ECLI:NL:TDIVTC:2024:14 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2022/44
ECLI: | ECLI:NL:TDIVTC:2024:14 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-05-2024 |
Datum publicatie: | 09-09-2024 |
Zaaknummer(s): | 2022/44 |
Onderwerp: | Honden, subonderwerp: - |
Beslissingen: | Ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Hond. Diverse verwijten met betrekking tot een door een dierenarts bij een hond uitgevoerde gebitsbehandeling. Klacht ongegrond. |
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Uitspraak in de zaak van
X., klaagster
tegen:
drs. Y. beklaagde
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1. DE PROCEDURE
Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. Aangezien de klachten op hetzelfde feitencomplex betrekking hebben, heeft het college besloten tot een gelijktijdige doch niet gevoegde behandeling van de onderhavige zaak en de zaak met nummer 2022/45, die plaatsvond op 26 oktober 2023. Ter zitting zijn klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. V.J.R. Tjien-Fooh, beklaagde, bijgestaan door haar gemachtigde mr. ing. I.E. Boissevain, en drie collega’s van beklaagde verschenen. Hierna is uitspraak bepaald.
2. DE KLACHT
Beklaagde wordt, samengevat en zakelijk weergegeven, verweten dat:
1. zij onvoldoende informatie heeft gegeven over het pre-anesthetisch bloedonderzoek;
2. zij een te lange en te ingrijpende behandeling heeft uitgevoerd door in één keer negentien tanden en kiezen te trekken;
3. zij een onjuist narcosemiddel heeft gebruikt;
4. zij onjuiste apparatuur heeft gebruikt;
5. zij onvoldoende uitleg heeft gegeven aan de telefoon over andere behandelopties;
6. zij klaagster niet heeft doorverwezen naar een gespecialiseerde kliniek;
7. zij heeft nagelaten om belangrijke informatie over de behandeling en de recovery door te geven aan klaagster;
8. zij onvoldoende nazorg heeft verricht; en
9. het dossier niet op orde was.
3. DE VOORGESCHIEDENIS
3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klaagster, een mannelijke toy poedel, geboren op 22 juli 2019 met een gewicht van 2,3 kilogram.
3.2. Op 9 februari 2022 is een speciale gebitscontrole uitgevoerd bij de hond. Na deze controle heeft een collega van beklaagde bij klaagster aangegeven dat er tandsteen verwijderd moest worden. Klaagster heeft toen aan de dienstdoende dierenarts gevraagd naar de risico’s van een narcose. De dierenarts heeft geantwoord dat er altijd risico’s zijn verbonden aan een narcose, maar dat zij en haar collega’s nog nooit zoiets hebben meegemaakt in de praktijk. Er is vervolgens een afspraak gepland op 23 februari 2022.
3.3. Op 19 februari 2022 is via de mail een ‘voorzorgbrief gebit’ gestuurd naar klaagster. In deze voorzorgbrief wordt onder andere vermeld dat er een pre-anesthetisch bloedonderzoek kan worden uitgevoerd dat bijdraagt aan een veiligere narcose.
3.4. Klaagster heeft op 23 februari 2022 Z naar de kliniek van beklaagde gebracht. De paraveterinair (zie zaak met nummer 2022/45) heeft met klaagster de in 3.3 bedoelde voorzorgbrief doorgelopen. Klaagster heeft verklaard af te zien van het pre-anesthetisch bloedonderzoek. Beklaagde heeft de hond vervolgens onder narcose gebracht door toediening van Sedastart 1 mg/ml en Ketalin 100 mg/ml. Tijdens de narcose is iedere 15 minuten de temperatuur gecontroleerd.
3.5. De paraveterinair heeft in opdracht van beklaagde om 11:56 uur klaagster gebeld. Na het verwijderen van de tandsteen bleek dat er negentien tanden en kiezen verwijderd moesten worden wegens furcaties en diepe pockets. Klaagster heeft gevraagd of deze ingreep echt nodig is. Beklaagde heeft aangegeven dat dat het geval was, omdat de tanden en kiezen anders zouden gaan ontsteken. Klaagster heeft daarop toestemming gegeven om de tanden en kiezen te trekken. Beklaagde heeft vervolgens de tanden en kiezen getrokken. De ingreep heeft iets langer dan twee uur geduurd.
3.6. Na de gebitsbehandeling is de hond naar de recovery gegaan. Zijn temperatuur was op dat moment 36,4 graden Celsius, ondanks de kruiken en de warmtemat. Hij warmde vervolgens op naar 36,8 graden Celsius. Dertig minuten later was de temperatuur gestegen naar 40,5 graden Celsius en was de hond slap en had hij veel speeksel in zijn bek. In de patiëntenkaart is bij dit moment genoteerd: ‘epileptische aanval gehad?’ Vijf minuten later is de temperatuur gezakt naar 35 graden Celsius. De temperatuur bleef vervolgens schommelen tussen de 35,3 en 35,6 graden Celsius. Uit het neurologisch onderzoek bleek dat de hond niet meer reageerde op prikkels. Er is vervolgens bloed afgenomen voor een bloedonderzoek.
3.7. Om 16:02 uur heeft beklaagde klaagster gebeld om door te geven dat de recovery wegens temperatuurschommelingen niet verliep zoals normaal. Daarop is klaagster langsgekomen bij de kliniek. Zij heeft plaatsgenomen in de wachtkamer. De paraveterinair heeft klaagster op de hoogte gehouden van de temperatuur van de hond.
3.8. Beklaagde heeft klaagster gesproken toen klaagster bij de hond bij het opnamehok zat. Beklaagde heeft doorgegeven dat de operatie niet soepel is verlopen en dat de hond misschien een aanval heeft gehad.
3.9. De hond mocht vervolgens met klaagster mee naar huis. Bij het mee naar huis geven door een collega was de hond voldoende alert, reageerde hij op de omgeving en was de temperatuur weer normaal. Er is geen controleafspraak ingepland.
3.10. Op 24 februari 2022 om 10:12 uur heeft de paraveterinair klaagster gebeld. Klaagster heeft aangegeven dat de hond nog erg wankel is op zijn pootjes. Ook wil hij nog niet wandelen, dus zet klaagster hem steeds buiten zodat hij zijn behoefte kan doen. De hond heeft al wel wat gegeten en het geven van medicatie is goed gelukt. Klaagster heeft aan de paraveterinair gevraagd of een controle nog nodig is. De paraveterinair heeft – zonder overleg met beklaagde – aangegeven dat klaagster altijd langs mag komen, maar dat het in principe niet nodig is.
3.11. Op 24 februari 2022 om 18:51 uur heeft klaagster gebeld naar de praktijk van beklaagde. Een collega van beklaagde heeft opgenomen. Klaagster heeft aangegeven dat de hond begint te janken na het eten en door zijn pootjes zakt. De collega heeft aangegeven dat ze tot 20:00 uur open zijn en dat klaagster kan bellen als er iets is of als de klachten aan blijven houden. Na 20:00 uur kon klaagster de spoeddienst bellen.
3.12. Klaagster is in de avond van 24 februari 2024 naar een medisch centrum gegaan. Op 25 februari 2022 was de situatie nog steeds niet beter. De hond had hersenschade en reageerde nergens meer op. In overleg met klaagster is de hond ingeslapen.
4. HET VERWEER
Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.
5. DE BEOORDELING
5.1. In het geding is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 in verbinding met artikel 4.2 van de Wet dieren. Bij de beantwoording van die vraag gaat het er naar vaste jurisprudentie niet om of de meest optimale zorg is verleend, maar of het veterinair handelen van de dierenarts in retrospectief bezien binnen de grenzen van de redelijke bekwame beroepsuitoefening is gebleven.
Klacht 1: pre-anesthetisch bloedonderzoek
5.2. Volgens klaagster heeft beklaagde onvoldoende informatie gegeven over het pre-anesthetisch bloedonderzoek. Het college concludeert op basis van de stukken dat klaagster voldoende is geïnformeerd over het pre-anesthetisch bloedonderzoek. Klaagster heeft op 19 februari 2022 per mail een voorzorgbrief ontvangen waarin wordt vermeld dat het bloedonderzoek is bedoeld om te kunnen besluiten om een aangepaste narcose te geven of infuustherapie te starten. Op deze manier draagt het bloedonderzoek bij aan een veiligere narcose. De paraveterinair heeft op de dag van de operatie met klaagster kort over het pre-anesthetisch bloedonderzoek gesproken. Met de voorzorgbrief en het gesprek met de paraveterinair is klaagster naar het oordeel van het college voldoende geïnformeerd over het doel van het bloedonderzoek. De klacht is zodoende ongegrond.
Klacht 2: de operatie
5.3. Volgens klaagster heeft beklaagde een te lange en te intensieve behandeling uitgevoerd door negentien tanden en kiezen te trekken. Beklaagde heeft de hond ruim twee uur onder narcose behandeld. In de praktijk waar beklaagde werkzaam is, is afgesproken dat de maximale narcosetijd twee uur bedraagt. Beklaagde heeft aangegeven dat zij na twee uur behandelen nog twee tanden moest trekken en om die reden ervoor heeft gekozen de behandeling af te maken. Het college is van oordeel dat het geen onlogische keuze is geweest van beklaagde om de behandeling af te maken. De hond had immers opnieuw onder narcose gemoeten als beklaagde de behandeling niet had afgemaakt, wat ook de nodige risico’s met zich mee had kunnen brengen. Daarnaast is het college van oordeel dat beklaagde niet onjuist heeft gehandeld door de negentien tanden en kiezen te trekken. Een hond heeft in totaal 42 elementen. De 19 tanden die zijn getrokken vallen binnen de marge van het aantal tanden dat in één keer getrokken mag worden. Tijdens het verwijderen van de tandsteen heeft beklaagde geconstateerd dat het gebit van de hond in een slechte staat verkeerde door de vele furcaties en diepe pockets. Bij gebrek aan bewijs voor het tegendeel gaat het college uit van de door beklaagde beschreven staat van het gebit van de hond, zoals ook staat beschreven in de patiëntenkaart. Nu vaststaat dat het gebit van de hond in een dermate slechte staat verkeerde, is de intensieve behandeling die beklaagde heeft uitgevoerd naar het oordeel van het college gerechtvaardigd. De klacht wordt zodoende ongegrond verklaard.
Klacht 3: narcosemiddel
5.4. Klaagster stelt zich op het standpunt dat beklaagde een onjuist narcosemiddel heeft gebruikt. Het college oordeelt als volgt over de toegediende narcosemiddelen. Er zijn blijkens de patiëntenkaart geëigende narcosemiddelen in passende doseringen toegediend. Beklaagde heeft de hond onder narcose gebracht door toediening van 0,13 ml Sedastart 1 mg/ml en 0,06 ml Ketalin 100 mg/ml. Deze toegepaste narcosewijze kan niet als veterinair onjuist worden gekwalificeerd. De klacht wordt zodoende ongegrond verklaard.
Klacht 4: apparatuur
5.5. Klaagster stelt zich op het standpunt dat beklaagde onjuiste apparatuur heeft gebruikt, met name door geen gebruik te maken van een capnograaf. Het college oordeelt als volgt over de gebruikte apparatuur. Het college stelt voorop dat bij de vraag of een dierenarts tekort is geschoten bij de behandeling het er niet om gaat of de meest optimale zorg is verleend, maar of het veterinair handelen van de dierenarts in retrospectief bezien binnen de grenzen van de redelijke bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Het college oordeelt dat het gebruik maken van een braunule en een IV-infuus valt binnen de grenzen van de redelijke beroepsuitoefening. Het gebruik maken van een capnograaf was aan te bevelen maar niet noodzakelijk. De klacht is zodoende ongegrond.
Klacht 5: gespecialiseerde kliniek
5.6. Klaagster verwijt beklaagde dat beklaagde klaagster niet heeft doorverwezen naar een gespecialiseerde kliniek om de gebitsbehandeling uit te voeren. Het college is van oordeel dat een gebitsbehandeling geen behandeling is die noodzakelijkerwijs alleen door een gespecialiseerde kliniek kan worden uitgevoerd. Het college acht beklaagde voldoende bekwaam om een dergelijke gebitsbehandeling uit te voeren. Het college heeft namelijk geen aanleiding om te veronderstellen dat beklaagde over onvoldoende vaardigheden beschikte. Ook gebruikte zij de juiste instrumenten om de gebitsbehandeling uit te voeren. Beklaagde had klaagster zodoende niet hoeven doorverwijzen naar een gespecialiseerde kliniek.
Klacht 6: behandelopties
5.7. Ter zitting is komen vast te staan dat de klacht betreffende de andere behandelopties voor de gebitsbehandeling is ingediend tegen beklaagde. De paraveterinair, op wie de klacht in eerste instantie zag, heeft slechts de informatie die zij van beklaagde kreeg doorgegeven. Ter zitting heeft beklaagde voldoende op de klacht kunnen reageren. Het college zal deze klacht zodoende behandelen.
5.8. Volgens klaagster heeft beklaagde haar onvoldoende geïnformeerd over de verschillende behandelopties. Ter zitting heeft beklaagde verklaard dat er geen andere opties waren dan het verwijderen van alle aangegeven elementen zodat de elementen niet zouden gaan ontsteken. Het telefoongesprek was slechts bedoeld om toestemming te vragen aan klaagster voor het verwijderen van de negentien elementen. Het college acht de verklaring van beklaagde aannemelijk. Deze klacht is zodoende ongegrond.
Klacht 7: niet doorgeven van belangrijke informatie over de behandeling en recovery
5.9. Beide partijen hebben een andere verklaring gegeven ten aanzien van deze klacht. Volgens klaagster heeft beklaagde slechts aan haar medegedeeld dat de hond ‘misschien een aanval had of zo’ en dat zij voortaan goed de tanden moest poetsen om een mogelijk volgende narcose te voorkomen. Beklaagde bestrijdt de stellingen van klaagster. Beklaagde stelt zich op het standpunt dat zij heeft geprobeerd om aan klaagster uit te leggen wat er tijdens de operatie is voorgevallen, maar dat zij het idee kreeg dat haar boodschap niet binnenkwam bij klaagster. Ze heeft niet verteld dat de hond een epileptische aanval heeft gehad, maar wel wat zij tijdens de operatie heeft gezien, onder andere dat er veel speeksel in de bek zat, de temperatuur schommelde en dat er weinig contact was. De mogelijke gevolgen wilde zij op een later moment met klaagster bespreken.
5.10. Over deze klacht bestaat zodoende tegenspraak. Naar vaste tuchtrechtspraak geldt dat, wanneer partijen elkaar tegenspreken over bepaalde feiten en op grond van de beschikbare gegevens door het college niet kan worden vastgesteld van welke lezing moet worden uitgegaan, de klacht met betrekking tot het desbetreffende onderdeel niet gegrond kan worden bevonden. Dit berust niet op de opvatting dat het woord van een klager minder geloof verdient dan dat van de beklaagde dierenarts, maar op het uitgangspunt dat het oordeel omtrent de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van het veterinair handelen of nalaten waarover is geklaagd, zijn grondslag behoort te vinden in feiten en omstandigheden die als vaststaand kunnen worden aangenomen. Een tuchtrechtelijke maatregel kan slechts op zodanige feiten en omstandigheden worden gebaseerd.
Nu er tegenspraak bestaat over de communicatie na afloop van de behandeling, wordt de klacht op grond van het voorgaande ongegrond verklaard.
Klacht 8: de nazorg
5.11. Klaagster verwijt beklaagde dat beklaagde onvoldoende nazorg heeft gegeven door de hond niet de volgende dag op controle te laten komen. Het college oordeelt als volgt. Ondanks dat er sprake was van een intensieve behandeling, was het niet op voorhand nodig om een controleafspraak in te plannen. Wel heeft beklaagde de paraveterinair opgedragen om de dag na de operatie klaagster te bellen. Dat de paraveterinair zonder overleg met beklaagde heeft besloten dat het niet noodzakelijk was om de hond langs te laten komen voor een controle, kan beklaagde niet worden verweten. In het veterinair tuchtrecht geldt immers als uitgangspunt dat een dierenarts alleen voor zijn of haar eigen veterinair handelen verantwoordelijk is en niet voor het veterinair handelen van een collega. De klacht wordt zodoende ongegrond verklaard.
Klacht 9: het dossier
5.12. Klaagster stelt zich op het standpunt dat in het dossier tegenstrijdigheden staan, waaronder de temperatuur van de hond bij het mee naar huis geven. Het college constateert deze tegenstrijdigheid ook. Op de hokkaart wordt als laatste temperatuur 37,2 graden Celsius aangegeven terwijl in de patiëntenkaart een temperatuur staat van 38,8 graden Celsius. Het college acht deze tegenstrijdigheid echter niet dusdanig ernstig dat er een tuchtrechtelijke consequentie dient te volgen. Deze klacht wordt daardoor ongegrond verklaard.
6. DE BESLISSING
Het college:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden-dierenartsen drs. M. Lockhorst, drs. B.J.A. Langhorst-Mak, drs. J.A.M. van Gils en drs. A.C.M. van Heuven-Van Kats, en uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2024.