien van verweerder aangegeven
dat de hiervoor vermelde verwijten aangaande de keuze van een laparoscopische benadering
onterecht zijn gebleken. Klaagster blijft evenwel de mening toegedaan dat verweerder
zich had moeten afvragen of deze specifieke appendix zijn competentie niet te boven
ging. Zij acht het niet aannemelijk dat verweerder veel ervaring had met hoogbejaarde
en risicovolle patiënten. Voorafgaande aan de operatie had verweerder nadere beeldvormende
diagnostiek kunnen verrichten naar de mogelijkheid van een infiltraat. Als dat toen
was vastgesteld, dan was een conservatief beleid de aangewezen weg geweest.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder was bevoegd en bekwaam om een appendectomie te verrichten, zowel op laparoscopische
wijze als middels een wisselsnede. Verweerder heeft zeer gemotiveerd uiteengezet op
grond waarvan voor de laparoscopische benadering is gekozen. Dat de appendix zou breken,
lag voor de hand; dat was ook door een meer ervaren chirurg niet te voorkomen geweest.
Verweerder heeft bij het onderzoek geen infiltraat gevoeld. De diagnose leek voor
de hand te liggen.
Dat de appendix is verwijderd blijkt uit het PAverslag, waarin staat dat beide fragmenten
van de appendix zijn ingestuurd.
Op 21 oktober 2006 bezocht verweerder patiënte op de verpleegafdeling en informeerde
hij haar over de verrichte operatie. Daarna is verweerder niet meer bij de zorgverlening
betrokken geweest.
5. De overwegingen van het college
Ter zitting heeft klaagster aangegeven dat - gelet op de door verweerder gegeven deugdelijke
uitleg - de aanvankelijke verwijten met betrekking tot de operatietechniek onterecht
zijn gebleken. De daarop betrekking hebbende klacht is dan ook ongegrond. In dat licht
is het naar het oordeel van het college onbegrijpelijk dat klaagster van mening is
dat, indien het infiltraat op voorhand was vastgesteld, een conservatief beleid de
aangewezen weg was geweest.
Met betrekking tot de ter zitting geformuleerde klachten geldt dat het niet aangaat
tijdens de behandeling van de bij klaagschrift geformuleerde klacht weer nieuwe klachten
op te werpen, te meer niet nu verweerder zich daarop niet - terdege - heeft kunnen
voorbereiden. Overigens is het college van oordeel dat verweerder als vijfdejaars
arts-assistent in opleiding tot chirurg met een - zoals niet dan wel onvoldoende weersproken
vaststaat - ruime ervaring in zowel wisselsnede- als laparoscopische operaties, geschikt
en bekwaam was de onderhavige operatie bij patiënte uit te voeren. Voorts merkt het
college op dat de strekking van het artikel, waarnaar ter zitting door klaagster is
verwezen, een klinische les voor huisartsen inhoudt over de risico’s van een operatie
van de appendicitis en niet bedoeld is voor chirurgen. Door verweerder is terecht
bezwaar gemaakt tegen het aanhalen van dat artikel, nu hij zich daarop niet heeft
kunnen voorbereiden.
Het vorenoverwogene leidt ertoe dat de klacht ongegrond wordt verklaard.
6. De beslissing
Het college:
-
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar, als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet
als
lid-jurist, dr. C. van der Heul, M. Bonnet en dr. W.M. Mulleners als leden-beroepsgenoot,
mr. R. Sanders als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2010
in aanwezigheid van de secretaris.
secretaris
voorzitter
|