ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0731 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/297

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0731
Datum uitspraak: 09-11-2010
Datum publicatie: 07-12-2010
Zaaknummer(s): 2009/297
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 24 september 2009 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

mr. T.G.M. Gersjes, advocaat te Eindhoven,

tegen

C,

arts,

wonende te Amsterdam,

v e r w e e r d e r,

mr. O.L. Nunes, advocaat te Utrecht.

1. Het verloop van de procedure.

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift;

-                     het verweerschrift met bijlagen;

-                     de repliek met bijlage;

-                     de dupliek;

-                     de pleitnotities van mr.drs. J. Versluis namens klager en van mr. O.L. Nunes namens verweerder overgelegd ter terechtzitting.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is gezamenlijk met de zaak onder nummer 09/296 ter openbare terechtzitting van 14 september 2010 behandeld.

Partijen waren aanwezig.

Klager werd bijgestaan door zijn gemachtigde mr.drs. J. Versluis, juridisch adviseur te Eindhoven en verweerder door mr. O.L. Nunes, advocaat te Utrecht.

2. De feiten.

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.

Klager is op 28 augustus 2008 door de afdeling interne geneeskunde van E, locatie F te G naar de afdeling chirurgie van dat ziekenhuis verwezen met het verzoek een biopt van een halsklier links te verrichten in verband met lymfadenopathie en een positieve mantoux test. Het biopt diende voor pathologisch onderzoek en een kweek.

2.2.

Op 9 september 2008 heeft H, chirurg, klager op het poliklinisch spreekuur gezien en onderzocht en een afspraak gemaakt voor de biopsie op 17 september 2008.

2.3.

Op 17 september 2008 is klager onder directe supervisie van H geopereerd door verweerder, die destijds in het tweede jaar van zijn opleiding tot chirurg was.

Het operatieverslag luidde als volgt:

Patiënt onder algehele anesthesie. Joderen en steriel afdekken van het operatiegebied. Vervolgens wordt er een incisie verricht en wordt de lymfeklier met de prepareerschaar verwijderd. Controle op hemostase. Sluiten van de subcutis met Vicryl. Sluiten van de huid met Monocryl.

Voorts is in het operatieverslag vermeld dat de operatieduur 20 minuten bedroeg en de operateur verweerder was, daarbij geassisteerd door H.

2.4.

Klager werd vervolgens op 23 september 2008 voor postoperatieve controle gezien door de toen dienstdoende arts-assistent in opleiding tot chirurg I. Deze zag een fraaie wond, verwijderde de hechtingen en gaf de uitslag van het onderzoek door via de internist aan klager, waarna klager uit controle bij de chirurg werd ontslagen.

2.5.

Op 22 december 2008 werd klager gezien door zijn huisarts in verband met aanhoudende pijnklachten en het ondanks fysiotherapie niet actief kunnen heffen van de linker arm boven 90°. In het journaal noteerde de huisarts:

Duidelijk inzakking in de musculaire contourthv m trapezius/m supraspinatus, schouderheffen gb, kan niet boven 90 gr abduceren, passief kan dat wel, ante flex gb, bij isometrische abductie duidelijk li re verschil ten nadele van links.

De huisarts verwees klager voor herbeoordeling en coördinatie van verder onderzoek naar de afdeling chirurgie van het ziekenhuis.

2.6.

Op 6 januari 2009 werd klager door de dienstdoende arts-assistent onder supervisie van de chirurg J ter controle op de polikliniek gezien. In de ontslagbrief aan de huisarts van 9 januari 2009 vermeldt de chirurg:

Conclusie: neurometsis nervus accesorius links, ontstaan bij extirpatie halsklier.

Klager is vervolgens verwezen naar de plastisch chirurg K ter bespreking van de mogelijkheid van een nervus reconstructie. K heeft klager vervolgens doorverwezen naar de afdeling plastische chirurgie van L in M alwaar klager op 19 februari 2009 werd opgenomen voor de hersteloperatie.

3. Het standpunt van klager en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven het volgende in:

3.1.

Klager verwijt verweerder allereerst dat hij hem zonder zijn toestemming heeft geoperereerd. Ter onderbouwing daarvan voert klager aan dat hij voor de operatie met H had afgesproken dat zij de operatie zelf zou uitvoeren. Van vervanging door verweerder om welke reden dan ook was klager niets bekend.

3.2.

Voorts verwijt klager verweerder dat hij bij de uitvoering van de ingreep zeer onzorgvuldig heeft gehandeld door tijdens de operatie zonder noodzaak en zonder dat hij dat heeft opgemerkt de nervus accessorius sinister volledig door te snijden, waardoor klager blijvende schade heeft opgelopen.

3.3.

Tenslotte is klager van oordeel dat de verslaglegging al te summier is geweest, waartoe klager aanvoert dat in het operatieverslag niets is vermeld over het doorsnijden van de nervus accessorius en geen melding wordt gemaakt welke verpleegkundige verweerder heeft geassisteerd.

4. Het standpunt van verweerder.

Verweerder heeft gemotiveerd betwist dat klager er niet mee heeft ingestemd dat hij de operatie bij klager zou uitvoeren. Verweerder verwijst daartoe naar het feit dat hij zich voorafgaand aan de operatie aan klager heeft voorgesteld met de mededeling dat hij de operatie onder supervisie van de chirurg H zou uitvoeren. Voorts heeft verweerder verwezen naar de ten tijde van de onderhavige ingreep vigerende tuchtrechtelijke jurisprudentie waarin is aangenomen dat in het algemeen het achterwege blijven van een mededeling dat de ingreep door een assistent-arts in opleiding wordt uitgevoerd onder supervisie van een collega van de arts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

Verweerder heeft voorts uitdrukkelijk ontkend dat hij de operatie onzorgvuldig heeft uitgevoerd. Verweerder voert aan dat hij de operatie onder supervisie van de chirurg H heeft uitgevoerd volgens de regelen der kunst, de duur van de operatie niet afweek van hetgeen gebruikelijk is en hij zich tijdens de operatie bewust was van de aanwezigheid van de nervus accessorius in het operatiegebied. Dat ondanks zorgvuldig handelen de complicatie bij de operatie is ontstaan en niet direct door verweerder is opgemerkt, kan hem tuchtrechtelijk niet worden verweten.

Met betrekking tot het operatieverslag voert verweerder aan dat het verslag aan de in redelijkheid daaraan te stellen eisen voldeed en dat het niet vermelden van de assisterend verpleegkundige in het operatieverslag niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

5. De overwegingen van het college.

5.1.

Met betrekking tot het verwijt dat verweerder klager zonder zijn toestemming heeft geopereerd, overweegt het college als volgt.

Klager stelt zich op het standpunt dat hij verweerder voor de operatie nog nooit had gezien en dat hij slechts aan H toestemming had gegeven de operatie uit te voeren.

Verweerder voert daartegen aan dat hij zich voorafgaand aan de operatie aan klager heeft voorgesteld, dat hij de operatie onder supervisie van H zou uitvoeren en de operatie met klager heeft doorgesproken. Op grond daarvan is het, aldus verweerder, niet goed voor te stellen dat klager niet vooraf zou hebben geweten dat hij door verweerder zou worden geopereerd. Daar komt bij, aldus verweerder, dat klager na de ingreep op de dag zelf noch bij de latere controle op 22 september 2008 noch bij de controle op 6 januari 2009 enige opmerking heeft gemaakt over de persoon van de operateur.

Nu de lezing van klager met betrekking tot hetgeen H met klager heeft afgesproken ten tijde van het poliklinisch onderzoek op 9 september 2008 over de persoon die de operatie zou uitvoeren diametraal staat tegenover de lezing die H daarvan heeft gegeven, en klager ook uitdrukkelijk betwist dat verweerder zich aan hem heeft voorgesteld als de arts-assistent die onder supervisie van H de operatie zou uitvoeren, kan het college de door klager aan zijn verwijt ten grondslag gelegde feiten niet vaststellen.

 Het college is dan ook van oordeel dat dit klachtonderdeel wegens het ontbreken van voldoende feitelijke grondslag ongegrond is.

5.2.

Met betrekking tot het verwijt dat verweerder niet voldoende bekwaam was om de operatie uit te voeren en de operatie onzorgvuldig heeft uitgevoerd, overweegt het college dat niet gebleken is dat verweerder niet voldoende bekwaam was om de onderhavige ingreep uit te voeren. Ten tijde van de ingreep was verweerder in het tweede jaar van zijn opleiding tot chirurg. De onderhavige verrichting behoorde tot de ingrepen die een tweedejaars arts-assistent in opleiding tot chirurg mag uitvoeren overeenkomstig de Richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde. Er zijn in dit geval geen aanwijzingen om daarover anders te oordelen. Verweerder mocht er derhalve van uitgaan dat hij voldoende bekwaam was om een ingreep als de onderhavige uit te voeren.

Bij de uitvoering van de ingreep is verweerder volgens de gangbare techniek te werk gegaan. Hij werd daarbij direct gesuperviseerd door zijn supervisor. Verweerder was zich daarbij naar zijn zeggen bewust van de aanwezigheid van de nervus accessorius in het operatiegebied. Het verwijderen van de lymfeklier vond, zo heeft verweerder onweersproken gesteld, met schaar en pincet plaats en niet met gebruik van de diathermie juist om zenuwschade te voorkomen. Van een onzorgvuldige uitvoering van de operatie is het college niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.3.

Ten aanzien van het verwijt dat in het operatieverslag geen melding is gemaakt van de opgetreden complicatie en de naam van de assisterend verpleegkundige is het college van oordeel dat zulks tuchtrechtelijk niet verwijtbaar is.

Weliswaar is het operatieverslag summier, met name waar het betreft de vermelding van de plaats waar de incisie is gemaakt. Het college acht dat echter niet een zodanige omissie dat zulks tuchtrechtelijk verwijtbaar moet worden geacht.

Dat de naam van de assisterend verpleegkundige in het operatieverslag niet is vermeld, acht het college reeds daarom niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, omdat de naam elders in de ziekenhuisadministratie is opgenomen en zonodig langs die weg beschikbaar is.

Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.4.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al zijn onderdelen ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing.

Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.

Aldus gewezen op 14 september 2010 door:

mr. G. de Groot, voorzitter,

dr. P.H.M.T. Olde Kalter, dr. B. van Ramshorst, en dr. C. Keijzer, leden-arts,

mr. E.W.M. Meulemans, lid-jurist,

mr. P. Tanja, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 9 november 2010 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. G. de Groot, voorzitter

w.g. P. Tanja, secretaris