Inhoudsindicatie: |
Uitspraak: 15 december 2010
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 november 2009 binnengekomen
klacht van:
A
wonende te B
klaagster
gemachtigde mr. J.L.M. Arets te Landgraaf
tegen:
C
neurochirurg
werkzaam te D
wonende te E
verweerder
gemachtigde mr.drs. P.A. de Zeeuw te Amsterdam.
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
-
het klaagschrift en de aanvulling daarop
-
het verweerschrift
-
de repliek
-
de dupliek
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader
van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 3 november 2010 behandeld. Partijen, bijgestaan
door hun gemachtigden, waren aanwezig. De standpunten zijn toegelicht.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
Klaagster is vanwege rugklachten op basis van afwijkingen in de wervelkolom op 26
februari 2009 geopereerd door een orthopedisch chirurg. Omdat de pijnklachten terugkwamen,
is een nieuwe operatie door voormelde chirurg overwogen, waarvoor de bijstand van
verweerder werd gevraagd. Verweerder heeft klaagster op 9 oktober 2009 gezien en naar
aanleiding van het consult aangegeven het niet verstandig te achten klaagster verder
te behandelen.
3. Het standpunt van klaagster en de klacht
Klaagster verwijt verweerder - kort en zakelijk weergegeven – het navolgende:
- verweerder was niet bereid om de tijdens de operatie van 26 februari 2009 gemaakte
fouten te herstellen;
- verweerder heeft gemaakte afspraken ingetrokken en gegevens uit het dossier verwijderd;
- verweerder heeft klaagster bij voormelde orthopedisch chirurg als onbetrouwbaar
bestempeld.
Klaagster heeft in dat kader nog met name aangevoerd als volgt.
Klaagster heeft in het gesprek met verweerder aangegeven dat zij het niet meer uit
kon
houden van de pijn en dus niet kon wachten met een nieuwe operatie. Verweerder heeft
toen gezegd dat hij haar geen 'vertrouwd persoon' vond. Verweerder heeft iedere verdere
behandeling geweigerd en wilde de bij de operatie gemaakte fouten niet erkennen. Hij
heeft klaagster medegedeeld dat zij maar naar F moest gaan. Klaagster kreeg daardoor
weer opnieuw met een wachttijd te maken en heeft tengevolge daarvan 7 maanden veel
pijn geleden. Tijdens het gesprek van 9 oktober 2009 heeft het bij verweerder geschort
aan inlevingsvermogen.
Klaagster had op v
rijdag 16 oktober 2009 nog een afspraak staan. Zij is toen bij de poli orthopedie
geweest, maar er stond toen niets meer in de computer. Zij kreeg te horen dat er niets
meer voor haar gedaan kon worden. Klaagster heeft daarna een verwijskaart voor G gekregen.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft klaagster alleen op 9 oktober 2009 gezien en heeft daarvóór geen
enkele betrokkenheid gehad bij de behandeling van klaagsters rugklachten. De orthopedisch
chirurg heeft verweerder verzocht hem bij een nieuwe ingreep bij te staan, naar aanleiding
waarvan klaagster bij verweerder op het spreekuur werd uitgenodigd. Tijdens het consult
op 9 oktober 2009 werd verweerder geconfronteerd met een scherp verwijtende klaagster.
Zij beklaagde zich over de aan haar verleende zorg en de daarbij gebruikte materialen,
waarbij zij ook kenbaar maakte dat zij een advocaat had gesproken. Toen bleek dat
klaagster zeer wantrouwend stond en, ondanks pogingen van verweerder het wantrouwen
weg te nemen, bleef staan tegenover de zorgverlening, achtte verweerder het juist
zich daarvan verder te onthouden. Verweerder heeft dit naar behoren met klaagster
gecommuniceerd en met haar verschillende alternatieve behandelingstrajecten besproken,
waaronder een second opinion in F. Verweerder koos voor F omdat klaagster in G mogelijk
weer met verweerder te maken zou krijgen. Verweerder heeft na dit consult aan de orthopedisch
chirurg medegedeeld dat er bij gebrek aan voldoende vertrouwen aan de kant van klaagster
geen basis was om de behandeling uit te voeren. Verweerder betwist dat hij enige informatie
uit klaagsters dossier zou hebben verwijderd en is ook niet met verwijdering van enige
aantekening bekend.
5. De overwegingen van het college
Vast staat dat klaagster en verweerder slecht één maal, en wel op 9 oktober 2009,
contact hebben gehad en dat verweerder naar aanleiding daarvan heeft aangegeven dat
er geen dan wel onvoldoende basis was om de voorziene operatie uit te voeren. Zowel
het dossier als de door partijen gegeven toelichting op de gang van zaken en hetgeen
besproken zou zijn tijdens voormeld consult geven onvoldoende inzicht in wat zich
tijdens het ongeveer drie kwartier durende gesprek heeft afgespeeld. Verweerder heeft
de grondslag van het gebrek aan vertrouwen wel aangegeven, maar niet met concrete
voorbeelden kunnen adstrueren. Klaagster heeft op haar beurt de lezing van verweerder
niet bestreden of nader aangegeven wat er dan wél zou zijn gebeurd. Door het ontbreken
van voldoende feitelijke grondslag kan niet worden geconcludeerd dat verweerder niet
op goede gronden een behandeling heeft geweigerd. Ook is het college van oordeel dat
uit de geringe ter beschikking staande gegevens niet kan worden afgeleid dat verweerder
zich in voormeld consult niet dan wel onvoldoende empathisch heeft opgesteld.
De klacht dat verweerder gemaakte afspraken zou hebben ingetrokken en gegevens uit
klaagsters dossier zou hebben verwijderd, heeft verweerder met klem bestreden en klaagster
heeft met betrekking tot deze klacht niet nader geadstrueerd wat de rol van verweerder
hierbij zou kunnen zijn geweest, waar er slechts van één consult sprake is geweest.
Ter zitting heeft verweerder uitdrukkelijk betwist dat hij naar aanleiding van meergemeld
consult de orthopedisch chirurg heeft bericht dat klaagster geen betrouwbaar persoon
zou zijn. Hij heeft met klem verzekerd dat hij de orthopedisch chirurg heeft medegedeeld
dat er geen vertrouwen aan de zijde van klaagster was, waardoor de basis voor het
uitvoeren van een behandeling ontbrak. Klaagster heeft dit niet weersproken en evenmin
feiten of omstandigheden aangevoerd ter adstructie van haar standpunt.
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt er toe dat de klacht in al zijn onderdelen ongegrond
wordt verklaard.
6. De beslissing
Het college:
-
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar, als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet
als
lid-jurist, dr. C. van der Heul, M. Bonnet en dr. W.M. Mulleners als leden-beroepsgenoot,
mr. R. Sanders als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2010
in aanwezigheid van de secretaris.
secretaris
voorzitter
|