ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0734 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2010/117T

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0734
Datum uitspraak: 30-11-2010
Datum publicatie: 07-12-2010
Zaaknummer(s): 2010/117T
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:     Klaagster verweet de tandarts dat zij 1) is afgeweken van het met instemming van klaagster opgestelde behandelplan en de op basis daarvan opgestelde begroting en zonder toestemming van klaagster een eigen plan had uitgevoerd, 2) de 4-delige brug niet lege artis had geplaatst, met als gevolg dat klaagster aanhoudende pijnklachten heeft, 3) heeft verzuimd deze klachten te verhelpen en 4) heeft nagelaten klaagster te informeren over zowel het materiaal als de herkomst van de brug. De tandarts heeft de klacht gemotiveerd betwist. Het college oordeelde alleen klachtonderdeel 2 gegrond en heeft de tandarts de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 13 april 2010 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

tegen

C,

tandarts,

wonende en werkzaam te D,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde mr. S. Slabbers, jurist, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.

1. Het verloop van de procedure.

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift;

-                     de brief van klaagster met de bijlagen, binnengekomen op 4 mei 2010;

-                     het antwoord met de bijlage;

-                     de repliek met de bijlagen;

-                     de brief van klaagster met de bijlagen, binnengekomen op 29 juni 2010;

-                     de dupliek met de bijlagen;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek;

-                     het proces-verbaal van het op 20 september 2010 gehouden verhoor in het kader van het vooronderzoek;

-                     de brief van mr. Slabbers, binnengekomen op 28 september 2010.

De klacht is ter openbare terechtzitting van 5 oktober 2010 behandeld.

Partijen waren aanwezig. Verweerster werd bijgestaan door mr. Slabbers voornoemd.

2. De feiten.

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerster is als tandarts verbonden aan de Praktijk voor tandheelkunde en mondhygiëne E te D: verder te noemen: de praktijk. Zij is in juni 2009 afgestudeerd.

Klaagster is sedert begin december 2008 als patiënt ingeschreven in de praktijk.

Op 8 juni 2009 is klaagster in de praktijk door tandarts F gezien. Tijdens dit consult heeft F een behandelplan en een begroting opgesteld voor het plaatsen –in twee zittingen- van een metaal-porseleinen 4-delige brug in de bovenkaak van 23 naar 26. De begroting voor de techniekkosten bedroeg € 590,70. Klaagster heeft hiermee ingestemd. 

Tandarts F is daarna uit de praktijk vertrokken. Zij heeft de behandeling van klaagster overgedragen aan verweerster, die na het vertrek van F bij de praktijk is komen werken. Klaagster is hiervan niet op de hoogte gesteld.

Op 2 november 2009 is verweerster aan de hand van het door tandarts F opgestelde behandelplan begonnen met het vervaardigen van de 4-delige brug.

Op 5 november 2009 is klaagster bij verweerster terug geweest voor verdere behandeling.

Op 23 november 2009 heeft klaagster verweerster een e-mail gestuurd, waaruit –voorzover van belang- het volgende wordt overgenomen:

"Vandaag had ik om 12.00 uur een afspraak voor het plaatsen van een brug. Helaas is de afspraak afgezegd omdat de brug nog niet binnen is.

(…)

De eerste maandag dat ik weer beschikbaar zou zijn is eind januari!!!

Mijn verzoek is daarom om volgende week de brug niet met tijdelijk cement vast te zetten maar met permanent cement omdat ik de behandeling rond de brug dit jaar moet afronden vanwege het opvoeren bij de belastingdienst. Mijn brug rechtsboven is ook niet eerst met tijdelijk cement vastgezet en ook de kroon rechtsonder is gelijk permanent vastgezet. Het is mij onduidelijk waarom er eerst tijdelijk cement moet worden gebruikt.

Ik ga ervan uit dat volgende week de brug wel klaar is en dat deze dan gelijk permanent wordt vastgemaakt"

Op 25 november 2009 heeft G. een nota voor de kroon en/of brugwerkzaamheden (techniekkosten) naar de praktijk gestuurd ten bedrage van € 1173,90.

Op 30 november 2009 heeft verweerster de brug bij klaagster definitief geplaatst.

Daags na de definitieve plaatsing van de brug had klaagster veel pijn. Bovendien had klaagster vragen over de kroon op de 26, die er volgens klaagster vreemd uitzag. Naar aanleiding daarvan heeft zij verweerster diezelfde dag gebeld. Omdat klaagster ontevreden was over de wijze waarop verweerster haar in deze gesprekken te woord stond, heeft zij verweerster laten weten eerst een second opinion te willen vragen alvorens zich opnieuw tot de praktijk te wenden.

Bij brief van 8 december 2009 heeft klaagster een klacht tegen verweerster bij de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT) ingediend. Een kopie van de beslissing op deze klacht is bij de stukken gevoegd.

Op 4 januari 2010 is klaagster onderzocht op de polikliniek van het H. Bij brief van dezelfde datum heeft I zijn bevindingen van voormeld onderzoek kenbaar gemaakt. Uit deze brief wordt het volgende –voor zover van belang- overgenomen:

"- functie: laat te wensen over omdat de kiezen niet goed op elkaar passen

- beet: buitenbeet rechts met een neutro relatie met cuspidaat geleding. De curve links is uitgezakt.

- ER IS ALLEEN EEN OCCLUSIE CONTACT TUSSEN DE 26 MET DE ONDERKAAK!!! De rest staat open!!

(…)

De brug 23→26 sluit goed aan De occlusie is echter onjuist.!!

(…)

ADVIES: Herstel van de occlusie en articulatie en dan maar hopen dat de pulpa niet irreversibel is beschadigd. Indien de pijn dan toch blijft moet(en) er in de pijnlijke elementen endo’s worden uitgevoerd"

Op 11 januari 2010 is klaagster voor een second opinion gezien door J, tandarts te K. Uit diens brief van dezelfde datum blijkt dat de bevindingen bij onderzoek overeenkomen met de hiervoor beschreven bevindingen van het H.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

1.                  is afgeweken van het met instemming van klaagster opgestelde behandelplan van 8 juni 2009 en de op basis daarvan opgestelde begroting en zonder toestemming van klaagster haar eigen plan heeft uitgevoerd;

2.                  de brug niet lege artis heeft geplaatst, met als gevolg dat klaagster aanhoudende pijnklachten heeft en niet goed kan kauwen;

3.                  heeft verzuimd de hiervoor onder 2. genoemde klachten te verhelpen;

4.                  heeft nagelaten klaagster te informeren over zowel het materiaal als de herkomst van de brug.

Klaagster heeft met betrekking tot de onderscheiden klachtonderdelen nog het volgende aangevoerd. Bij de behandeling van de klachtencommissie en de verrichte second opinion is gebleken dat verweerster onvoldoende bekwaam was een goed passende brug te maken. Als gevolg daarvan heeft verweerster bewust schade aan klaagsters gebit toegebracht en heeft verweerster klaagster financiële schade berokkend. Immers om de klachten te verhelpen zal klaagster nog uitgebreide behandelingen moeten ondergaan. Voorts heeft het niet goed plaatsen van de brug invloed gehad op klaagsters diabetes en haar schildklier en kan ook een behandeling voor een slaapapneu niet plaatsvinden, aldus steeds klaagster.

4. Het standpunt van verweerster.

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college.

Ad 1:

Verweerster heeft aangevoerd dat zij met instemming van klaagster op twee punten is afgeweken van het door tandarts F op 8 juni 2009 opgestelde behandelplan, te weten 1) vijf zittingen in plaats van twee zittingen en 2) een ceramische brug in plaats van een metaal-porseleinen brug. In haar repliek heeft klaagster erkend dat zij bij aanvang van de behandeling op 2 november 2009 ermee heeft ingestemd het behandelplan in vijf in plaats van twee zittingen uit te voeren, zodat dit klachtonderdeel geen verdere bespreking behoeft.

Wat betreft het tweede punt overweegt het college als volgt. Ter zitting heeft klaagster verklaard dat zij zich niet kan herinneren dat verweerster bij die gelegenheid eveneens heeft gezegd dat zij een ceramische in plaats van een metaal-porseleinen brug bij haar zou plaatsen. Verweerster heeft volhard in haar stelling dat klaagster hiermee heeft ingestemd. Verweersters aantekeningen op de patiëntenkaart bieden geen nadere informatie over deze kwestie. Nu partijen het hierover niet eens zijn, kan niet worden vastgesteld wat er precies tussen partijen op dit punt is afgesproken. Evenmin kan derhalve worden geconcludeerd dat verweerster zonder toestemming van klaagster is afgeweken van het behandelplan van 8 juni 2009. Dit eerste klachtonderdeel is ongegrond.

Ad 2:

Verweerster heeft erkend dat de brug bij klaagster niet lege artis is geplaatst.

Het college stelt voorop dat zij verweerster voldoende bekwaam acht de onderhavige tandheelkundige behandeling uit te voeren. Verweerster was tandarts. Zij had weliswaar nog niet veel werkervaring, maar het enkele feit dat de brug achteraf bezien niet lege artis is geplaatst, is niet voldoende om te oordelen dat verweerster zich voorafgaand aan de behandeling had moeten realiseren dat zij de brug niet lege artis zou kunnen plaatsen.

Verweerster meent dat zij achteraf bezien een eigen behandelplan had moeten opstellen. Door uit te gaan van het door tandarts F opgestelde behandelplan heeft verweerster geen optimale behandeling bij klaagster uitgevoerd en laat de vormgeving van de kroon op element 26 zeer te wensen over. Ook had zij achteraf bezien niet meteen de brug bij klaagster definitief moeten plaatsen. Verweerster betreurt het dat zij niet is gebleven bij haar standpunt eerst de brug bij klaagster tijdelijk te plaatsen om zonodig later eventuele onvolkomenheden te kunnen corrigeren. Dit gedeelte van de klacht is in zoverre gegrond. Het college weegt daarbij ook het volgende mee. Als rechtvaardiging voor haar handelen heeft verweerster behalve haar onervarenheid aangevoerd dat zij zich teveel door klaagster heeft laten overrompelen en te veel is meegegaan met haar wensen. Verweerster heeft ter zitting in dat verband verklaard dat zij wist dat de occlusie en de articulatie niet goed waren, mede omdat klaagster dit als gevolg van de verdoving niet goed kon aangeven, maar dat zij het maken van een controleafspraak aan klaagster heeft overgelaten. Naar het oordeel van het college had verweerster het initiatief daartoe niet aan klaagster mogen overlaten. Door na te laten zelf een afspraak voor controle van de articulatie en de occlusie te maken, heeft verweerster eveneens tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

Ad 3:

Ten aanzien van dit derde klachtonderdeel heeft klaagster gesteld dat verweerster het telefoongesprek op 1 december 2009 boos heeft beëindigd. Ook nadien heeft verweerster zich niet beschikbaar willen stellen om de klachten te verhelpen en heeft zij niet meer gereageerd op klaagsters brieven en e-mails. Verweerster betwist dat zij het telefoongesprek boos heeft beëindigd en dat zij de pijnklachten van klaagster niet wilde verhelpen. Verweerster heeft aangevoerd dat - toen bleek dat klaagster een klacht bij de NMT wilde indienen- zij het advies van de NMT heeft opgevolgd geen contact meer met klaagster op te nemen. Het college kan, nu de verklaringen van partijen daarover verschillen, niet vaststellen of een en ander feitelijk is gegaan zoals klaagster stelt. Ook indien de lezing van klaagster juist zou zijn, is dat onvoldoende om verweerster op dit punt tuchtrechtelijk een verwijt te maken. Immers vast staat dat verweerster niet aan het verhelpen van klaagsters klachten is toegekomen, doordat klaagster verweerster daartoe om haar moverende redenen niet de gelegenheid heeft gegeven. Dit derde klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Ad 4:

Naar het college begrijpt, meent klaagster dat verweerster haar voorafgaande aan de behandeling een verklaring van overeenstemming had moeten overhandigen, zodat zij een en ander met betrekking tot de materiaalkeuze van de brug en de herkomst daarvan kan controleren. Het college volgt klaagster daarin niet. Naar het oordeel van het college reikt de informatieplicht van verweerster niet zover dat verweerster klaagster tevoren specifiek over de samenstelling van het materiaal en de herkomst daarvan had moeten informeren. Wel dient verweerster klaagster te informeren over het soort materiaal van de brug. Verweerster heeft onweersproken aangevoerd dat zij klaagster daarover heeft geïnformeerd, waardoor dit vierde klachtonderdeel niet gegrond kan worden geacht.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht deels gegrond is. Verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klaagster had behoren te betrachten

De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend. Het college beoogt daarmee verweerster een zakelijke terechtwijzing te geven die de onjuistheid van haar handelwijze naar voren brengt zonder daarop het stempel van laakbaarheid te drukken.

6. De beslissing.

Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerster.

Aldus gewezen op 5 oktober 2010 door:

mr. G. Groot, voorzitter,

E.M.J. Muller, H.C. van Renswoude en H.C. Teune, leden-tandarts,

mr. R.M.S. van Berkestijn-Doppegieter, lid-jurist,

mr. P. Tanja, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 30 november 2010 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. G. de Groot, voorzitter

w.g. P. Tanja, secretaris