ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0752 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1004c

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0752
Datum uitspraak: 15-12-2010
Datum publicatie: 15-12-2010
Zaaknummer(s): 1004c
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Uitspraak: 15 december 2010   HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN   heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 13 januari 2010 binnengekomen klacht van:   A wonende te B klaagster gemachtigde dr.mr.ing. J.C. Sneep te Bergen op Zoom   tegen:   C chirurg werkzaam te D wonende te E verweerder gemachtigde mr. M.C. Hoorweg-de Boer te Utrecht     1. Het verloop van de procedure Het college heeft kennisgenomen van: -         het klaagschrift met de aanvulling daarop -         het verweerschrift -         medische gegevens ontvangen van gemachtigde van klaagster -         verslag van CT-scan ontvangen van gemachtigde van verweerder   Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is ter openbare zitting van 3 november 2010 behandeld. Partijen waren, bijgestaan door hun gemachtigden, aanwezig. De klacht is toegelicht, waarbij de gemachtigde van klaagster gebruik heeft gemaakt van een pleitnotitie, welke is overgelegd.   2. De feiten Het gaat in deze zaak om het volgende: De klacht betreft de moeder van klaagster, hierna patiënte te noemen, geboren in 1926 en overleden op 7 november 2006. Op 19 oktober 2006 laat in de avond is patiënte door haar huisarts verwezen naar de spoedeisende eerste hulp (SEH) op verdenking van een acute appendicitis. Aldaar werd de verdenking bevestigd; patiënte werd opgenomen om de volgende ochtend geopereerd te worden. De operatie is uitgevoerd door een vijfdejaars arts-assistent in opleiding tot chirurg, en een collega, een jongerejaars AIOS, onder diens supervisie met verweerder, opleider, als supervisor op afstand. Voormelde arts-assistent heeft gekozen voor een laparoscopische verwijdering van de appendix. Bij het in zicht brengen van de appendix zag deze een infiltraat met daarin een gangreneuze appendix en voorts de aanwezigheid van purulent vocht in de holte van Douglas. Toen het lastig bleek de appendix los te maken, heeft de arts-assistent verweerder geconsulteerd. Naar aanleiding daarvan werd de laparoscopische benadering voortgezet. Daarbij brak de appendix in tweeën, waardoor een kleine hoeveelheid faeces in de buikholte terecht kwam. De buikholte en de holte van Douglas zijn gespoeld via het zuig-spoelsysteem van de laparoscoop. Het afgescheurde deel is door de arts-assistent met de naveltrocar verwijderd en de appendixrest is op de klassieke manier verwijderd. Het operatiegebied is tenslotte geïnspecteerd, het instrumentarium is verwijderd en de wondjes zijn gesloten. Postoperatief is gedurende 5 dagen antibiotica voorgeschreven. Op 30 oktober 2006 is patiënte met ontslag gegaan. In de thuissituatie ging het echter niet goed. Op 3 november 2006 is patiënte met spoed opgenomen op de longafdeling op verdenking van pneumonie. Op 7 november 2006 is patiënte overleden. Bij de obductie is de diagnose longontsteking bevestigd.   3. Het standpunt van klager en de klacht In het klaagschrift heeft klaagster gesteld dat verweerder wordt verweten dat is afgeweken van het geplande beleid om een wisselsnede-operatie uit te voeren. Als verweerder geconsulteerd is nadat de perforatie was opgetreden, zou hem niets te verwijten zijn. Tijdens de behandeling van voormelde klacht heeft klaagster de klacht uitgebreid door te stellen dat de onderhavige risicovolle operatie ten onrechte aan de arts-assistent is toebedeeld en dat verweerder daarvoor mede verantwoordelijk is. Klaagster acht het aannemelijk dat de ervaring met hoogbejaarden bij de arts-assistent gering was en meent dat een van de opleiders, bijvoorbeeld verweerder, bij de operatie betrokken had moeten zijn. Verweerder liet ook de pre-operatieve fase geheel aan de arts-assistent over en tijdens de operatieve was er supervisie van een te grote afstand vanuit een andere operatiekamer. Het infiltraat werd voorafgaande aan de operatie niet gedetecteerd en dat had wel gemoeten, daar bij een infiltraat een conservatief beleid aangewezen is.   4. Het standpunt van verweerder In casu moest er een appendectomie worden verricht, welke zowel laparoscopisch als via een wisselsnede kon worden uitgevoerd. De keuze daarvan ligt bij de opererende chirurg. De arts-assistent was toentertijd eind vijfdejaars assistent chirurgie in opleiding en daarmee bevoegd tot het onder supervisie op afstand uitvoeren van een appendectomie. Daarbij komt dat de arts-assistent tenminste 54 laparoscopische ingrepen heeft uitgevoerd. Verweerder staat gemotiveerd achter de keuze in dezen een laparoscopische ingreep te verrichten. Verweerder heeft op verzoek van de arts-assistent bij de ingreep geïnspecteerd en kon op grond van wat hij zag tot het advies komen de ingreep laparoscopisch voort te zetten. Verweerder achtte de arts-assistent daartoe ook bekwaam. Verweerder acht het zo goed als zeker dat de perforatie ook bij een appendectomie middels wisselsnede was opgetreden, aangezien het ging om een gangreneuze appendix die verkleefd was. De kans op complicaties is wel gerelateerd aan de leeftijd, niet aan de techniek. Uit het PA verslag blijkt dat de appendix volledig is verwijderd.   5. De overwegingen van het college Ter zitting heeft klaagster aangegeven dat - gelet op de door verweerder gegeven deugdelijke uitleg - de aanvankelijke verwijten met betrekking tot de operatietechniek onterecht zijn gebleken. De daarop betrekking hebbende klacht is dan ook ongegrond. In dat licht is het naar het oordeel van het college onbegrijpelijk dat klaagster van mening is dat, indien het infiltraat op voorhand was vastgesteld, een conservatief beleid de aangewezen weg was geweest. Met betrekking tot de ter zitting geformuleerde klachten geldt dat het niet aangaat tijdens de behandeling van de bij klaagschrift geformuleerde klacht weer nieuwe klachten op te werpen, te meer niet nu verweerder zich daarop niet - terdege - heeft kunnen voorbereiden. Ten overvloede overweegt het college dat klaagster weliswaar heeft aangegeven dat zij het aannemelijk acht dat de ervaring met hoogbejaarden bij de arts-assistent gering was, maar zij niet nader heeft geadstrueerd op grond waarvan die aanname juist zou zijn. Er zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken die de opvatting zouden rechtvaardigen dat de betreffende arts-assistent weliswaar bevoegd, maar niet bekwaam was de onderhavige operatie uit te voeren. Verweerder kan dan ook niet worden verweten dat de operatie aan de arts-assistent is toebedeeld dan wel dat verweerder na de inspectie de arts-assistent de laparoscopische ingreep heeft laten voortzetten. Het vorenoverwogene brengt mede dat de klacht ongegrond wordt verklaard.   6. De beslissing Het college: -         verklaart de klacht ongegrond.   Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar, als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist, dr. C. van der Heul, M. Bonnet en dr. W.M. Mulleners als leden-beroepsgenoot, mr. R. Sanders als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2010 in aanwezigheid van de secretaris.       secretaris                                                                                                                           voorzitter