Zoekresultaten 1801-1850 van de 44598 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:99 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-109/DB/ZWB

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat zij in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 25. Vast staat dat verweerster op 27 oktober 2023 rechtstreeks aan mevrouw J, die door klager werd bijgestaan, een sommatiebrief heeft gestuurd, zonder daarvan gelijktijdig een afschrift aan klager te sturen. Dat op vrijdag 27 oktober 2023 is verzuimd om een afschrift van verweersters brief aan klager toe te sturen, berustte op een vergissing, aldus verweerster. De raad overweegt dat het verzuim om van de brief van 27 oktober 2023 een afschrift aan klager toe te sturen heeft plaatsgevonden onder verweersters verantwoordelijkheid, die daarvoor ook in tuchtrechtelijke zin verantwoordelijk moet worden gehouden. Dat dit verzuim berustte op een vergissing ontneemt aan het verzuim niet de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid. Gegrond. De raad komt het verweer, dat het verzuim om een afschrift aan klager toe te sturen, berustte op een vergissing, aannemelijk voor. Verweerster heeft bij brief van 6 november 2023 aan klager haar verontschuldigingen aangeboden. Verweerster is niet eerder tuchtrechtelijk veroordeeld. De raad ziet op grond van deze omstandigheden af van het opleggen van een maatregel.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:126 Raad van Discipline Amsterdam 23-905/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij deels gegrond. Verweerder heeft in meerdere processtukken de gedragsregels 7 en 8 geschonden en de belangen van klager met zijn handelen onnodig en onevenredig geschaad. De raad acht alles overziend een maatregel van een berisping op zijn plaats.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:73 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/738497 / DW RK 23/299 LV/WdJ

    Klacht deels gegrond, maatregel van waarschuwing opgelegd. Verzoek tot uitstel van betaling kan niet worden vastgesteld. Niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te executeren. Dat kosten zijn opgelopen kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Betalingsregeling had naast het gelegde beslag niet mogen worden hervat, tenzij het loonbeslag zou worden opgeheven.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:120 Raad van Discipline Amsterdam 24-182/A/A/D

    Dekenbezwaar; Uit onderzoek is gebleken dat verweerder (in 2017) contante betalingen heeft ontvangen van klanten waarvan een deel € 5.000,- of meer was. Het dekenbezwaar houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door deze contante betalingen aan te nemen zonder dat sprake was van feiten en omstandigheden die het aannemen ervan rechtvaardigden (artikel 6.27 lid 2 Voda) en zonder overleg te plegen met de deken voorafgaand aan het aanvaarden van betalingen van € 5000, - of meer (artikel 6.27 lid 3 Voda). De raad heeft gelet op het bepaalde in 6.27 Voda een aantal uitgangspunten geformuleerd. Ten eerste: voor de interpretatie dat de overlegplicht pas zou gelden bij het ontvangen van een bedrag van meer dan € 5.000,- is geen ruimte. Uit de formulering van de bepaling blijkt zonder meer dat het gaat om bedragen vanaf ‘€ 5000,- of meer’. Eventuele twijfel hierover heeft de Raad van Discipline ’s-Hertogenbosch bovendien reeds bij beslissing van 20 november 2017 (ECLI:NL:TADRSHE:2017:196) weggenomen. Ten tweede: artikel 6.27 lid 2 Voda biedt aan de advocaat een zekere mate van vrijheid om te beoordelen of er feiten of omstandigheden zijn die het aanvaarden van contante betalingen rechtvaardigen. Vanwege die vrijheid is het van belang dat een advocaat zorgdraagt voor een goede vastlegging van (de resultaten van) zijn onderzoek naar die feiten en omstandigheden. Uit die vastlegging moet blijken dat een advocaat zelf onderzoek heeft gedaan naar de (on)mogelijkheid van zijn cliënt om hem giraal te betalen en dat hij niet enkel is afgegaan op de mededeling van zijn cliënt dat giraal betalen niet mogelijk is. Bij twijfel of de feiten en omstandigheden een contante betaling rechtvaardigen, verdient het ook bij contante betalingen van minder dan € 5.000,- aanbeveling dat de advocaat vooraf overleg voert met de deken. Ten derde: voor de inhoudelijke invulling van de norm of feiten en omstandigheden het aanvaarden van een contante betaling rechtvaardigen, geldt dat sprake moet zijn van een feitelijke belemmering om de betaling giraal te doen. De angst van een cliënt om sporen achter te laten door een girale betaling kan bijvoorbeeld niet gelden als een legitieme reden om een contante betaling te aanvaarden. Gelet op deze uitgangspunten is het dekenbezwaar (gedeeltelijk) gegrond verklaard. De raad heeft echter afgezien van oplegging van een maatregel. Verweerders handelen in strijd met de bepalingen van de Voda heeft plaatsgevonden in een periode waarin binnen de strafrechtadvocatuur nog veel onduidelijkheid bestond over de betekenis van artikel 6.27 Voda en de feiten en omstandigheden die het aanvaarden van een contante betaling door een cliënt zouden kunnen rechtvaardigen. Onder de strafrechtadvocaten heerste destijds nog een cultuur waarbij contante betalingen van bedragen van € 5.000,- of minder onvoorwaardelijk werden geaccepteerd. Verder geldt dat verweerder uitdrukkelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij inmiddels geen contante betalingen meer accepteert. Bovendien heeft de deken verklaard dat geen twijfel bestaat over de (financiële) integriteit van verweerder. Tot slot is het tijdsverloop vanaf de start van het onderzoek van de deken naar de contante betalingen aan het kantoor van verweerder (medio 2021) tot de daadwerkelijke indiening van het dekenbezwaar (begin 2024) erg lang geweest en daarmee zeer belastend voor verweerder.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:114 Raad van Discipline Amsterdam 24-381/A/NH

    Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij in een familierechtzaak. Niet gebleken is dat verweerster bewust onjuiste informatie heeft gegeven aan de rechtbank. zij mocht afgaan op de informatie die haar cliënt haar had verstrekt. Niet gebleken is van een uitzonderingssituatie waarbij verweerster gehouden was deze informatie nader te onderzoeken. Evenmin is komen vast te staan dat verweerster over klaagster (ook advocaat) een signaal bij de deken heeft gegeven. Los daarvan geldt dat het afgeven van een signaal over het algemeen niet gezien wordt als tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:127 Raad van Discipline Amsterdam 24-122/A/NH

    Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in alle onderdelen ongegrond. Alhoewel het, gelet op de algemene “nazorg” die van een advocaat wordt verwacht, wel op de weg van verweerder had gelegen om klager desondanks kort te informeren over de inhoud van het vonnis, is het naar het oordeel van de raad in de gegeven omstandigheden te rechtvaardigen dat hij hiervan heeft afgezien. Klachtonderdeel a) is daarom ongegrond. Ten aanzien van het onder b) gemaakte verwijt van klager dat verweerder op zijn website ten onrechte stelt dat hij is aangesloten bij de Geschillencommissie, is de raad van oordeel dat deze omissie niet van een zodanige aard is dat verweerder hierdoor als onbetrouwbaar kan worden aangemerkt of kan worden gezegd dat verweerder klager heeft misleid. Klachtonderdelen c) en d) zijn door klager onvoldoende onderbouwd en door verweerder gemotiveerd betwist.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:74 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/745611 / DW RK 24/48 LV/WdJ

    Beslissing op verzet ongegrond. Niet gebleken is dat sprake is van twee verschillende versies van de (toelichting op de) dagvaarding. De kamer gaat er vanuit dat klaagster ook uit de dagvaarding zelf had kunnen afleiden dat een natte handtekening vereist was.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:121 Raad van Discipline Amsterdam 24-188/A/NH

    Raadsbeslissing; klacht over de advocaat van de wederpartij in een echtscheidingsprocedure. Klager verwijt verweerster verwijtbaar jegens hem te hebben gehandeld door na te laten de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand in te schrijven. Hierdoor moest de gehele echtscheidingsprocedure opnieuw gevoerd worden. De klacht is ongegrond. Verweerster behartigde in de echtscheidingsprocedure de belangen van de ex-echtgenote. De belangen van klager werden op dat moment behartigd door zijn advocaat. Zowel verweerster als de advocaat van klager droegen naar hun eigen cliënt toe de verantwoordelijkheid voor inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Klager stelt ten onrechte dat de advocaat die de echtscheidingsprocedure start ook degene is die zorgt voor inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Er bestaat geen wettelijke regel op grond waarvan advocaten verplicht zijn om de echtscheidingsbeschikking in te laten schrijven als zij namens een cliënt een echtscheidingsprocedure zijn gestart (zie ook Raad van Discipline ’s-Gravenhage van 24 mei 2023, ECLI:NL:TADRSGR:2023:111). Het feit dat verweerster heeft nagelaten de echtscheidingsbeschikking in te schrijven betreft derhalve geen verwijtbaar handelen jegens klager.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:115 Raad van Discipline Amsterdam 24-153/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van dienstverlening door de eigen advocaat deels gegrond ten aanzien van klachtonderdeel a). De overige klachtonderdelen worden ongegrond verklaard. Hoewel verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door procedurele onjuistheden aan hem te verkondigen en niet duidelijk met hem te communiceren, ziet de raad in de gegeven omstandigheden aanleiding af te zien van het opleggen van een maatregel. De raad weegt hierin mee dat verweerder in het kader van de behandeling van de onderhavige klacht meteen heeft erkend dat zijn berichtgeving aan klager over de gevolgen van het feit dat de wederpartij in de hogerberoepprocedure verstek had laten gaan, niet toereikend was. Ook heeft verweerder erkend dat hij scherper had kunnen formuleren toen klager de mogelijkheid opwierp dat in de procedure nog aanvullende stukken konden worden ingediend. Daarnaast heeft verweerder zich op vele andere punten in zijn bijstand aan klager overduidelijk ingespannen, ook op de momenten waar bijstand door een advocaat niet vanzelfsprekend is. Ook weegt de raad mee dat verweerder geen tuchtrechtelijk verleden heeft.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:128 Raad van Discipline Amsterdam 24-174/A/NH

    Raadsbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij deels gegrond. Verweerder heeft een procedurele handeling verricht terwijl de zaak reeds voor uitspraak stond. Daarnaast heeft verweerder feitelijke informatie verstrekt waarvan hij wist of had behoren te weten dat die onjuist was. Hiermee heeft verweerder de gedragsregels 8 en 21 geschonden. De raad acht alles overziend de maatregel van een waarschuwing passend.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:75 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/744589 / DW RK 24/8 LV/WdJ

    Beslissing op verzet ongegrond. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te executeren.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:122 Raad van Discipline Amsterdam 24-194/A/A

    Raadsbeslissing; Ongegronde klacht over de kwaliteit van dienstverlening van de eigen advocaat. Verweerster heeft binnen de beperkte tijd die hiervoor beschikbaar was de belangen van klager op deugdelijke wijze behartigd. Verder heeft verweerster voldoende adequaat en voortvarend het dossier aan de opvolgend advocaat van klager verstrekt. Niet gebleken is dat klager in zijn belangen is geschaad doordat verweerster niet direct op het eerste verzoek van klager het dossier heeft overgedragen. Van verwijtbaar handelen is geen sprake.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:129 Raad van Discipline Amsterdam 24-102/A/A

    Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:174 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-375/AL/MN

    Voorzittersbeslissing; klacht over eigen advocaat. De indiening van een klacht bij de deken geeft blijk van een vertrouwensbreuk, zodat verweerder gerechtigd en gehouden was om zijn werkzaamheden voor klager te beëindigen. De beëindiging van de werkzaamheden is tijdig en zorgvuldig verlopen. Klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:71 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/753880 / DW RK 24/257 EV/SM

    Verzoek tot verlenging schorsing ex artikel 38 lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:89 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6755

    Klacht van Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tegen een plastisch chirurg. Klacht gegrond, maatregel: doorhaling van de inschrijving in het BIG-register. Ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag tijdens een (onnodig) videoconsult. De uitvraag en beantwoording van de hulpvraag waren niet naar behoren. Ook anderszins geen zorgvuldigheid en professionele distantie bij het gebruik van WhatsApp. Onverantwoorde beschikbaarheid (24/7) via WhatsApp voor consulten, zonder waarneming. Geen lerend vermogen getoond, risico op herhaling.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:160 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6646

    Ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager heeft pijnklachten in zijn linkervoet. Hij verwijt de huisarts dat zij niet de benodigde zorg heeft verleend, niet of te laat heeft doorverwezen, in een verwijsbrief onnodige informatie heeft verstrekt, en hem onverwacht en zonder overleg heeft gevraagd een andere huisarts te zoeken.Het college overweegt als volgt. Na de (eerste) melding van klager van pijnklachten in de linkervoet (in zijn email van 21 oktober 2021) heeft de huisarts nog dezelfde dag een verwijzing gemaakt naar de podotherapeut. Uit de stukken van het dossier (kort samengevat onder de feiten) en de toelichting ter zitting blijkt dat de huisarts voortvarend en adequaat heeft gereageerd op de daaropvolgende rapportages (van de voetencentra waarnaar klager is verwezen, en van de specialisten) en verzoeken van klager. Bij de verwijzing naar de podotherapeut en vervolgens orthopeed heeft zij gehandeld zoals van haar verwacht mocht worden (lege artis). Wat betreft het verwijt dat de huisarts te laat een (op verzoek van klager) aangepaste verwijsbrief heeft opgesteld, overweegt het college als volgt. Allereerst stelt het college vast dat de huisarts niet gehouden is om, op verzoek van een patiënt, een verwijsbrief op te maken indien zij dit niet medisch geïndiceerd acht. Wat daar verder van zij, het college stelt vast dat de huisarts bedoelde verwijsbrief (alsnog) heeft opgesteld. Indien en voor zover daarbij (onnodige) vertraging is opgetreden, is dat mede veroorzaakt door de verwarring (of in ieder geval het gebrek aan communicatie) die mede is veroorzaakt door klager en de door hem ten onrechte gemaakte verwijten. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:88 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/6996

    Klacht van IGJ tegen verpleegkundige wegens (seksueel) grensoverschrijdend gedrag.Klacht is gegrond. Bij het opleggen van de maatregel weegt het college mee dat verweerster inzicht heeft getoond in haar handelen en dat zij al geruime tijd naar volle tevredenheid aan het werk is en dat deze procedure lang heeft geduurd. Aan verweerster wordt een voorwaardelijke schorsing opgelegd van zes maanden met een proeftijd van een jaar. De voorwaarde die het college hieraan stelt, is dat verweerster gedurende de proeftijd van een jaar zich niet schuldig maakt aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met de goede zorg die zij als verpleegkundige behoort te betrachten, of in strijd is met hetgeen een behoorlijke verpleegkundige betaamt.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:161 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6655

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager heeft al jarenlang pijnklachten in benen en bovenbuik en gebruikt hiervoor verschillende opioïden, waaronder oxycodon. In 2016 is bij klager lymfklierkanker geconstateerd waarvoor hij is behandeld. Klager verwijt de huisarts met name dat zij niet meer de voor hem noodzakelijke dosering oxycodon wil voorschrijven.Naar het oordeel van het college heeft de huisarts op goede gronden besloten om de dosering oxycodon af te bouwen en deze niet opnieuw op te hogen. Uit het medisch dossier blijkt dat klager al jarenlang overmatig opiaten gebruikt. De huisarts heeft klager vanwege de pijnklachten naar verschillende specialisten (neuroloog, pijnarts en revalidatiearts) verwezen. De specialisten kwamen allen tot de diagnose ‘moeilijk te behandelen pijnsyndroom’ en ‘opiaat-afhankelijkheid’. Ook zij hebben met klager gesproken over de verslavende werking van het middel, maar het is hen niet gelukt om klager te laten minderen. Op advies van de pijnpoli heeft de huisarts in augustus 2021 de dosering oxycodon verlaagd van 2 dd 10 mg naar 2 dd 5 mg. De huisarts heeft dit op goede gronden gedaan, en terecht vastgehouden aan deze (verlaagde) dosering, ook omdat klager naast de oxycodon nog drie andere soorten pijnmedicatie gebruikt. Het opnieuw ophogen van de dosering zou, gezien de opiaatverslaving, een stap in de verkeerde richting zijn. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:162 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6850

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager heeft bij de huisarts het medisch dossier van zijn moeder opgevraagd. Hij verwijt de huisarts dat zij het medisch dossier niet aan hem als gevolmachtigde en vertegenwoordiger (artikel 7:465 lid 3 BW) heeft verstrekt. De huisarts heeft verzocht klager niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de klacht ongegrond te verklaren.Uit de aard en de formulering van de klacht begrijpt het college dat de klacht ziet op de bejegening van klager zelf. Hij verwijt de huisarts namelijk dat hij als zoon en gemachtigde van zijn moeder niet het medisch dossier heeft gekregen. Klager is dus ontvankelijk.Het college bespreekt eerst de verwijzing naar artikel 7:465 derde lid BW. Dit artikel bepaalt de rangorde van vertegenwoordigende partijen wanneer sprake is van wilsonbekwaamheid. Het college overweegt dat het bestaan van een cognitieve beperking niet betekent dat een patiënt ook wilsonbekwaam is. De huisarts heeft tijdens het huisbezoek in het najaar van 2023 vastgesteld dat de moeder niet wilsonbekwaam was. Indien en voor zover moet worden aangenomen dat de moeder op het moment van het verzoek tot inzage toch wilsonbekwaam was, dan geldt dat de huisarts hierover niet is geïnformeerd. De huisarts heeft er daarom goed aangedaan om eerst navraag te doen bij het verpleeghuis.Voor wat betreft de volmacht overweegt het college als volgt. Gelet op de aard en strekking van de machtiging, kon de huisarts er redelijkerwijs aan twijfelen of klager ook in dit specifieke geval gemachtigd was om namens zijn moeder op te treden. Gezien de twijfels die de huisarts had, heeft zij er goed aan gedaan om eerst te verifiëren of de moeder akkoord ging met inzage in of verstrekking van haar medisch dossier aan klager. Zeker omdat niet is gebleken van een spoedeisend belang. Toen de huisarts op een later moment de intrekking van de machtiging ontving, heeft zij op goede gronden besloten om het medisch dossier niet aan klager te verstrekken. Het college is van oordeel dat de huisarts hiervan geen verwijt kan worden gemaakt. In tegendeel, de huisarts heeft op deze wijze juist zorgvuldig gehandeld. Klacht kennelijk ongegrond. Publicatie.

  • ECLI:NL:TSCTS:2024:7 Tuchtcollege voor de Scheepvaart Amsterdam 2024-08 (2024.V1-CORA JO)

    Op 19 oktober 2023 voer het schip de Cora Jo met beperkt zicht vanwege zware sneeuwval in de tegengestelde verkeersbaan van het verkeersscheidingsstelsel van Norra Kvarken, in Zweedse wateren. Dit was een bewuste keuze van de kapitein, die tevens officier van de wacht was.

  • ECLI:NL:TSCTS:2024:8 Tuchtcollege voor de Scheepvaart Amsterdam 2024-07 (2024.V2-EEMS CARRIER)

    Op 20 september 2023 was het schip de Eems Carrier in ballast op weg van Lysekil, Zweden, naar Faxe Ladeplads, Denemarken. Toen de Eems Carrier noord van het eilandje Ven op een zuidelijke koers voer, liep zij plotseling uit haar roer. Ze liep bakboord uit, aan welke kant zij, een paar streken achterlijker dan dwars, op dat moment werd opgelopen door een ander schip, de Rix Explorer. De afstand tussen beide schepen was toen circa 0,2 NM en de Rix Explorer liep ruim 1 knoop sneller. Ongeveer drie minuten nadat zij uit haar roer liep, raakte de Eems Carrier met haar bakboord voorzijde de Rix Explorer aan stuurboord achter. Betrokkene was officer of the watch (OOW) voor en tijdens de aanvaring.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:158 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6583

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een radioloog. De radioloog heeft biopten afgenomen uit de lymfeklier in de linkerlies van klager. Na deze biopsie is bij klager een infectie ontstaan. Klager verwijt de radioloog op onzorgvuldige en onhygiënische wijze de biopsie te hebben uitgevoerd.Het college kan in dit geval niet vaststellen op welke wijze de radioloog de huid voorafgaand aan het biopt heeft gedesinfecteerd. Klager en de radioloog hebben hierover verschillende lezingen en het tuchtcollege kan niet bepalen welke versie de juiste is. In de stukken zijn geen aanwijzingen te vinden die één van beide versies ondersteunen. Dit betekent dat het college niet kan vaststellen dat de radioloog wat dat betreft onzorgvuldig of onhygiënisch heeft gehandeld. Voor het overige zijn partijen het grotendeels met elkaar eens hoe de procedure is verlopen. De radioloog zat rechts van klager, droeg geen haarnetje en heeft van enige afstand door de huid en via het vetweefsel de lymfeklier aangeprikt. Hij heeft daarbij vrij horizontaal geprikt en heeft voorafgaand een incisie gezet. Met deze handelwijze heeft de radioloog naar het oordeel van het college niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Voor zijn positionering ten opzichte van klager heeft de radioloog gekozen voor een houding waarin hij de meeste controle over de naald had. Dit betreft een persoonlijke voorkeur en kan daardoor niet als onzorgvuldig worden gezien. Op de aangeleverde echobeelden wordt een traject van de naald naar de lymfeklier getoond die als gangbaar wordt beschouwd. De procedure die de radioloog heeft gevolgd en de wijze van uitvoeren daarvan is gebruikelijk en zorgvuldig. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:159 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6398

    Ongegronde klacht tegen een huisarts. De vader van klaagster was patiënt bij de huisarts. Op enig moment is hij overleden. Klaagster verwijt de huisarts dat hij de situatie van haar vader verkeerd heeft ingeschat, geen adequate actie heeft ondernomen, hem ten onrechte naar een verpleeghuis heeft gestuurd in plaats van naar een ziekenhuis en dat hij het medisch dossier niet goed heeft bijgehouden omdat hij achteraf informatie heeft toegevoegd.Het college overweegt als volgt. De bevindingen van de huisarts op 7 juli 2023 waren, samengevat, dat de patiënt een heldere indruk maakte, dat de uitkomsten van het lichamelijk onderzoek geen reden tot zorg waren en dat zijn situatie iets verbeterd leek ten opzichte van de dag ervoor. Het klinisch beeld van de patiënt was zodanig dat hij een lage (niet alarmerende) score had op de eerstelijns sepsis-score. Gezien de goede vitale parameters waren er volgens de huisarts ook geen klinische tekenen van dehydratie. Op grond van deze bevindingen kon de huisarts, naar het oordeel van het college, in redelijkheid besluiten om te volstaan met een opname in een verpleeghuis. Hij heeft dat nog dezelfde vrijdagmiddag geregeld.Wat betreft het achteraf toevoegen van informatie aan het dossier, overweegt het college als volgt. Het college stelt voorop dat het achteraf aanvullen van het huisartsenjournaal, zonder deugdelijke datering, niet is toegestaan. De integriteit van het medisch dossier dient gewaarborgd te zijn. Later aangebrachte aanvullingen in medische dossiers dienen als zodanig kenbaar te zijn.Echter, nu bij de anamnese genoteerd is ‘geen koorts’ (en dit ook niet in geschil is) en de aanvulling slechts behelst ‘normaal’ hetgeen daarmee in lijn ligt, en mede gelet op de overige omstandigheden van het geval (waaronder de grote drukte van die dag met nog een andere spoedvisite en de tijdsdruk waaronder de huisarts werkte om nog een opnameplek voor de patiënt te vinden vlak voor het weekend) volstaat het college met de enkele constatering dat de huisarts deze latere toevoeging had moeten dateren. Het college weegt daarbij mee dat de huisarts dit inziet en erkent en betreurt (hetgeen hij meerdere malen, ook ter zitting, heeft verklaard) en deze latere toevoeging aan het dossier zelfstandig en uit eigener beweging heeft gemeld. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:96 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-467/DB/OB

    Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk vanwege het ne bis in idem-beginsel.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:81 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6682

    Klacht tegen een vaatchirurg kennelijk ongegrond. Klager heeft na een ongeval in 2002 klachten aan zijn linker onderbeen waarvan hij veel beperkingen ondervindt. Klager werd door de huisarts in 2018 verwezen naar de vaatchirurg. De vaatchirurg heeft klager meerdere keren gesproken en aanvullend onderzoek laten verrichten. In 2022 werd klager weer door de huisarts naar de vaatchirurg verwezen, dit keer in verband met een nieuwe spatader op zijn been. De vaatchirurg heeft onderzoek verricht en klager op zijn verzoek doorverwezen naar een ander ziekenhuis. Klager verwijt de vaatchirurg onder meer dat hij ten onrechte de diagnose posttrombotisch syndroom niet met hem heeft besproken en hiervoor geen doorverwijzing heeft gegeven. Daarnaast verwijt klager de vaatchirurg dat hij op basis van alleen een echo een verkeerde diagnose zou hebben gesteld als klager niet had aangedrongen op een MRI. Tot slot stelt klager dat de vaatchirurg hem onheus heeft bejegend. De vaatchirurg stelt zich op het standpunt dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:82 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/6875

    Klacht tegen verpleegkundige. Kennelijk ongegrond.Klager verwijt verweerster dat zij onjuiste informatie over hem heeft opgenomen in het patiëntendossier en diagnoses heeft gesteld.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:83 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5954

    Klacht tegen een tandarts/praktijkhouder. Klaagster verwijt de tandarts dat zij niet voortvarend heeft gehandeld met het plaatsen van een nieuwe brug, nadat de eerdere brug in 2014 was verwijderd. Daarnaast verwijt klaagster de tandarts dat zij als praktijkhouder niet een tandarts met een visuele beperking in dienst had mogen hebben. De tandarts heeft het college verzocht klaagster niet-ontvankelijk te verklaren en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Mocht het college de klacht wel inhoudelijk behandelen, heeft de tandarts verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is, maar dat de tandarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:84 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5955

    Klacht tegen een tandarts ongegrond. Klaagster verwijt de tandarts dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het plaatsen van een brug. Daarnaast verwijt klaagster de tandarts onvoldoende dossiervorming en onprofessioneel gedrag tijdens een telefoongesprek. Tot slot stelt klaagster dat de tandarts geen patiënten had mogen behandelen, gelet op zijn visuele beperking. De tandarts heeft de klacht gemotiveerd weersproken.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:85 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6521

    Klacht tegen huisarts. Klager maakt de huisarts verschillende verwijten. Onder meer verwijt hij haar dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag, dat klager ten onrechte is beschuldigd van stalking en agressief gedrag en dat sprake is van een gebrekkige dossiervoering. Het college verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:172 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-366/AL/GLD

    Voorzittersbeslissing. Tijdens de behandeling van een eerdere klacht van klager over verweerder heeft de gemachtigde van verweerder tijdens de behandeling van die klacht bij het Hof van Discipline WhatsApp-gesprekken tussen klager en mr. X, kantoorgenoot van verweerder , in het geding gebracht. Klager heeft daarvoor geen toestemming gegeven. Het staat een advocaat vrij om zijn standpunt over een klacht kenbaar te maken en zich daartegen te verdedigen op een wijze die hem goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt. De grenzen van de betamelijkheid mogen niet worden overschreden. Daarvan is de voorzitter niet gebleken. Verweerder heeft uitgelegd waarom die stukken relevant waren in de tuchtprocedure. Van ontoelaatbare inbreuk op de privacy van klager is, gelet op de inhoud van die WhatsApp-gesprekken, evenmin sprake terwijl die stukken alleen zijn gebruikt in de beslotenheid van de tuchtrechtelijke procedure. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:86 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6727

    Klacht tegen een tandarts. Klaagster was patiënt van de tandarts. Vanaf medio juni 2023 was de praktijk van de tandarts plotseling gesloten en niet bereikbaar. Klaagster verwijt de tandarts dat hij is vertrokken zonder iets van zich te laten horen. Daarnaast verwijt klaagster de tandarts dat hij geweigerd heeft haar dossier te verstrekken en dat zij extra kosten heeft moeten maken omdat de nieuwe tandarts röntgenfoto’s opnieuw heeft moeten maken, terwijl deze al voorhanden waren. Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is en legt als maatregel een voorwaardelijke schorsing op.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:173 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-367/AL/GLD

    Voorzittersbeslissing. Klager verwijt verweerder dat hij WhatsApp-gesprekken tussen verweerder en klager aan (de gemachtigde van) mr. V, zijn kantoorgenoot, ter beschikking heeft gesteld ten behoeve van de verdediging van mr. V tegen een tuchtklacht van klager. De voorzitter overweegt dat het de voorkeur zou hebben verdiend om slechts de voor die tuchtzaak relevante gedeelten van de Whatsapp-gesprekken in het geding te brengen. Wat hier ook van zij: dit is echter niet door verweerder, maar door de gemachtigde van mr. V gedaan. Bovendien zijn deze WhatsApp-gesprekken alleen in de beslotenheid van de tuchtrechtelijke procedure overgelegd. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:87 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6674

    Gegronde klacht tegen een bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft tot tweemaal toe een advies gegeven over de belastbaarheid van klager zonder daarbij te beschikken over informatie die hij zelf van belang vond. Hij heeft dit gedaan zonder de overwegingen daarvoor vast te leggen of duidelijk uit te leggen. De klachtonderdelen die hier over gaan zijn gegrond. Klachtonderdeel over niet serieus nemen van klachten over discriminatie is ongegrond. Gezien een eerder opgelegde maatregel, de ernst van de normschendingen en het feit dat de bedrijfsarts er geen enkele blijk van heeft gegeven in te zien wat er verkeerd is aan zijn handelen legt het college de maatregel van schorsing voor de duur van één maand op.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:68 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5574

    Klager verwijt de bedrijfsarts onder meer dat hij een discriminerende opmerking maakte in het dossier van klager, niet open en eerlijk communiceerde en het beloofde mediationgesprek niet meer organiseerde. Oordeel college: de opmerking in het dossier kan niet als discriminerend worden aangemerkt. Enig onderzoek naar de aanwezigheid van een cultureel verschil getuigde van zorgvuldigheid. Het college ziet niet in waarom de bedrijfsarts klager nog had moeten bevragen over een mogelijk cultureel probleem, aangezien de werkgever deze mogelijkheid had verworpen. De bedrijfsarts had omtrent de mediation regie moeten voeren en niet de wijze van uitvoering en de communicatie richting werkgever en werknemer volledig aan partijen moeten overlaten, wetende dat zij er samen nog niet uit konden komen. Klacht deels gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TNORDHA:2024:10 Kamer voor het notariaat Den Haag 24-37

    Bekrachtiging van ordemaatregel. De voorzitter van de kamer heeft op grond van artikel 27 lid 1 Wna aan de notaris de ordemaatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt opgelegd voor onbepaalde tijd. Omdat de lichamelijke situatie waarin de notaris verkeerd niet wezenlijk veranderd is, heeft de kamer de beslissing tot schorsing van de notaris bekrachtigd.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:66 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6512

    Cardioloog wordt verweten dat hij een te hoge dosering medicatie aan klager heeft voorgeschreven. Op goede gronden is de gebruikelijke dosering voorgeschreven. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2032/5343

    Klaagster verwijt de bedrijfsarts dat hij 1) niet in overeenstemming met de privacywetgeving handelde en 2) niet op een juiste wijze een verslag opstelde van gemaakte afspraken en klaagster daarover ook onjuist informeerde. Oordeel college: klaagster is niet-ontvankelijk in klachtonderdeel 1), omdat zij niet rechtstreeks is geraakt in een concreet eigen belang dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg. Klachtonderdeel 2) is gegrond. De bedrijfsarts had opnieuw naar de situatie moeten kijken of klaagster inmiddels weer volledig belastbaar was. Hij won onvoldoende informatie in om redelijkerwijs tot die conclusie te kunnen komen. De bedrijfsarts communiceerde onduidelijk met klaagster over het al dan niet aanpassen van de urenbeperking. Hij diende terug te komen op wat hij eerder met haar had besproken en bij haar na te gaan of zij de informatie toen voldoende had begrepen en ook begreep wat dit voor haar zou kunnen gaan betekenen. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:154 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6192

    Ongegronde klacht tegen een arts verstandelijk gehandicapten (arts VG). Klaagster is de moeder van haar in september 2021 overleden dochter, die zelfmoord heeft gepleegd. Klaagster verwijt de arts VG dat zij geen goede en adequate zorg heeft geleverd, onzorgvuldig heeft gehandeld inzake de medicatie en de ernst van de klachten en bijwerkingen niet voldoende serieus heeft genomen. De arts VG heeft uitgelegd dat er bij de dochter van klaagster geen sprake was van chronische depressiviteit maar van stemmingsproblematiek. Naar het oordeel van het college heeft de arts VG de klachten zorgvuldig onderzocht en behandeld en is er voldoende aandacht geweest voor de psychiatrische problematiek van de dochter van klaagster. Niet gebleken is dat de arts VG een second opinion uitdrukkelijk heeft geweigerd of tegengehouden. De arts VG heeft er op gewezen dat er in afstemming met haar door de orthopedagoog-generalist een suïcide risico taxatie is opgesteld. In het team is de dochter van klaagster vervolgens goed geobserveerd en is de begeleiding geïntensiveerd.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:155 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6194

    Ongegronde klacht tegen een psychiater. Klaagster is de moeder van haar in september 2021 overleden dochter, die zelfmoord heeft gepleegd. Klaagster verwijt de psychiater dat hij geen adequate zorg en begeleiding heeft geleverd door onder andere de diagnose autisme aan te nemen en niet te onderzoeken, na te laten om de bipolaire stoornis te monitoren en het voorschrijven en monitoren van anti-depressiva en anti-psychotica over te laten aan de arts verstandelijk gehandicapten. Ook verwijt zij de psychiater dat hij een deel niet betrokken is geweest en dat hij niet op de hoogte was van het stoppen van medicatie en problematiek. Naar het oordeel van het college volgen er uit het dossier geen redenen om de diagnostiek in twijfel te trekken daaruit blijkt niet dat de psychiater geen onderzoek naar de diagnostiek heeft gedaan. Van het niet monitoren van de bipolaire stoornis is geen sprake geweest. Van onvoldoende zorgdragen voor het medicatiebeleid blijkt ook niets, er vond wekelijks ruggespraak plaats tussen de psychiater en de arts verstandelijk gehandicapten. Hoewel in het dossier summier beschreven heeft de psychiater de problematiek van de dochter in kaart gebracht en tijdens de zitting alsnog inzichtelijk gemaakt. Overige klachtonderdelen ook ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:156 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6193

    Ongegronde klacht tegen een orthopedagoog-generalist. Klaagster is de moeder van haar in september 2021 overleden dochter, die zelfmoord heeft gepleegd. Klaagster verwijt de orthopedagoog-generalist dat zij geen goede en adequate zorg heeft geleverd en in haar communicatie onvolledig was. Uit de verslagen en het (medisch) dossier volgt dat regelmatig met de dochter van klaagster gesproken is, ook en vooral over hoe zij zich voelde en het college merkt daarbij nog op dat de dochter van klaagster voor zorgverleners moeilijk te lezen was. De orthopedagoog-generalist heeft in afstemming met de arts verstandelijk gehandicapten een suïcide risico taxatie opgesteld. In het team is de dochter van klaagster vervolgens goed geobserveerd en is de begeleiding geïntensiveerd. Het geven van informatie vooraf over de eigen bijdrage die vanuit de WLZ verlangd wordt is niet de taak van een orthopedagoog-generalist, maar van de clustermanager. De orthopedagoog-generalist heeft uiteengezet dat de dochter van klaagster bezwaar had gemaakt tegen het informeren van haar familie over haar suïcidepoging. Ook is gebleken dat in de periode waarin de tweede WLZ-aanvraag speelde klaagster tijdelijk niet was aangesloten bij de behandeling, ondanks pogingen daartoe van het behandelteam. Het college ziet ook hier geen aanleiding voor het maken van een tuchtrechtelijk verwijt aan de orthopedagoog-generalist, omdat hierbij rekening moest worden gehouden met zowel het respecteren van de wensen van Marnit als het zorgen voor een voor haar steunende omgeving.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:170 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-640/AL/OV

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:157 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6195

    Ongegronde klacht tegen een GZ-psycholoog. Klaagster is de moeder van haar in september 2021 overleden dochter, die zelfmoord heeft gepleegd. Volgens klaagster heeft de GZ-psycholoog geen adequate zorg en begeleiding gegeven, omdat zij niet vooraf heeft onderzocht of haar dochter het MDO op 15 september 2021 aankon, tijdens het MDO niet aan haar dochter heeft gevraagd wat zij zelf wilde en heeft nagelaten om op 16 september 2021, toen haar dochter werd vermist, direct alarm te slaan en de politie in te schakelen. De GZ-psycholoog heeft uitgelegd dat vanuit de betrokken cliëntbegeleider geen signalen waren dat de dochter van klaagster het MDO niet aan zou kunnen. Ook tijdens het MDO waren die signalen er niet. Dat dit alles niet klopt of anders is gelopen, is het college niet gebleken. Uit de verslagen van het MDO is gebleken dat er verschillende opties zijn benoemd tijdens het MDO. Deze opties zijn, zo bleek ook ter zitting, besproken met de dochter van klaagster. Op 16 september 2021 heeft de begeleiding met de vader en tante van de dochter van klaagster afgesproken de situatie nog even aan te kijken. Daarom is op dat moment nog geen contact opgenomen met de politie. Op 17 september 2021 is de dochter van klaagster als vermist opgegeven en heeft de GZ-psycholoog op verzoek van de politie onderbouwd waarom er zorgen waren en heeft schriftelijk suïcide signalen beschreven. Het college is van oordeel dat gelet op deze geschetste gang van zaken, de GZ-psycholoog niet kan worden verweten nog even te hebben afgewacht en de politie nog niet te alarmeren. Alle klachtonderdelen ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:171 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-733/AL/OV

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:95 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-531/DB/LI

    Tussenbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. De raad verwijst de zaak opnieuw terug naar de deken. Met de eerdere tussenbeslissing was het niet de bedoeling dat de geheimhoudingsplicht van verweerder of de deken zou worden geschonden. Verweerder zou de deken volledig informeren en volledig verweer kunnen voeren tegen de klachtonderdelen zonder zijn geheimhoudingsplicht te schenden. Van dit (inhoudelijk) onderzoek door de deken zouden derden, waaronder klaagster en de raad, geen kennis nemen. De raad verzoekt de deken dit onderzoek te verrichten. Vervolgens wenst de raad van de deken te vernemen of het zo is dat de geheimhoudingsplicht van verweerder inderdaad in de weg staat aan het voeren van verweer. De raad houdt de verdere behandeling van de zaak en iedere verdere beslissing aan.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:199 Hof van Discipline 's Gravenhage 230023

    Klager was het niet eens met een door de Raad voor de Kinderbescherming opgemaakt rapport. De rechtbank heeft geen zitting gelast, maar een datum voor beschikking gegeven. De raad oordeelde dat verweerster bij de rechtbank om een zitting had moeten vragen en verklaarde de klacht gegrond met waarschuwing. Het hof vernietigt de uitspraak van de raad en verklaart de klacht ongegrond. Zonder mandaat van haar cliënt kon verweerster bij de rechtbank niet om een zitting vragen.

  • ECLI:NL:TNORARL:2024:23 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/427966 / KL RK 23-127

    Een notaris heeft een ministerieplicht en mag niet op de stoel van de rechter gaan zitten. De notaris heeft niet onzorgvuldig gehandeld en heeft klager de juiste informatie verstrekt.

  • ECLI:NL:TNORARL:2024:24 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/428561 / KL RK 23-138

    De kamer komt tot de conclusie dat de notaris in deze zaak heeft gehandeld in strijd met de vereiste onpartijdigheid en onafhankelijkheid, omdat hij had moeten voorkomen dat de indruk kan ontstaan dat een ondernemer met vastgoedconnecties met hem als notaris verbonden is.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:200 Hof van Discipline 's Gravenhage 230295

    Klacht tegen de advocaat van de wederpartij over onjuiste en onnodige mededelingen in een verweerschrift ongegrond. Bekrachtiging beslissing raad.

  • ECLI:NL:TNORARL:2024:25 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/431035 / KL RK 24-15

    Notaris heeft zich voldoende vergewist van de wilsbekwaamheid van moeder. Hij heeft voldaan aan zijn ministerieplicht. Klachten ongegrond.