ECLI:NL:TDIVTC:2024:15 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2022/45
ECLI: | ECLI:NL:TDIVTC:2024:15 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-05-2024 |
Datum publicatie: | 09-09-2024 |
Zaaknummer(s): | 2022/45 |
Onderwerp: | Honden, subonderwerp: - |
Beslissingen: | Gegrond met waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Hond. Klacht tegen een paraveterinair met betrekking tot een bij een hond uitgevoerde gebitsbehandeling. De paraveterinair heeft haar bevoegdheden overschreden door zonder overleg met de dierenarts te beslissen dat de hond niet op controle hoefde te komen. Daarnaast had zij aan de dierenarts moeten doorgeven dat de hond eerder niet goed op een narcose had gereageerd. Volgt waarschuwing. |
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Uitspraak in de zaak van
X., klaagster
tegen:
Y. beklaagde
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1. DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. Aangezien de klachten op hetzelfde feitencomplex betrekking hebben, heeft het college besloten tot een gelijktijdige doch niet gevoegde behandeling van de onderhavige zaak en de zaak met nummer 2022/44, die plaatsvond op 26 oktober 2023. Ter zitting zijn klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. V.J.R. Tjien-Fooh, beklaagde, bijgestaan door haar gemachtigde mr. ing. I.E. Boissevain en drie collega’s van beklaagde verschenen. Hierna is uitspraak bepaald.
2. DE KLACHT
Beklaagde wordt, samengevat en zakelijk weergegeven, verweten dat zij niet heeft uitgelegd wat het doel was van het pre-anesthetisch bloedonderzoek. Daarnaast wordt beklaagde verweten dat zij niet voorafgaand aan de operatie heeft doorgegeven aan de dierenarts dat de hond van klaagster niet goed reageerde op een voorgaande narcose. Beklaagde wordt verder verweten dat zij tijdens het telefoongesprek dat is gevoerd de dag na de operatie de klachten die klaagster heeft beschreven bagatelliseerde en heeft geoordeeld dat klaagster niet langs hoefde te komen met haar hond voor een controle.
3. DE VOORGESCHIEDENIS
3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klaagster, een mannelijke toy poedel, geboren op 22 juli 2019 met een gewicht van 2,3 kilogram.
3.2. Op 9 februari 2022 is een speciale gebitscontrole uitgevoerd. Na deze controle is tegen klaagster gezegd dat er tandsteen verwijderd moest worden. Klaagster heeft toen aan de dienstdoende dierenarts gevraagd naar de risico’s van een narcose. De dierenarts heeft geantwoord dat er altijd risico’s zijn verbonden aan een narcose maar dat zij en haar collega’s nog nooit zoiets hebben meegemaakt in de praktijk. Er is vervolgens een afspraak gepland op 23 februari 2022.
3.3. Op 19 februari 2022 is via de mail een ‘voorzorgbrief gebit’ gestuurd naar klaagster. In deze voorzorgbrief wordt onder andere vermeld dat er een pre-anesthetisch bloedonderzoek kan worden uitgevoerd dat bijdraagt aan een veiligere narcose.
3.4. Klaagster heeft de hond op 23 februari 2022 naar de kliniek gebracht. Beklaagde heeft samen met klaagster het opnameformulier doorlopen en besproken. Daarbij heeft beklaagde aan klaagster gevraagd of zij een pre-anesthetisch bloedonderzoek wil laten uitvoeren. Klaagster heeft – na de uitleg van beklaagde – gekozen om geen bloedonderzoek te laten verrichten. Zij heeft daarvoor als reden gegeven dat de hond pas twee jaar jong is en het haar niet nodig leek bij een gebitsbehandeling. Klaagster heeft daarna aan beklaagde doorgegeven dat de hond op een voorgaande ingreep, te weten de castratie, niet goed heeft gereageerd, omdat hij wat trager wakker werd na de narcose. Beklaagde heeft deze boodschap mondeling doorgegeven aan de Engelssprekende assistent van de dierenarts.
3.5. De narcose is niet naar behoren verlopen, onder andere vanwege temperatuurschommelingen. In de patiëntenkaart is genoteerd: ‘epileptische aanval gehad?’. Beklaagde was niet bij de behandeling betrokken. Wel heeft zij tijdens de behandeling – in opdracht van de dierenarts – klaagster gebeld om toestemming te vragen om negentien tanden en kiezen te laten trekken bij de hond. Na de operatie heeft beklaagde in de wachtkamer met klaagster gesproken over de temperatuurschommelingen.
3.6. De dag na de gebitsbehandeling, te weten 24 februari 2022, heeft beklaagde telefonisch contact gezocht met klaagster om 10:12 uur. Beklaagde heeft gevraagd hoe het ging met de hond. Klaagster heeft aangegeven dat de hond nog erg wankel is op zijn pootjes. Ook wil hij nog niet wandelen, dus zet klaagster hem steeds buiten zodat hij zijn behoefte kan doen. De hond heeft al wel wat gegeten en het geven van medicatie is goed gelukt. Klaagster heeft aan beklaagde gevraagd of een controle nog nodig is. Beklaagde heeft – zonder overleg met een dierenarts – aangegeven dat klaagster altijd langs mag komen, maar dat dat in principe niet nodig is. Beklaagde heeft het telefoongesprek vervolgens in de patiëntenkaart geregistreerd.
3.7. Op 24 februari 2022 om 18:51 uur heeft klaagster gebeld naar de praktijk van beklaagde. Een collega van beklaagde heeft opgenomen. Klaagster heeft aangegeven dat de hond begint te janken na het eten en door zijn pootjes zakt. De collega heeft aangegeven dat ze tot 20:00 uur open zijn en dat klaagster kan bellen als er iets is of als de klachten aan blijven houden. Na 20:00 uur kon klaagster de spoeddienst bellen.
3.8. Klaagster is in de avond van 24 februari 2024 naar een medisch centrum gegaan. Op 25 februari 2022 was de situatie nog steeds niet beter. De hond had hersenschade en reageerde nergens meer op. In overleg met klaagster is de hond ingeslapen.
4. HET VERWEER
Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.
5. DE BEOORDELING
5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als paraveterinair had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren.
5.2. Klaagster verwijt beklaagde dat beklaagde klaagster niet heeft ingelicht wat het doel is van het pre-anesthetisch bloedonderzoek. Het college concludeert op basis van de stukken dat klaagster voldoende is geïnformeerd over het pre-anesthetisch bloedonderzoek. Klaagster heeft op 19 februari 2022 per mail een voorzorgbrief ontvangen waarin wordt vermeld dat het bloedonderzoek is bedoeld om te kunnen besluiten om een aangepaste narcose te geven of infuustherapie te starten. Op deze manier draagt het bloedonderzoek bij aan een veiligere narcose. Beklaagde heeft op de dag van de operatie kort met klaagster over het pre-anesthetisch bloedonderzoek gesproken en uitgelegd dat het bloedonderzoek is bedoeld om de nieren en lever te testen voor de narcose en dat het bloedonderzoek wordt uitgevoerd voor een veilige narcose. Met de voorzorgbrief en het gesprek is klaagster naar het oordeel van het college voldoende geïnformeerd over het doel van het bloedonderzoek. Dat beklaagde daarop heeft gezegd dat zij het bloedonderzoek niet nodig vindt, omdat haar hond nog jong is en het gaat om een gebitsbehandeling, is haar eigen beslissing geweest dat beklaagde niet kan worden verweten. Het bloedonderzoek was immers niet verplicht. De klacht is in zoverre ongegrond.
5.3. Klaagster verwijt beklaagde daarnaast dat beklaagde niet aan de dierenarts heeft doorgegeven dat de hond niet goed heeft gereageerd op een voorgaande narcose, omdat hij wat trager wakker werd. Beklaagde heeft verklaard dat deze informatie niet op haar overkwam alsof er zich tijdens de voorgaande narcoseproblemen hebben voorgedaan. Zij heeft besloten om het mondeling door te geven aan de Engelssprekende assistent van de dierenarts. Beklaagde heeft de informatie nergens genoteerd. Naar het oordeel van het college heeft beklaagde niet juist gehandeld. Het is aan de dierenarts om te beslissen of de informatie over een voorgaande narcose van belang kan zijn. Het college acht het louter doorgeven aan de Engelssprekende assistent van de dierenarts onvoldoende. Op deze manier is het immers niet zeker dat de informatie (correct) aan de dierenarts wordt doorgegeven en de dierenarts op basis van de juiste informatie een beslissing kan nemen. In zoverre is de klacht gegrond.
5.4. Klaagster verwijt beklaagde ook dat beklaagde heeft geoordeeld dat een controle niet nodig is de dag na de operatie en dat beklaagde tijdens het telefoongesprek de symptomen die klaagster heeft opgenoemd heeft gebagatelliseerd. Het college stelt op basis van de verklaringen van beklaagde en de patiëntenkaart vast dat beklaagde op 24 februari 2022 slechts om 10:12 uur contact heeft opgenomen met klaagster. Het telefoongesprek om 18:51 uur is gevoerd door een collega van beklaagde. Beklaagde is alleen verantwoordelijk voor haar eigen veterinair handelen en niet voor het veterinair handelen van een collega. Het college kan op basis van het dossier niet vaststellen dat beklaagde tijdens het telefoongesprek om 10:12 uur bagatelliserend heeft gesproken over de symptomen die klaagster tijdens het gesprek heeft genoemd. In zoverre is de klacht ongegrond.
Het college stelt vast dat beklaagde op 24 februari 2022 (gedeeltelijk) op de hoogte was van de complicaties die zijn ontstaan tijdens en na de narcose op 23 februari 2022. Beklaagde is immers degene die klaagster op de hoogte heeft gebracht van de temperatuurschommelingen. Gelet op het feit dat de narcose niet naar behoren is verlopen in samenhang met het feit dat de hond de dag erna nog niet geheel is hersteld, had beklaagde niet zelfstandig mogen beslissen dat de hond niet op controle hoefde te komen. Dit soort beslissingen zijn voorbehouden aan dierenartsen, temeer omdat er complicaties zijn opgetreden tijdens de narcose. Beklaagde heeft hiermee naar het oordeel van het college haar bevoegdheden overschreden. In zoverre wordt de klacht gegrond verklaard.
5.5. Samenvattend is het college van oordeel dat beklaagde haar bevoegdheden als paraveterinair heeft overschreden door zonder overleg met de dierenarts te beslissen dat de hond niet op controle hoefde te komen. Daarnaast had beklaagde de informatie over een voorgaande narcose direct aan de dierenarts moeten doorgeven. Na te melden maatregel wordt door het college passend en geboden geacht.
6. DE BESLISSING
Het college:
verklaart de klacht gegrond, als onder 5.5 samengevat;
geeft beklaagde daarvoor een waarschuwing, als bedoeld in artikel 8.31, eerste lid, onderdeel a, van de Wet dieren.
Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden-dierenartsen, drs. B.J.A. Langhorst-Mak, drs. J.A.M. van Gils, drs. A.C.M. van Heuven-Van Kats en mevrouw J.E.G.J. Mullink Koffrie, en uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2024.