ECLI:NL:TGZCTG:2024:147 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2298
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2024:147 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-09-2024 |
Datum publicatie: | 11-09-2024 |
Zaaknummer(s): | C2023/2298 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht van een cosmetisch arts tegen een openbaar apotheker. Klager heeft voor zichzelf een handgeschreven recept uitgeschreven voor een antibioticum. De apotheker heeft geweigerd de medicatie af te leveren omdat het recept handgeschreven was. Volgens klager heeft de apotheker op oneigenlijke gronden geweigerd de medicatie af te leveren waardoor hij is blootgesteld aan een onaanvaardbaar risico. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt aan de openbaar apotheker de maatregel van waarschuwing op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de apotheker tegen deze beslissing. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/2298 van
A., openbaar apotheker, werkzaam in B., appellant, verweerder in eerste
aanleg,hierna: de apotheker, gemachtigde:
mr. M.H.M. Mook, verbonden aan ARAG SE,
tegen
C., wonende in B., verweerder in beroep, klager in eerste
aanleg, hierna: klager.
1. Procesverloop
Klager heeft op 8 mei 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege in Amsterdam een klacht
ingediend tegen de apotheker. Dat college heeft de klacht in zijn beslissing van 28
november 2023, onder nummer A2023/5631, gegrond verklaard en de apotheker de maatregel
van waarschuwing opgelegd. De apotheker heeft tegen die beslissing beroep ingesteld.
Klager heeft een verweerschrift in beroep ingediend. De zaak is in beroep behandeld
op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van
19 augustus 2024. Klager en de apotheker zijn beiden verschenen. De apotheker werd
bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M.H.M. Mook, voornoemd. Partijen hebben hun standpunten
op de zitting verder toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klager (cosmetisch arts) heeft voor zichzelf een handgeschreven recept uitgeschreven
voor een antibioticum. De apotheker heeft geweigerd de medicatie af te leveren omdat
het recept handgeschreven was. Volgens klager heeft de apotheker op oneigenlijke gronden
geweigerd de medicatie af te leveren waardoor hij is blootgesteld aan een onaanvaardbaar
medisch risico.
Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is. Hierna licht het college
dat toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 8 mei 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen.
2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 17 oktober 2023. De partijen
zijn verschenen. Verweerder werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De partijen en
de gemachtigde van verweerder hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klager
heeft pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klager is cosmetisch arts.
3.2 Verweerder is openbaar apotheker. Ten tijde van het handelen waarover wordt
geklaagd, werkte hij op projectbasis bij een apotheek aan de ….straat in B. (hierna:
de apotheek).
3.3 Op 21 december 2022 heeft klager zich aan het begin van de avond gemeld bij
de balie van de apotheek met een handgeschreven recept voor een antibioticum voor
eigen gebruik. Omdat het een handgeschreven recept betrof, heeft de apothekersassistente
de apotheker om advies gevraagd. De apotheker zag in het systeem dat klager vaker
voor zichzelf handgeschreven recepten uitschrijft.
3.4 In het daaropvolgende gesprek met klager heeft de apotheker laten weten dat
hij de medicatie niet kon afleveren omdat het een handgeschreven recept betrof en
handgeschreven recepten een uitzondering moeten zijn en geen regel. Toen klager opmerkte
dat er volgens de vigerende richtlijn geen reden was om de medicatie weigeren, heeft
de apotheker laten weten dat hij hierover eerst wilde overleggen met de KNMP. Toen
klager bleef aandringen, heeft de apotheker klager gesuggereerd naar een andere apotheek
te gaan, die hem mogelijk wel verder kon helpen.
3.5 Klager is dezelfde avond teruggekomen met een uitgetypt recept. De apotheker
heeft de medicatie toen wel afgeleverd.
4. De klacht en de reactie van de openbaar apotheker
4.1 Klager verwijt de apotheker dat hij:
a) heeft geweigerd medicatie af te leveren aan een collega-zorgverlener omdat
het recept handgeschreven was;
b) geen valide argumenten naar voren heeft gebracht die de weigering
rechtvaardigen;
c) zich niet heeft gehouden aan de professionele standaard van de KNMG en de
KNMP;
d) klager aan een onacceptabel groot medisch risico heeft blootgesteld.
4.2 De apotheker is van mening dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Hij
stelt te hebben gehandeld volgens de geldende richtlijn, waaruit volgt dat alleen
in uitzonderlijke gevallen of bij acuut gevaar een handgeschreven recept in behandeling
kan worden genomen. De apotheker verzoekt het college de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de apotheker de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende apotheker.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden.
Beoordeling van de klacht
5.2 Klager heeft zijn klacht onderverdeeld in vier klachtonderdelen. Deze onderdelen
lenen zich voor gezamenlijke behandeling. In de kern verwijt klager de apotheker dat
hij ten onrechte heeft geweigerd medicatie af te leveren op basis van een handgeschreven
recept en klager hierdoor aan een onacceptabel medisch risico heeft blootgesteld.
5.3 Uit de KNMG-richtlijn elektronisch voorschrijven (september 2013, hierna: de
richtlijn) volgt dat geneesmiddelen voorgeschreven dienen te worden met gebruikmaking
van een elektronisch voorschrijfsysteem dat – ten behoeve van de patiëntveiligheid
– functionaliteiten bevat waarmee interacties met andere geneesmiddelen, individuele
gevoeligheden, ongevoeligheden of overgevoeligheden van de patiënt voor het desbetreffende
geneesmiddel, een onjuiste dosering, (pseudo) dubbelmedicatie en contra-indicaties
kunnen worden bewaakt. Volgens artikel 4 van de richtlijn is voorschrijven van geneesmiddelen
zonder gebruik te maken van een elektronisch voorschrijfsysteem uitsluitend toegestaan
als:
a. de voorschrijver werkzaam is op een locatie waar elektronisch voorschrijven
niet goed mogelijk is, onder de voorwaarde dat de voorschriften en gebruikte geneesmiddelen
achteraf alsnog in een elektronisch voorschrijfsysteem worden ingevoerd; of
b. de voorschrijver uitsluitend een zeer beperkt palet aan geneesmiddelen voorschrijft,
onder de voorwaarde dat de voorschrijver vooraf een prospectieve risicoanalyse maakt
op de voorschriften; of
c. de voorschrijver zeer zelden een geneesmiddel voorschrijft, onder de voorwaarde
dat de voorschrijver zich kan verantwoorden over de bewaking van de voorschriften
alsof het ingevoerd was in een elektronisch voorschrijfsysteem; of
d. sprake is van een onvoorziene situatie, onder de voorwaarde dat elektronisch
voorschrijven in dat specifieke geval niet mogelijk was en de voorschrijver hierover
achteraf verantwoording kan afleggen.
De richtlijn is van toepassing op het voorschrijven van geneesmiddelen. De richtlijn
bevat geen algemene verplichting voor apothekers om handgeschreven voorschriften te
weigeren.
5.4 Naar het oordeel van het college had de apotheker goede gronden om terughoudend
te zijn bij het uitgeven van de medicatie aan klager op basis van het door hem zelf
en voor zichzelf uitgeschreven handgeschreven recept. Bij een handgeschreven recept
is namelijk niet meteen duidelijk of een zorgvuldige risicoanalyse heeft plaatsgevonden.
Voorts heeft de apotheker onweersproken toegelicht dat hij in het systeem kon zien
dat klager regelmatig voor zichzelf handgeschreven recepten uitschrijft, terwijl artsen
wordt aangeraden terughoudend te zijn met het voorschrijven van geneesmiddelen voor
eigen gebruik. De apotheker heeft verder onweersproken toegelicht dat de kuurlengte
ongebruikelijk lang was, namelijk 42 doxycycline tabletten. Dat is een kuur voor 21
dagen, terwijl doorgaans doxycycline voor een periode van 10 dagen wordt voorgeschreven.
Het getuigt volgens het college van zorgvuldigheid dat de apotheker de medicatie in
deze omstandigheden niet zonder meer heeft afgeleverd.
5.5 Het college kan niet vaststellen hoe de daaropvolgende discussie tussen klager
en de apotheker precies is verlopen. De lezing van partijen hierover verschilt. Wel
is duidelijk dat beide partijen de discussie als onplezierig hebben ervaren. De apotheker
heeft onder meer verklaard dat hij de medicatie niet wilde meegeven op basis van het
handgeschreven recept, dat hij zich overvallen voelde, eerst ruggenspraak wilde houden
met de KNMP en aan klager heeft gesuggereerd het bij een andere apotheek te proberen,
die hem mogelijk wel verder kon helpen. De apotheker kan zich niet herinneren dat
klager heeft uitgelegd waarom het noodzakelijk was dat meteen met de antibioticakuur
zou worden gestart. Volgens klager heeft hij dit geprobeerd uit te leggen, maar werd
hij afgekapt. De apotheker zou hebben gezegd dat de behandeling best een dag kon wachten
en dat klager zijn geluk maar moest beproeven bij een andere apotheek in de stad.
5.6 Volgens het college lag het op de weg van de apotheker om duidelijk te krijgen
of zich één van de uitzonderingssituaties zoals genoemd in artikel 4 van voornoemde
richtlijn voordeed. Omdat klager het recept voor zichzelf had uitgeschreven, had de
apotheker hem kunnen en moeten bevragen over de door klager uitgevoerde risicoanalyse
en de medische noodzaak om meteen met de behandeling te starten. Dit inhoudelijke
gesprek heeft niet plaatsgevonden. Het college kan niet vaststellen wie daarvan een
verwijt valt te maken. Onder deze omstandigheden had de apotheker het afleveren van
de medicatie echter niet mogen weigeren, temeer omdat het een antibioticum betrof.
In het algemeen geldt immers dat zo snel mogelijk met een antibioticakuur moet worden
gestart. De apotheker had er bovendien voor kunnen kiezen voorlopig een kleinere hoeveelheid
(bijvoorbeeld 1 doosje) mee te geven.
Slotsom
5.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht gegrond is.
Maatregel
5.8 Nu de klacht gegrond is, moet het college oordelen welke maatregel in deze
omstandigheden passend is. Volgens het college getuigt het van zorgvuldigheid dat
de apotheker een pas op de plaats heeft gemaakt bij het afleveren van de medicatie.
Het lag evenwel op de weg van de apotheker om hierover inhoudelijk in gesprek te gaan
met klager. Tot dit inhoudelijke gesprek is het niet gekomen. Het college kan niet
vaststellen wie daarvan een verwijt valt te maken. Dit laat onverlet dat de apotheker
klager in dit geval had moeten helpen en het afleveren van de medicatie niet had mogen
weigeren. Gelet op het voorgaande volstaat het college met de maatregel van waarschuwing.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten
en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg. Die weergave
is in beroep niet of in elk geval onvoldoende bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Klager, een cosmetisch arts, heeft voor zichzelf een handgeschreven recept
uitgeschreven voor een antibioticumkuur van drie weken. De klacht gaat over de weigering
van de apotheker om aan klager de medicatie af te leveren, omdat het recept handgeschreven
was. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de apotheker klager in dit geval
had moeten helpen en het afleveren van medicatie niet had mogen weigeren. Het heeft
de klacht gegrond verklaard en aan de apotheker een waarschuwing opgelegd.
4.2 De apotheker is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.
Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege de beslissing te vernietigen en de klacht alsnog
ongegrond te verklaren.
4.3 Klager heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege
om het beroep van de apotheker te verwerpen.
4.4 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van het in eerste aanleg door
partijen schriftelijk en mondeling over de klacht gevoerde debat. In beroep hebben
partijen het debat nog een keer gevoerd. Daarbij heeft ieder van hen standpunten ingenomen
over de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college
gegeven beschouwingen en beslissingen. De behandeling van de zaak in beroep heeft
geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met de
overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over de klacht en neemt
deze overwegingen en dit oordeel integraal over.
4.5 Daarbij merkt het Centraal Tuchtcollege nog op dat de apotheker inderdaad goede
redenen had om terughoudend te zijn bij het uitgeven van de medicatie aan klager op
basis van het door hemzelf en voor zichzelf handgeschreven recept. Het lag vervolgens
op de weg van de apotheker om duidelijk te krijgen of zich één van de uitzonderingssituaties,
als bedoeld in artikel 4 van de KNMG-richtlijn elektronisch voorschrijven voordeed.
Tot een inhoudelijk gesprek is het niet gekomen. Het Centraal Tuchtcollege kan net
als het Regionaal Tuchtcollege niet vaststellen wie daarvan een verwijt valt te maken.
Aannemelijk is echter dat klager, zoals hij stelt, de apotheker destijds wel heeft
gezegd dat er een medische noodzaak was om meteen met de antibiotica te kunnen starten.
Onder deze omstandigheden had de apotheker het afleveren van de medicatie niet zonder
meer mogen weigeren. Van hem mocht worden verwacht dat hij klager in ieder geval voldoende
tabletten voor diezelfde avond en de volgende ochtend had meegegeven. De apotheker
had dan de volgende dag alsnog met de KNMP kunnen overleggen, zoals kennelijk zijn
bedoeling was. Dat klager hier geen genoegen mee zou hebben genomen, zoals de apotheker
in beroep stelt, wordt door klager ontkend en is niet komen vast te staan. Dit betekent
dat de apotheker een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat hij,
gelet op de medische noodzaak waar klager zich op beriep en die door de apotheker
niet is bestreden, niet voldoende tabletten voor de avond en de volgende ochtend heeft
willen geven. Dat hij later die avond op basis van een getypt recept de gevraagde
medicatie alsnog heeft geleverd doet hier niet aan af.
4.6 De conclusie is dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht gegrond heeft
verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is voorts met het Regionaal Tuchtcollege van
oordeel dat in dit geval de maatregel van waarschuwing passend en toereikend is. Dit
betekent dat het beroep van de apotheker zal worden verworpen.
5. De beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: E.J. Daalder, voorzitter; Y. Buruma en H. de Hek,
leden
juristen en A.J.S. van Hattum en P.W. Lebbink, leden beroepsgenoten en E.D. Boer,
secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 11 september 2024.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.