ECLI:NL:TGDKG:2024:90 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/752500 / DW RK 24/229 MdV/SM
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2024:90 |
---|---|
Datum uitspraak: | 04-09-2024 |
Datum publicatie: | 09-09-2024 |
Zaaknummer(s): | C/13/752500 / DW RK 24/229 MdV/SM |
Onderwerp: | BFT |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht gegrond. Geen maatregel en proceskostenveroordeling. Door zijn salaris uit te betalen van de kwaliteitsrekening met betalingstekort heeft de waarnemer in strijd met de wet en aldus tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. Nu het een proefprocedure betreft, zal de kamer echter geen maatregel opleggen en de waarnemer evenmin in de proceskosten veroordelen. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 4 september 2024 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/752500 / DW RK 24/229 MdV/SM ingesteld door:
BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT (hierna: het BFT),
gevestigd te Utrecht,
klaagster,
gemachtigde: mr. A. van den Brink en mr. J. Feikema,
tegen:
[ ]
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
Ontstaan en verloop van de procedure
Bij brief met bijlagen, ingekomen op 19 juni 2024, heeft het BFT een klacht ingediend tegen beklaagde in zijn hoedanigheid van waarnemend gerechtsdeurwaarder (hierna: de waarnemer). Bij verweerschrift, ingekomen op 20 juni 2024, heeft de waarnemer op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 juli 2024 alwaar het BFT bij gemachtigden en de waarnemer zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 4 september 2024.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Op verzoek van het BFT heeft de kamer bij beslissing van 26 januari 2024 gerechtsdeurwaarders [ ] en [ ], geschorst op grond van artikel 38 lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) onder meer vanwege een bewaringstekort op de kwaliteitsrekening. De waarnemer is vervolgens als zodanig benoemd bij het kantoor van de geschorste gerechtsdeurwaarders.
- Op of rond 10 juni 2024 heeft de waarnemer een bedrag van € 4.240,18 overgemaakt van de kwaliteitsrekening van het waargenomen kantoor naar de kwaliteitsrekening van zijn eigen kantoor. Dit bedrag betreft de eerste factuur voor de werkzaamheden die de gerechtsdeurwaarder als waarnemer heeft verricht.
2. De klacht
Het BFT meent dat de waarnemer – samengevat – in strijd met de huidige regelgeving heeft gehandeld door de kosten van de waarneming te verhalen op de kwaliteitsrekening van de geschorste gerechtsdeurwaarders terwijl een bewaringstekort bestaat. Deze werkwijze leidt tot benadeling van de rechthebbenden op de kwaliteitsrekening. Bovendien kan de waarnemer zijn salaris betaald krijgen door bijvoorbeeld beslag te leggen ten laste van de waargenomen gerechtsdeurwaarders of door een beroep te doen op het Voorzieningenfonds van de beroepsorganisatie. Gelet op de voortdurende discussie hierover tussen het BFT en de beroepsgroep, heeft het BFT (in overleg met de waarnemer) deze klacht ingediend teneinde een uitspraak van de kamer uit te lokken. Het is het BFT er niet om te doen dat aan de waarnemer een tuchtrechtelijke sanctie wordt opgelegd. Vanwege het karakter van een proefprocedure verzoekt het BFT de kamer dan ook geen maatregel op te leggen, indien de tuchtklacht gegrond wordt verklaard.
3. Het verweer van de waarnemer
De waarnemer heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw) zijn (waarnemend-) gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (waarnemend-)gerechtsdeurwaarder niet betaamt.
4.2 De vraag die voorligt is of de waarnemer een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden als hij zijn salaris van de kwaliteitsrekening van de waargenomen gerechtsdeurwaarders afhaalt terwijl sprake is van een bewaringstekort.
4.3 De waarnemer heeft – kort gezegd – aangevoerd dat, in geval van een bewaringstekort, er weinig alternatieven zijn die ertoe leiden dat de waarnemend-gerechtsdeurwaarder vergoeding van kosten door de waargenomen gerechtsdeurwaarder(s) tegemoet kan zien. De keuzes zouden zich beperken tot het doen van een beroep op het Voorzieningenfonds van de beroepsorganisatie, een overboeking van de kwaliteitsrekening of via een nog te treffen wettelijke regeling. In het eerste alternatief ziet de waarnemer een principieel bezwaar omdat door gebruik te maken van het Voorzieningenfonds de rekening uiteindelijk betaald wordt door alle beroepsbeoefenaars in plaats van door de twee geschorste collega’s. De waarnemer heeft daarom ervoor gekozen de kosten te betalen van de kwaliteitsrekening. Het gekozen en volgens de waarnemer beste alternatief is mede ingegeven door een uitspraak van rechtbank Midden-Nederland (d.d. 25-03-2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:9896) en de redenering dat door de door de waarnemend gerechtsdeurwaarder verrichte arbeid uiteindelijk de belangen van de gezamenlijke schuldeisers worden behartigd dan wel beschermd en dat zij daarom daardoor niet onevenredig benadeeld worden.
4.4 Uitgangspunt bij waarneming is echter dat de waarnemer de positie inneemt van de waargenomen gerechtsdeurwaarder, en dat hij dus dezelfde rechten en verplichtingen heeft. Dit volgt met zoveel woorden uit artikel 24 lid 1 Gdw. Deze positie brengt met zich dat nu het de waargenomen gerechtsdeurwaarders niet is toegestaan gelden aan de kwaliteitsrekening te onttrekken in het geval van een bewaringstekort, het de waarnemer dus ook niet is toegestaan. Dit betekent dat de waarnemer ook zijn salaris niet van de kwaliteitsrekening mag halen bij een bewaringstekort. Het door de waarnemer ervaren probleem (dat de waargenomen gerechtsdeurwaarder de kosten niet kan of wil betalen) kan niet worden opgelost door in strijd met de wet te handelen. De wet bepaalt (in artikel 24 lid 6 Gdw) dat de kosten van waarneming ten laste van de waargenomen gerechtsdeurwaarder komen, dus niet ten laste van de rechthebbenden op de kwaliteitsrekening. Hoezeer hun belangen in beginsel ook worden gediend door de waarneming, is de positie van de waarnemer niet te vergelijken met die van een curator. De bevoegdheden van de curator staan in de (Faillissements)wet en het salaris van de curator is onderworpen aan rechterlijk toezicht. De aangehaalde uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland biedt evenmin grondslag voor de door de waarnemer gekozen route. Die uitspraak is gedaan in een concrete zaak (waarin bovendien geen inhoudelijk debat is gevoerd) en heeft geen algemene gelding. De waarnemer zal zich dus moeten richten tot de waargenomen gerechtsdeurwaarders, wat hij in dit geval nog niet heeft gedaan. Als vervolgens blijkt dat zij inderdaad niet in staat zijn de kosten van waarneming te betalen, manifesteert zich het door de waarnemer ervaren probleem. Dat probleem heeft de beroepsgroep onderkend en ondervangen door het Voorzieningenfonds op te richten en de kosten daarvoor collectief te dragen opdat de rechthebbenden op de kwaliteitsrekening niet (nog) meer schade lijden ten gevolge van het disfunctioneren van collega-gerechtsdeurwaarders.
4.5 Door zijn salaris uit te betalen van de kwaliteitsrekening met betalingstekort heeft de waarnemer dan ook in strijd met de wet en aldus tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. Nu het een proefprocedure betreft, zal de kamer echter geen maatregel opleggen en de waarnemer evenmin in de proceskosten veroordelen. Wel wordt ervan uitgegaan dat het betaalde salaris door de waarnemer wordt teruggestort op de kwaliteitsrekening van de waargenomen gerechtsdeurwaarders.
4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht gegrond;
- laat het opleggen van een maatregel achterwege.
Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, voorzitter, en mr. L. van Berkum en M.F.J. Pijnenburg, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 september 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.