Zoekresultaten 41501-41550 van de 44994 resultaten

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0779 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1018b

    Klagers verwijten verweerster dat zij zonder mededeling vooraf aan klagers een zorgmelding over hun dochter heeft gedaan bij Bureau Jeugdzorg. Het college is van oordeel dat klagers vooraf van het voornemen een zorgmelding te doen in kennis hadden moeten worden gesteld. Geen reden aangevoerd waarom in kennisstelling achterwege kon worden gelaten. Gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1230 Raad van Discipline Amsterdam 10-123U

    De klacht betreft in de kern het verzuim om in het kader van een arbeidsrechtelijk geschil een ontbindingsverzoek in te dienen, terwijl verweerder aan klaagster telkens bericht dit wel te hebben gedaan. Verweerder erkent fout. De raad rekent het verwijt verweerder zwaar aan. Door na te laten het ontbindingsverzoek in te dienen en klaagster ontijdig en onjuist hierover te informeren en klaagster daardoor in een onjuiste veronderstelling te laten, is verweerder ernstig tekortgeschoten in zijn zorg jegens klaagster. De klacht is gegrond. Eén maand schorsing voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde tijdige betaling van de laatste schikkingstermijn ten aanzien van de schade van klaagster.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1224 Raad van Discipline Amsterdam 09-342U

    Klacht over eigen advocaat. Advocaat zou zich ontijdig onttrokken hebben en hebben gedreigd en anderszins onzorgvuldig hebben gecommuniceerd, excessief hebben gedeclareerd en een kort geding onvoldoende hebben voorbereid. Klachten deels gegrond. Beslissing over excessief declareren aangehouden. Beslissing op overige klachtonderdelen, voor zover gegrond: berisping.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1256 Raad van Discipline Amsterdam 10-098A

    Klacht over het niet nagaan of cliënt recht heeft op gefinancierde rechtsbijstand. De raad stelt vast dat afspraken omtrent financiële aspecten van de zaak niet (volledig) schriftelijk zijn vastgelegd. Het risico hiervan is voor de advocaat. Klacht gegrond, enkele waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1237 Raad van Discipline Amsterdam 10-116U

    De klacht betreft de advocaat van de wederpartij. Klager verwijt verweerder dat hij ten behoeve van een kort geding gebruik heeft gemaakt van onrechtmatig verkregen documenten. Daarnaast heeft verweerder een vonnis overgelegd, dat niet openbaar was. De raad is van oordeel dat de klachten ongegrond zijn.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0773 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 H 130b

    Klager verwijt de psychiater dat deze heft geweigerd de noodzakelijke zorg te verlenen en klager uit de inrichting heft ontslagen, terwijl een machtiging tot voortgezet verblijf was verleend tot x-datum. Voorts verwijt klager de psychiater dat hij geen ontslagbrief heeft onvangen. Het College wijst de klacht af.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1231 Raad van Discipline Amsterdam 10-136U

    Klager verwijt verweerder hem bewust te hebben benadeeld doordat verweerder zonder overleg met klager en zonder goede rechtvaardiging gelet op de besproken strategie akkoord is gegaan met uiststel van een aanhangig gemaakt kort geding, terwijl dit strijdig was met het belang van de zaak, waarin juist spoed was geboden. Verweerder heeft zich weinig coöperatief richting zowel de deken als de raad opgesteld. Verweerder heeft nagelaten duidelijkheid te geven over de redenen van zijn handelen. Gelet op het dossier en het verhandelde ter zitting had klager niet zonder overleg met klager zonder meer akkoord mogen gaan met het geuite voornemenvan de president om de zaak aan te houden. De klacht is gegrond: berisping.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1225 Raad van Discipline Amsterdam 10-093H

    Klacht over advocaat waarmee in het verleden werd samengewerkt. Verweerder heeft aangeboden ter delging van een schuld een vordering op een cliënt over te dragen. Klagers stellen dat de vordering niet bestaat en een onjuist aangeduide cliënt betreft. Klacht inhoudelijk ongegrond. Klagers zijn daarnaast niet-ontvankelijk in zijn klacht dat verweerder daarmee zijn geheimhoudingsplicht zou schenden, omdat klagers daarbij onvoldoende zelfstandig belang hebben.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0780 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09162

    Klagers verwijten verweerder dat hij een onprofessionele houding heeft gehad tijdens het intakegesprek en te veel heeft gedeclareerd voor het intakegesprek, namelijk twee maal € 278,- in plaats van één maal € 160,- zoals aangegeven was op de website van verweerder. Het college is van oordeel dat hoewel de website misverstanden op kan roepen, deze niet misleidend is. Verweerder mocht bedrag declareren. Ook overig niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2010:YG0774 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2009 O 195

    Klaagster verwijt de psychiater dat zij klaagster tijdens het onderzoek bevooroordeeld tegemoet is getreden en intimiderend heeft bejegend toen zij elkaar tegenkwamen op straat. Klaagster verwijt de psychiater voorts dat zij het EPD heeft ingezien zonder toestemming van klaagster en de opgestelde rapportage heeft doorgestuurd zonder klaagster de gelegenheid te bieden tot inzage en correctie van het rapport. Tenslotte verwijt klaagster de psychiater dat de rapportage gebrekkig was. Het College verklaart een klachtonderdeel gegrond en legt de maatregel van waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0768 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09189

    Klaagster verwijt verweerder dat hij de diagnose heeft gemist door de situatie waaraan moeder van klaagster leed af te doen als een griepje Verder heeft verweerder geweigerd patiënte door te verwijzen naar het ziekenhuis en hij heeft de ambulance niet willen bellen. Bij dit alles heeft verweerder zich jegens patiënte en de dochters onprofessioneel en respectloos gedragen. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het college acht de klacht op twee onderdelen gegrond. Te weten tekortschieten ten aanzien van anamnese, onderzoek en diagnose tijdens de visite en de reactie tijdens het telefoongesprek met klaagster daags daarna. Het college voegt daar nog aan toe dat de documentatie van deze visite niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet.

  • ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1219 Raad van Discipline Arnhem 10-38

    De klacht zag op het leggen van een conservatoir beslag namens een niet bestaande vennootschap, het niet onverwijld opheffen daarvan, het zonder toestemming van klaagster optreden namens een vennootschap waarvan klaagster, naast haar ex-echtgenoot / cliënt van verweerster, zelfstandig bevoegd bestuurder was, en het voeren van overbodige procedures tegen klaagster. Vergissingen zijn niet klachtwaardig. Klachten missen voorts deels feitelijke grondslag.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0769 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1029

    Verweerder heeft nadat hij ziek werd tijdens een opname wegens desensibilisatie een onjuiste diagnose gesteld en patiënt ten onrechte zonder bloedkweken te nemen en ondanks de koorts naar huis laten gaan. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Volgens het college is naar het oordeel van het college de diagnose op zorgvuldige wijze tot stand gekomen; ter zake kan aan verweerder niets worden verweten. Het college oordeelt dat de klacht ongegrond is.

  • ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0124 Accountantskamer Zwolle 10/609 Wtra AK

    Terecht heeft betrokkene ter waarborg van een bedreiging van zijn objectiviteit maatregelen getroffen, echter daarbij heeft hij (door voortijdige beeindiging van zijn diensten) onvoldoende de belangen van klaagsters in acht genomen en aldus onzorgvuldig gehandeld.

  • ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1220 Raad van Discipline Arnhem 10-93

    Klacht dat advocaat van de wederpartij niet de volmacht van zijn cliënt heeft getoond, ongegrond nu klaagster na de bevestiging door de advocaat van zijn volmacht, de kwestie heeft laten rusten en niet meer om de onderliggende volmacht heeft gevraagd. Gestelde psychologische intimidatie niet gebleken. Nu klaagster het op een executie heeft laten aankomen, kan zij er niet over klagen dat de kosten van de executie aan haar in rekeningen zijn gebracht.

  • ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1217 Raad van Discipline Arnhem 10-103

    Als een cliënt aangeeft niet in aanmerking te komen voor gefinancierde rechtshulp, kan de advocaat daar niet zonder meer van uitgaan en dient de advocaat na te gaan of de argumenten waarop deze conclusie is gebaseerd, valide zijn. In dit geval was die conclusie gebaseerd op eigen woningbezit, terwijl dat voor de criteria om in aanmerking te komen voor een toevoeging, niet langer een rol speelde. Enkele waarschuwing nu er geen tuchtrechtelijk verleden is.

  • ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1218 Raad van Discipline Arnhem 10-57

    Een zorgvuldige rechtshulpverlening vergt dat bij toezending van een vonnis steeds expliciet de aandacht wordt gevestigd op de termijn van rechtsmiddelen, en vast te leggen wat er voor nodig is om van zo’n rechtsmiddel gebruik te maken. Alleen dan bestaat er voldoende zekerheid dat de cliënt ook daadwerkelijk van deze voor zijn rechtspositie wezenlijke informatie kennis heeft kunnen nemen. Klager klaagt terecht dat dit is nagelaten. Volstaan wordt met een enkele waarschuwing nu verweerder de werkwijze inmiddels heeft aangepast.

  • ECLI:NL:TNOKAMS:2010:YC0553 Kamer van toezicht Amsterdam 446971/NT09-56 Pee

    Op grond van artikel 547 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient de notaris van binnengekomen biedingen op te executeren zaken onverwijld afschrift aan de executant en de geëxecuteerde te geven. In de onderhavige zaak was de veilingdatum bepaald op 6 mei 2008. Tot veertien dagen vóór 6 mei kon onderhands worden geboden, derhalve tot 22 april 2008. De notaris stelt in haar verweer dat door zon- en feestdagen voorafgaand aan de veilingdatum het voor haar onmogelijk was nog onverwijld een afschrift van de biedingen aan klager te zenden. Daarmee heeft zij een onjuiste voorstelling van de feiten gegeven. Immers, uit het voorgaande blijkt dat zij uiterlijk op 23 april 2008, dus een week vóór de in haar verweer genoemde zon- en feestdagen, aan klager een afschrift had kunnen (en moeten) zenden van de toen ontvangen biedingen. Dat betekent dat de notaris klachtwaardig heeft gehandeld, immers in strijd met de voormelde wetsartikelen. Daar komt bij dat haar opstelling in deze procedure, waarbij zij de voor dit aspect van de zaak relevante feiten onjuist heeft weergegeven, zodanig onbehoorlijk en ongewenst is, dat de kamer de maatregel van berisping op zijn plaats acht.

  • ECLI:NL:TNOKAMS:2010:YC0554 Kamer van toezicht Amsterdam 448400 / NT 10-4 Pee

    Een aan de notarisklerk verwijtbare gedraging wordt de notaris tuchtrechtelijk toegerekend. De kamer kan niet vaststellen of klagers gewezen zijn op de risico's van hun overeenkomst en of de notarisklerk hen heeft voorgelicht over alternatieven. De notaris heeft zich ten onrechte laten sturen door de wederpartij van klagers. De kamer legt de notaris een waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0756 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 050/2010

    Klacht van de Inspectie tegen een psychotherapeut, tevens gezondheidszorgpsycholoog over het aangaan van een intieme relatie met een (ex-)cliënte. Het college wijst op artikel III.2.3.7 van de Beroepscode van het NIP. Tegen voorgaande achtergrond behoeft het nauwelijks betoog dat het aangaan van een intieme relatie door verweerder met de cliënte in kwestie niet door de tuchtrechtelijke beugel kan. Het is maar de vraag of de behandelrelatie was beëindigd, al was de EMDR-therapie afgerond, omdat cliënte nog een beroep deed op verweerder bij door haar ondervonden problemen. In elk geval werd die relatie direct aansluitend aan de behandelrelatie aangegaan. Ook het bij cliënte thuis, ook ’s avonds, therapie geven acht het college onvoldoende professioneel, nu de daaraan ten grondslag liggende reden -oppasproblemen van cliënte- zulks niet rechtvaardigen. Verweerder heeft zakelijk en privé met elkaar vermengd, met alle risico’s van dien. Het college heeft bij het bepalen van de maatregel onder meer acht geslagen op de ernst van het feit, tegen de achtergrond van eerdere relaties die verweerder is aangegaan terwijl hij zich realiseerde of in elk geval had moeten realiseren dat dit in die context niet toegestaan was. Schorsing voor de duur van 6 maanden en publicatie.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0763 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.309

    Klacht tegen orthopedisch chirurg over met name het verschaffen van informatie over de mogelijke gevolgen van een operatieve ingreep aan de enkel. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht in alle onderdelen af. In beroep onderschrijft het Centraal Tuchtcollege het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat voor de vraag of de arts klager had moeten informeren dat na de ingreep door klager ervaren klachten mogelijk het gevolg zijn van de ingreep, onderscheid moet worden gemaakt tussen klacht over doof gevoel en over de onmogelijkheid de tweede tot en met vijfde teen te heffen. Het dove gevoel is te beschouwen als een mogelijke complicatie en daarvoor is blijkens het dossier gewaarschuwd. De onmogelijkheid genoemde tenen te heffen kan in redelijkheid niet als gevolg van de operatieve ingreep worden beschouwd. Hiervoor hoefde de arts niet te waarschuwen. Het beroep tegen deze alsmede tegen de ongegrond verklaarde klachten over de behandeling en bejegening wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0757 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 204/2009

    Klacht tegen huisarts. De klacht betreft de moeder van klager, hierna patiënte te noemen. Klager trof patiënte thuis aan met een halfzijdige verlamming. Klager verwijt verweerster onder meer dat zij te laat bij patiënte is verschenen, patiënte niet in aanmerking heeft laten komen voor trombolyse en dat zij een melding bij de ambulance heeft gedaan voor besteld vervoer. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0764 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.310

    Verwijt aan anesthesist dat (1) klager niet is geïnformeerd over zenuwletsel en dat (2) neurologische uitval het gevolg is van door arts uitgevoerde anesthesie. Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat preoperatieve informatie is gegeven door een collega anesthesioloog en reeds daarom niet kan slagen. Overigens, aldus Regionaal Tuchtcollege, zijn de door klager ervaren klachten hoogst zelden beschreven als mogelijke complicatie van de uitgevoerde anesthesietechniek en hoefde daarvoor in redelijkheid ook niet gewaarschuwd te worden (artikel 7:448, lid 2 sub b BW). Ook het tweede onderdeel van de klacht faalt. De door klager ondervonden klachten zijn in redelijkheid niet aan te merken als mogelijk gevolg van de uitgevoerde anesthesie. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat, waar de arts is afgeweken van de wijze van verdoven zoals tijdens de preoperatieve informatie is uitgelegd, dit op juiste gronden is gedaan en voorts ook door de arts met klager is gecommuniceerd. Ook overigens onderschrijft het Centraal Tuchtcollege het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat de klacht ongegrond is. Beroep verworpen.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0758 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 057/2010

    Klacht tegen revalidatiearts. Klaagster verwijt verweerder dat hij, zonder medisch onderzoek te hebben verricht, in een schriftelijke rapportage een beoordeling heeft gegeven over de gezondheidstoestand van klaagster. Verweerder zou in die rapportage uitspraken hebben gedaan en beoordelingen hebben gegeven zonder (medische ) grondslag waarbij verweerder is uitgegaan van veronderstellingen die de lichamelijke en geestelijke integriteit van klaagster raken. Klacht gegrond. Het college legt verweerder de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0765 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.314

    Klager verwijt psychiater dat hij tijdens zijn detentie geen adequate behandeling heeft gekregen. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af en overweegt daartoe dat er geen sprake is van weigering. Het komt voor rekening van klager indien hij van aangeboden hulp geen gebruik wil maken. Klager diende psychiater tenminste de gelegenheid te bieden te beoordelen welke hulp klager nodig had. In beroep overweegt het Centraal Tuchtcollege dat de psychiater door gebrek aan medewerking van de zijde van klager niet heeft kunnen toekomen aan nadere diagnostiek en behandeling. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0759 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.256

    Klacht tegen anesthesioloog/pijnbestrijder. De arts heeft bij klaagster een discusdenervatie verricht. Klaagster verwijt de arts haar onvoldoende te hebben geïnformeerd, een onjuiste diagnose te hebben gesteld en haar onheus te hebben behandeld door het verdoven en de verrichting met een hand uit te voeren terwijl hij met zijn andere hand een telefoontoestel vasthield en telefoneerde. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de eerste twee klachtonderdelen ongegrond en het derde klachtonderdeel gegrond en berispt de arts. De arts komt van die beslissing in beroep. Hij betwist in beroep primair bij gebrek aan wetenschap de feitelijke vaststelling dat hij tijdens de behandeling heeft getelefoneerd. Subsidiair vindt hij de hem opgelegde maatregel te zwaar. Tegenover de consistente verklaring van klaagster acht het Centraal Tuchtcollege de verklaring van de arts in beroep dat hij zich het gebeuren niet meer herinnert ongeloofwaardig. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel de arts zich volledig had moeten concentreren op zijn medisch handelen. Daarbij past het voeren van een telefoongesprek niet en is ook overigens onbeleefd tegenover de betrokken patiënt. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0766 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.033

    Klager verwijt GZ-psycholoog dat hij tijdens zijn detentie geen adequate behandeling heeft gekregen. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af en overweegt daartoe dat er geen sprake is van weigering. Het komt voor rekening van klager indien hij van aangeboden hulp geen gebruik wil maken. Klager diende GZ-psycholoog tenminste de gelegenheid te bieden te beoordelen welke hulp klager nodig had. In beroep overweegt het Centraal Tuchtcollege dat de GZ-psycholoog door gebrek aan medewerking van de zijde van klager niet heeft kunnen toekomen aan nadere diagnostiek en behandeling. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0760 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.294

    De gz-psycholoog heeft in opdracht van de rechter-commissaris in verband met de behandeling van strafzaken een psychologisch onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van klaagster en een pro justitia rapportage uitgebracht. De klacht van klaagster houdt in dat de gz-psycholoog zonder dat hij onafhankelijk onderzoek heeft gedaan in zijn rapportage stelt dat klaagster ontoerekeningsvatbaar is en waandenkbeelden heeft. Het RTG Amsterdam wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0767 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.069

    De psychiater is verbonden aan het NIFP en heeft in opdracht van de rechter-commissaris in verband met de behandeling van strafzaken een psychologisch onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van klaagster en een rapportage uitgebracht. De klacht van klaagster houdt in dat de arts onzorgvuldig en onprofessioneel heeft gehandeld bij het verrichten van zijn forensisch psychiatrisch onderzoek. Klaagster stelt in dit verband dat de arts ten onrechte telefonisch contact heeft gehad met de ouders van klaagster en ten onrechte heeft geconcludeerd dat klaagster ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het tenlastegelegde. Het RTG Amsterdam wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0761 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.298

    Klacht tegen huisarts. Regionaal Tuchtcollege acht verwijt van klager dat de arts een polsbreuk heeft gemist en heeft nagelaten een röntgenfoto te maken gegrond en overweegt daartoe dat het beloop van de klachten en de ongerustheid van klager voor de arts die klager twaalf dagen na ontstaan van het letsel heeft gezien, aanleiding had moeten zijn een eerder gestelde werkdiagnose kneuzing te herzien. Het verwijt dat de arts zich ten opzichte van klager arrogant heeft opgesteld acht het Regionaal Tuchtcollege ongegrond. Voor zover de klacht gegrond is verklaard, is de arts van dat oordeel in beroep gekomen. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat het hier ging om een moeilijk te beoordelen hulpvraag en dat niet is gebleken dat de anamnese en het onderzoek onvolledig zijn geweest. Het Centraal Tuchtcollege vervolgt dat het voorstelbaar is dat de uitkomst van die anamnese en dat onderzoek er niet eenduidig op wezen dat er sprake was van een breuk in plaats van een kneuzing. De arts kon, gelet op haar eigen onderzoek, in redelijkheid uitgaan van de diagnose: kneuzing, welke diagnose ook door de eigen huisarts van klager was gesteld. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor zover in beroep bestreden en verklaart de klacht alsnog in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2010:YG0755 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 138/2009

    Klacht tegen een gezondheidszorgpsycholoog. De klacht betreft de minderjarige dochter van klager. Klager en de moeder leven gescheiden. Aangezien de situatie bij moeder thuis onhandelbaar was geworden is de dochter in een crisis/observatiegroep in een groepswoonhuis geplaatst, waar verweerster onderdeel uitmaakte van het team. Omdat de dochter zich niet goed aan de afspraken hield is na enige tijd besloten de plaatsing te beëindigen. De dochter is toen bij haar vriend gaan wonen, waarna beiden een ernstig delict hebben gepleegd. Klager verwijt verweerster dat zij ernstig nalatig is geweest in het bieden van deskundige hulp en begeleiding en dat zij een onaanvaardbaar risico heeft genomen door de dochter op straat te zetten terwijl zij aan de zorg van een jeugdinstelling was toevertrouwd. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0762 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.302

    Klacht tegen kinderarts, door wie klaagster sub 3 is behandeld wegens anorexia nervosa. Klagers sub 1 en 2 zijn respectievelijk de stiefvader en moeder van klaagster sub 3. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht over de behandeling van klaagster sub 3 afgewezen, deels omdat de arts niet verantwoordelijk was voor het haar verweten handelen, deels omdat de arts niet onzorgvuldig heeft gehandeld en deels bij gebrek aan feitelijke grondslag. De verwijten over de bejegening van klaagster sub 2, over de frustratie van de vrije artsenkeuze en over de suggestie dat klaagster sub 2 leed aan het syndroom van Munchhausen bij proxy zijn eveneens bij gebrek aan feitelijke grondslag verworpen. Het verwijt dat de arts klagers heeft verboden om een second opinion te vragen is afgewezen omdat de lezingen van partijen daarover uiteenlopen en niet valt vast te stellen wie het gelijk aan zijn zijde heeft. Het Regionaal Tuchtcollege heeft ten slotte aannemelijk geacht dat aantekeningen van de arts in het medisch dossier juist zijn en het verwijt dat door de arts geknoeid is met het dossier verworpen. Het Centraal Tuchtcollege heeft in beroep geoordeeld dat door klagers in beroep nieuw geuite klachten buiten het bereik van het beroep vallen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege voor het overige onderschreven. Beroep verworpen.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2010:YG0753 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen 09198a

    Uitspraak: 15 december 2010 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 november 2009 binnengekomen klacht van: A wonende te B klaagster gemachtigde mr. J.L.M. Arets te Landgraaf tegen: C neurochirurg werkzaam te D wonende te E verweerder gemachtigde mr.drs. P.A. de Zeeuw te Amsterdam. 1. Het verloop van de procedure Het college heeft kennisgenomen van: - het klaagschrift en de aanvulling daarop - het verweerschrift - de repliek - de dupliek Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is ter openbare zitting van 3 november 2010 behandeld. Partijen, bijgestaan door hun gemachtigden, waren aanwezig. De standpunten zijn toegelicht. 2. De feiten Het gaat in deze zaak om het volgende: Klaagster is vanwege rugklachten op basis van afwijkingen in de wervelkolom op 26 februari 2009 geopereerd door een orthopedisch chirurg. Omdat de pijnklachten terugkwamen, is een nieuwe operatie door voormelde chirurg overwogen, waarvoor de bijstand van verweerder werd gevraagd. Verweerder heeft klaagster op 9 oktober 2009 gezien en naar aanleiding van het consult aangegeven het niet verstandig te achten klaagster verder te behandelen. 3. Het standpunt van klaagster en de klacht Klaagster verwijt verweerder - kort en zakelijk weergegeven – het navolgende: - verweerder was niet bereid om de tijdens de operatie van 26 februari 2009 gemaakte fouten te herstellen; - verweerder heeft gemaakte afspraken ingetrokken en gegevens uit het dossier verwijderd; - verweerder heeft klaagster bij voormelde orthopedisch chirurg als onbetrouwbaar bestempeld. Klaagster heeft in dat kader nog met name aangevoerd als volgt. Klaagster heeft in het gesprek met verweerder aangegeven dat zij het niet meer uit kon houden van de pijn en dus niet kon wachten met een nieuwe operatie. Verweerder heeft toen gezegd dat hij haar geen 'vertrouwd persoon' vond. Verweerder heeft iedere verdere behandeling geweigerd en wilde de bij de operatie gemaakte fouten niet erkennen. Hij heeft klaagster medegedeeld dat zij maar naar F moest gaan. Klaagster kreeg daardoor weer opnieuw met een wachttijd te maken en heeft tengevolge daarvan 7 maanden veel pijn geleden. Tijdens het gesprek van 9 oktober 2009 heeft het bij verweerder geschort aan inlevingsvermogen. Klaagster had op v rijdag 16 oktober 2009 nog een afspraak staan. Zij is toen bij de poli orthopedie geweest, maar er stond toen niets meer in de computer. Zij kreeg te horen dat er niets meer voor haar gedaan kon worden. Klaagster heeft daarna een verwijskaart voor G gekregen. 4. Het standpunt van verweerder Verweerder heeft klaagster alleen op 9 oktober 2009 gezien en heeft daarvóór geen enkele betrokkenheid gehad bij de behandeling van klaagsters rugklachten. De orthopedisch chirurg heeft verweerder verzocht hem bij een nieuwe ingreep bij te staan, naar aanleiding waarvan klaagster bij verweerder op het spreekuur werd uitgenodigd. Tijdens het consult op 9 oktober 2009 werd verweerder geconfronteerd met een scherp verwijtende klaagster. Zij beklaagde zich over de aan haar verleende zorg en de daarbij gebruikte materialen, waarbij zij ook kenbaar maakte dat zij een advocaat had gesproken. Toen bleek dat klaagster zeer wantrouwend stond en, ondanks pogingen van verweerder het wantrouwen weg te nemen, bleef staan tegenover de zorgverlening, achtte verweerder het juist zich daarvan verder te onthouden. Verweerder heeft dit naar behoren met klaagster gecommuniceerd en met haar verschillende alternatieve behandelingstrajecten besproken, waaronder een second opinion in F. Verweerder koos voor F omdat klaagster in G mogelijk weer met verweerder te maken zou krijgen. Verweerder heeft na dit consult aan de orthopedisch chirurg medegedeeld dat er bij gebrek aan voldoende vertrouwen aan de kant van klaagster geen basis was om de behandeling uit te voeren. Verweerder betwist dat hij enige informatie uit klaagsters dossier zou hebben verwijderd en is ook niet met verwijdering van enige aantekening bekend. 5. De overwegingen van het college Vast staat dat klaagster en verweerder slecht één maal, en wel op 9 oktober 2009, contact hebben gehad en dat verweerder naar aanleiding daarvan heeft aangegeven dat er geen dan wel onvoldoende basis was om de voorziene operatie uit te voeren. Zowel het dossier als de door partijen gegeven toelichting op de gang van zaken en hetgeen besproken zou zijn tijdens voormeld consult geven onvoldoende inzicht in wat zich tijdens het ongeveer drie kwartier durende gesprek heeft afgespeeld. Verweerder heeft de grondslag van het gebrek aan vertrouwen wel aangegeven, maar niet met concrete voorbeelden kunnen adstrueren. Klaagster heeft op haar beurt de lezing van verweerder niet bestreden of nader aangegeven wat er dan wél zou zijn gebeurd. Door het ontbreken van voldoende feitelijke grondslag kan niet worden geconcludeerd dat verweerder niet op goede gronden een behandeling heeft geweigerd. Ook is het college van oordeel dat uit de geringe ter beschikking staande gegevens niet kan worden afgeleid dat verweerder zich in voormeld consult niet dan wel onvoldoende empathisch heeft opgesteld. De klacht dat verweerder gemaakte afspraken zou hebben ingetrokken en gegevens uit klaagsters dossier zou hebben verwijderd, heeft verweerder met klem bestreden en klaagster heeft met betrekking tot deze klacht niet nader geadstrueerd wat de rol van verweerder hierbij zou kunnen zijn geweest, waar er slechts van één consult sprake is geweest. Ter zitting heeft verweerder uitdrukkelijk betwist dat hij naar aanleiding van meergemeld consult de orthopedisch chirurg heeft bericht dat klaagster geen betrouwbaar persoon zou zijn. Hij heeft met klem verzekerd dat hij de orthopedisch chirurg heeft medegedeeld dat er geen vertrouwen aan de zijde van klaagster was, waardoor de basis voor het uitvoeren van een behandeling ontbrak. Klaagster heeft dit niet weersproken en evenmin feiten of omstandigheden aangevoerd ter adstructie van haar standpunt. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt er toe dat de klacht in al zijn onderdelen ongegrond wordt verklaard. 6. De beslissing Het college: - verklaart de klacht ongegrond. Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar, als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist, dr. C. van der Heul, M. Bonnet en dr. W.M. Mulleners als leden-beroepsgenoot, mr. R. Sanders als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2010 in aanwezigheid van de secretaris. secretaris voorzitter

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0751 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1004b

    Uitspraak: 15 december 2010 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 13 januari 2010 binnengekomen klacht van: A wonende te B klaagster gemachtigde: dr.mr.ing. J.C. Sneep te Bergen op Zoom tegen: C chirurg werkzaam te D wonende te E verweerder gemachtigde: mr. M.C. Hoorweg-de Boer te Utrecht 1. Het verloop van de procedure Het college heeft kennisgenomen van: - het klaagschrift met de aanvulling daarop - het verweerschrift - medische gegevens ontvangen van gemachtigde van klaagster - verslag van CT-scan ontvangen van gemachtigde van verweerder Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is ter openbare zitting van 3 november 2010 behandeld. Partijen, bijgestaan door hun gemachtigden, waren aanwezig. De standpunten zijn toegelicht, waarbij de gemachtigde van klaagster gebruik heeft gemaakt van een pleitnotitie, welke is overgelegd. 2. De feiten Het gaat in deze zaak om het volgende: De klacht betreft de moeder van klaagster, hierna patiënte te noemen, geboren in 1926 en overleden op 7 november 2006. Op 19 oktober 2006 laat in de avond is patiënte door haar huisarts verwezen naar de spoedeisende eerste hulp (SEH) op verdenking van een acute appendicitis. Aldaar werd de verdenking bevestigd; patiënte werd opgenomen om de volgende ochtend geopereerd te worden. De operatie is uitgevoerd door verweerder, destijds vijfdejaars arts-assistent in opleiding tot chirurg, en een collega, een jongerejaars AIOS, onder supervisie van verweerder met een collega-chirurg, opleider, als supervisor op afstand. Verweerder heeft gekozen voor een laparoscopische verwijdering van de appendix. Bij het in zicht brengen van de appendix zag verweerder een infiltraat met daarin een gangreneuze appendix. Bovendien zag verweerder de aanwezigheid van purulent vocht in de holte van Douglas. Toen het lastig bleek de appendix los te maken, heeft verweerder zijn opleider geconsulteerd. Naar aanleiding daarvan werd de laparoscopische benadering voortgezet. Daarbij brak de appendix in tweeën, waardoor een kleine hoeveelheid faeces in de buikholte terecht kwam. De buikholte en de holte van Douglas zijn gespoeld via het zuig-spoelsysteem van de laparoscoop. Het afgescheurde deel is door verweerder met de naveltrocar verwijderd en de appendixrest is op de klassieke manier verwijderd. Het operatiegebied is tenslotte geïnspecteerd, het instrumentarium is verwijderd en de wondjes zijn gesloten. Postoperatief heeft verweerder gedurende 5 dagen antibiotica voorgeschreven. Op 30 oktober 2006 is patiënte met ontslag gegaan. In de thuissituatie ging het echter niet goed. Op 3 november 2006 is patiënte met spoed opgenomen op de longafdeling op verdenking van pneumonie. op 7 november 2006 is patiënte overleden. Bij de obductie is de diagnose longontsteking bevestigd. 3. Het standpunt van klaagster en de klacht Klaagster verwijt verweerder dat het patiënte aan een goede behandeling heeft ontbroken. In het klaagschrift stelt klaagster dat verweerder is afgeweken van het geplande beleid van de hoofdbehandelaar door in plaats van een wisselsnede operatie uit te voeren, te proberen de appendix laparoscopisch te verwijderen. Onder de gegeven omstandigheden - een infiltraat en een gangreneuze appendix - had dit niet mogen gebeuren. Tijdens de behandeling ter zitting heeft klaagster aangevoerd dat de betrokken artsen in een situatie als de onderhavige extra alert moeten zijn, een zeer zorgvuldige afweging dienen te maken bij diagnostiek en behandeling en dat patiënte niet overgelaten mag worden aan (relatief) onervaren handen. In dat kader wordt tekst uit het artikel ´Appendicitis acuta: een ernstige aandoening bij oudere patiënten´ uit het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 1995 aangehaald. Klaagster heeft ten aanzien van verweerder aangegeven dat de hiervoor vermelde verwijten aangaande de keuze van een laparoscopische benadering onterecht zijn gebleken. Klaagster blijft evenwel de mening toegedaan dat verweerder zich had moeten afvragen of deze specifieke appendix zijn competentie niet te boven ging. Zij acht het niet aannemelijk dat verweerder veel ervaring had met hoogbejaarde en risicovolle patiënten. Voorafgaande aan de operatie had verweerder nadere beeldvormende diagnostiek kunnen verrichten naar de mogelijkheid van een infiltraat. Als dat toen was vastgesteld, dan was een conservatief beleid de aangewezen weg geweest. 4. Het standpunt van verweerder Verweerder was bevoegd en bekwaam om een appendectomie te verrichten, zowel op laparoscopische wijze als middels een wisselsnede. Verweerder heeft zeer gemotiveerd uiteengezet op grond waarvan voor de laparoscopische benadering is gekozen. Dat de appendix zou breken, lag voor de hand; dat was ook door een meer ervaren chirurg niet te voorkomen geweest. Verweerder heeft bij het onderzoek geen infiltraat gevoeld. De diagnose leek voor de hand te liggen. Dat de appendix is verwijderd blijkt uit het PA­verslag, waarin staat dat beide fragmenten van de appendix zijn ingestuurd. Op 21 oktober 2006 bezocht verweerder patiënte op de verpleegafdeling en informeerde hij haar over de verrichte operatie. Daarna is verweerder niet meer bij de zorgverlening betrokken geweest. 5. De overwegingen van het college Ter zitting heeft klaagster aangegeven dat - gelet op de door verweerder gegeven deugdelijke uitleg - de aanvankelijke verwijten met betrekking tot de operatietechniek onterecht zijn gebleken. De daarop betrekking hebbende klacht is dan ook ongegrond. In dat licht is het naar het oordeel van het college onbegrijpelijk dat klaagster van mening is dat, indien het infiltraat op voorhand was vastgesteld, een conservatief beleid de aangewezen weg was geweest. Met betrekking tot de ter zitting geformuleerde klachten geldt dat het niet aangaat tijdens de behandeling van de bij klaagschrift geformuleerde klacht weer nieuwe klachten op te werpen, te meer niet nu verweerder zich daarop niet - terdege - heeft kunnen voorbereiden. Overigens is het college van oordeel dat verweerder als vijfdejaars arts-assistent in opleiding tot chirurg met een - zoals niet dan wel onvoldoende weersproken vaststaat - ruime ervaring in zowel wisselsnede- als laparoscopische operaties, geschikt en bekwaam was de onderhavige operatie bij patiënte uit te voeren. Voorts merkt het college op dat de strekking van het artikel, waarnaar ter zitting door klaagster is verwezen, een klinische les voor huisartsen inhoudt over de risico’s van een operatie van de appendicitis en niet bedoeld is voor chirurgen. Door verweerder is terecht bezwaar gemaakt tegen het aanhalen van dat artikel, nu hij zich daarop niet heeft kunnen voorbereiden. Het vorenoverwogene leidt ertoe dat de klacht ongegrond wordt verklaard. 6. De beslissing Het college: - verklaart de klacht ongegrond. Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar, als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist, dr. C. van der Heul, M. Bonnet en dr. W.M. Mulleners als leden-beroepsgenoot, mr. R. Sanders als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2010 in aanwezigheid van de secretaris. secretaris voorzitter

  • ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1215 Raad van Discipline Arnhem 10-142

    Klacht tegen advocaat in hoedanigheid van curator. Geen sprake van gedragingen die leiden tot schending van het vertrouwen in de advocatuur. Curator mag in beginsel afgaan op de juistheid van de informatie die hij krijgt van de bestuurder van de failliet . Hij legt verantwoording af over de opbrengst van de verkochte activa aan de rc en niet aan derden. Klager heeft bovendien geen belang, hij is geen schuldeiser.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0752 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1004c

    Uitspraak: 15 december 2010 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 13 januari 2010 binnengekomen klacht van: A wonende te B klaagster gemachtigde dr.mr.ing. J.C. Sneep te Bergen op Zoom tegen: C chirurg werkzaam te D wonende te E verweerder gemachtigde mr. M.C. Hoorweg-de Boer te Utrecht 1. Het verloop van de procedure Het college heeft kennisgenomen van: - het klaagschrift met de aanvulling daarop - het verweerschrift - medische gegevens ontvangen van gemachtigde van klaagster - verslag van CT-scan ontvangen van gemachtigde van verweerder Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is ter openbare zitting van 3 november 2010 behandeld. Partijen waren, bijgestaan door hun gemachtigden, aanwezig. De klacht is toegelicht, waarbij de gemachtigde van klaagster gebruik heeft gemaakt van een pleitnotitie, welke is overgelegd. 2. De feiten Het gaat in deze zaak om het volgende: De klacht betreft de moeder van klaagster, hierna patiënte te noemen, geboren in 1926 en overleden op 7 november 2006. Op 19 oktober 2006 laat in de avond is patiënte door haar huisarts verwezen naar de spoedeisende eerste hulp (SEH) op verdenking van een acute appendicitis. Aldaar werd de verdenking bevestigd; patiënte werd opgenomen om de volgende ochtend geopereerd te worden. De operatie is uitgevoerd door een vijfdejaars arts-assistent in opleiding tot chirurg, en een collega, een jongerejaars AIOS, onder diens supervisie met verweerder, opleider, als supervisor op afstand. Voormelde arts-assistent heeft gekozen voor een laparoscopische verwijdering van de appendix. Bij het in zicht brengen van de appendix zag deze een infiltraat met daarin een gangreneuze appendix en voorts de aanwezigheid van purulent vocht in de holte van Douglas. Toen het lastig bleek de appendix los te maken, heeft de arts-assistent verweerder geconsulteerd. Naar aanleiding daarvan werd de laparoscopische benadering voortgezet. Daarbij brak de appendix in tweeën, waardoor een kleine hoeveelheid faeces in de buikholte terecht kwam. De buikholte en de holte van Douglas zijn gespoeld via het zuig-spoelsysteem van de laparoscoop. Het afgescheurde deel is door de arts-assistent met de naveltrocar verwijderd en de appendixrest is op de klassieke manier verwijderd. Het operatiegebied is tenslotte geïnspecteerd, het instrumentarium is verwijderd en de wondjes zijn gesloten. Postoperatief is gedurende 5 dagen antibiotica voorgeschreven. Op 30 oktober 2006 is patiënte met ontslag gegaan. In de thuissituatie ging het echter niet goed. Op 3 november 2006 is patiënte met spoed opgenomen op de longafdeling op verdenking van pneumonie. Op 7 november 2006 is patiënte overleden. Bij de obductie is de diagnose longontsteking bevestigd. 3. Het standpunt van klager en de klacht In het klaagschrift heeft klaagster gesteld dat verweerder wordt verweten dat is afgeweken van het geplande beleid om een wisselsnede-operatie uit te voeren. Als verweerder geconsulteerd is nadat de perforatie was opgetreden, zou hem niets te verwijten zijn. Tijdens de behandeling van voormelde klacht heeft klaagster de klacht uitgebreid door te stellen dat de onderhavige risicovolle operatie ten onrechte aan de arts-assistent is toebedeeld en dat verweerder daarvoor mede verantwoordelijk is. Klaagster acht het aannemelijk dat de ervaring met hoogbejaarden bij de arts-assistent gering was en meent dat een van de opleiders, bijvoorbeeld verweerder, bij de operatie betrokken had moeten zijn. Verweerder liet ook de pre-operatieve fase geheel aan de arts-assistent over en tijdens de operatieve was er supervisie van een te grote afstand vanuit een andere operatiekamer. Het infiltraat werd voorafgaande aan de operatie niet gedetecteerd en dat had wel gemoeten, daar bij een infiltraat een conservatief beleid aangewezen is. 4. Het standpunt van verweerder In casu moest er een appendectomie worden verricht, welke zowel laparoscopisch als via een wisselsnede kon worden uitgevoerd. De keuze daarvan ligt bij de opererende chirurg. De arts-assistent was toentertijd eind vijfdejaars assistent chirurgie in opleiding en daarmee bevoegd tot het onder supervisie op afstand uitvoeren van een appendectomie. Daarbij komt dat de arts-assistent tenminste 54 laparoscopische ingrepen heeft uitgevoerd. Verweerder staat gemotiveerd achter de keuze in dezen een laparoscopische ingreep te verrichten. Verweerder heeft op verzoek van de arts-assistent bij de ingreep geïnspecteerd en kon op grond van wat hij zag tot het advies komen de ingreep laparoscopisch voort te zetten. Verweerder achtte de arts-assistent daartoe ook bekwaam. Verweerder acht het zo goed als zeker dat de perforatie ook bij een appendectomie middels wisselsnede was opgetreden, aangezien het ging om een gangreneuze appendix die verkleefd was. De kans op complicaties is wel gerelateerd aan de leeftijd, niet aan de techniek. Uit het PA verslag blijkt dat de appendix volledig is verwijderd. 5. De overwegingen van het college Ter zitting heeft klaagster aangegeven dat - gelet op de door verweerder gegeven deugdelijke uitleg - de aanvankelijke verwijten met betrekking tot de operatietechniek onterecht zijn gebleken. De daarop betrekking hebbende klacht is dan ook ongegrond. In dat licht is het naar het oordeel van het college onbegrijpelijk dat klaagster van mening is dat, indien het infiltraat op voorhand was vastgesteld, een conservatief beleid de aangewezen weg was geweest. Met betrekking tot de ter zitting geformuleerde klachten geldt dat het niet aangaat tijdens de behandeling van de bij klaagschrift geformuleerde klacht weer nieuwe klachten op te werpen, te meer niet nu verweerder zich daarop niet - terdege - heeft kunnen voorbereiden. Ten overvloede overweegt het college dat klaagster weliswaar heeft aangegeven dat zij het aannemelijk acht dat de ervaring met hoogbejaarden bij de arts-assistent gering was, maar zij niet nader heeft geadstrueerd op grond waarvan die aanname juist zou zijn. Er zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken die de opvatting zouden rechtvaardigen dat de betreffende arts-assistent weliswaar bevoegd, maar niet bekwaam was de onderhavige operatie uit te voeren. Verweerder kan dan ook niet worden verweten dat de operatie aan de arts-assistent is toebedeeld dan wel dat verweerder na de inspectie de arts-assistent de laparoscopische ingreep heeft laten voortzetten. Het vorenoverwogene brengt mede dat de klacht ongegrond wordt verklaard. 6. De beslissing Het college: - verklaart de klacht ongegrond. Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar, als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist, dr. C. van der Heul, M. Bonnet en dr. W.M. Mulleners als leden-beroepsgenoot, mr. R. Sanders als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2010 in aanwezigheid van de secretaris. secretaris voorzitter

  • ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1216 Raad van Discipline Arnhem 10-151

    Klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Klager maakt verweerder het feit dat verweerder nadat de vordering terzake waarvan beslag was gelegd was betaald het op het appartement van klager gelegde beslag heeft laten rusten. Niet aannemelijk is geworden dat verweerder dat met opzet heeft gedaan. Onmiddellijk nadat de deurwaarder had bericht dat het beslag er nog lag heeft verweerder opdracht gegeven dit op te heffen.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0754 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09198b

    Uitspraak: 15 december 2010 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 4 november 2009 binnengekomen klacht van: A wonende te B klaagster gemachtigde mr. J.L.M. Arets te Landgraaf tegen: C orthopeed werkzaam te D wonende te E verweerder gemachtigde mr. S. Slabbers te Amsterdam. 1. Het verloop van de procedure Het college heeft kennisgenomen van: - het klaagschrift en de aanvulling daarop - het verweerschrift - de repliek - de dupliek - CD-rom met röntgenfoto’s Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is ter openbare zitting van 3 november 2010 behandeld. Partijen, bijgestaan door hun gemachtigden, waren aanwezig. De standpunten zijn toegelicht. 2. De feiten Het gaat in deze zaak om het volgende: Klaagster is sedert december 2007 bekend op de polikliniek orthopedie, alwaar verweerder sedert 15 juli 2008 werkzaam is. Nadat door verweerder de diagnose spondylolysis L5-S1 was gesteld, heeft hij op 12 september 2008 bij klaagster het boogdefect van boog L5 gemarcainiseerd. Klaagster is daarna twee weken pijnvrij geweest; vervolgens traden weer pijnklachten op. Op 26 februari 2009 is klaagster door verweerder geopereerd. Deze operatie is zonder complicaties verlopen. Op 15 april 2009 heeft klaagster gemeld dat de pijn geheel verdwenen was. Echter, op 29 juli 2009 heeft klaagster melding gemaakt van een scherpe pijn in de rug. Middels röntgendiagnostiek werd een (persisterende) pseudoarthrose met een gebroken cerclagedraad geconstateerd. Verweerder heeft klaagster een definitieve fixatie voorgesteld, welke ingreep met een neurochirurg diende te worden uitgevoerd. Om die reden heeft verweerder klaagster de neurochirurg laten consulteren. Omdat de neurochirurg zijn toestemming voor de ingreep niet gaf, is de voorgenomen ingreep niet doorgegaan. 3. Het standpunt van klaagster en de klacht Klaagster verwijt verweerder - kort en zakelijk weergegeven – het navolgende: - verweerder heeft bij de operatie geen goede materialen gebruikt en heeft geweigerd de gemaakte fouten te herstellen; - verweerder heeft klaagster te lang met pijn laten lopen; - verweerder heeft ‘alles teniet gedaan’ op aanraden van de neurochirurg omdat klaagster een ‘niet vertrouwd persoon’ zou zijn; hij heeft het dossier van klaagster uit het systeem verwijderd. Klaagster heeft daartoe nog met name aangevoerd dat zij op v rijdag 16 oktober 2009 nog een afspraak had staan en op 26 november 2009 geopereerd zou worden. Zij is op 16 oktober 2009 nog bij de poli orthopedie geweest, maar er stond toen niets meer in de computer. Zij kreeg te horen dat er niets meer voor haar gedaan kon worden. Klaagster heeft daarna een verwijskaart voor F gekregen. 4. Het standpunt van verweerder Verweerder heeft - kort en zakelijk weergegeven – het navolgende aangevoerd. Hij betwist, onder verwijzing naar het operatieverslag, dat er onjuiste materialen bij de operatie van 26 februari 2009 zijn gebruikt. Het breken van een cerclagedraad is een voorkomende complicatie, waaruit niet kan worden afgeleid dat ondeugdelijk materiaal is gebruikt. Voorts bestrijdt verweerder dat hij klaagster te lang met pijnklachten heeft laten lopen. Naar aanleiding van het consult op 18 augustus 2008 heeft verweerder op 12 september 2008 de marcainisatie van het boogdefect uitgevoerd. Toen tijdens het consult op 29 september 2008 bleek dat de pijnklachten waren teruggekomen, heeft verweerder gekozen voor een spondylolysis repair, welke op 26 februari 2009 is uitgevoerd. De wachttijd voor deze operatie was een gebruikelijke. Toen op 29 juli 2009 bleek dat die operatie niet het gewenste effect had, heeft verweerder de procedure voor een definitieve fixatie in gang gezet. De daarvoor voorziene operatie heeft niet plaatsgevonden omdat de neurochirurg, naar wie hij klaagster voor een consult had verwezen, zijn medewerking daaraan niet verleende. Zonder de medewerking van de neurochirurg was een operatie door verweerder niet mogelijk. Verweerder betwist dat het dossier van klaagster uit het computersysteem is verwijderd en verwijst naar productie 15 van de door hem overgelegde stukken. De neurochirurg heeft verweerder verteld dat het gesprek op 9 oktober 2009 met klaagster niet goed was verlopen en dat er door haar allerlei verwijten en bedreigingen waren geuit. Verweerder heeft dat voor kennisgeving aangenomen. In het dossier bevindt zich een aantekening op 12 oktober 2009 dat patiënte van de wachtlijst af wil. Verweerder zelf heeft daarmee geen bemoeienis gehad. 5. De overwegingen van het college Noch de inhoud van het dossier noch hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geven enig houvast voor de conclusie dat bij de operatie van 26 februari 2009 fouten zouden zijn gemaakt dan wel gewerkt zou zijn met ondeugdelijk materiaal. De breuk van de cerclagedraad was niet voorzienbaar, zodat sprake was van een complicatie, welke verweerder niet (tuchtrechtelijk) verweten kan worden. Het door verweerder geschetste tijdpad in de behandeling is door klaagster niet weersproken. Niet is gebleken dat verweerder klaagster te lang c.q. onnodig lang met pijn heeft laten lopen. Dat de op 26 november 2009 voorziene operatie geen doorgang heeft kunnen vinden, is veroorzaakt doordat de neurochirurg geen vertrouwensbasis bij klaagster aanwezig achtte en om die reden afzag van verdere behandeling. Nu in het ziekenhuis een dergelijke ingreep tezamen met een neurochirurg dient te worden uitgevoerd, treft verweerder te dezen geen verwijt. Verweerder heeft met klem betoogd dat hij het dossier van klaagster niet uit het computersysteem heeft verwijderd en met het verwijderen van de wachtlijst voor de operatie geen bemoeienis heeft gehad. Klaagster heeft dit onderdeel van de klacht niet nader geadstrueerd. Bovendien blijkt uit productie 15 bij de conclusie van antwoord het navolgende: “12-10-2009 15:00:14: bericht van opname dat pat van wl af wil”. Ter zitting is aannemelijk geworden dat niet de gegevens van klaagster uit de computer zijn verdwenen, maar uitsluitend haar opname-aanvraag, zoals hiervoor vermeld. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt ertoe dat de klacht in al zijn onderdelen ongegrond wordt verklaard. 6. De beslissing Het college: - verklaart de klacht ongegrond. Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar, als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist, dr. C. van der Heul, M. Bonnet en dr. W.M. Mulleners als leden-beroepsgenoot, mr. R. Sanders als secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2010 in aanwezigheid van de secretaris. secretaris voorzitter

  • ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1213 Raad van Discipline Amsterdam 10-196A

    Verzoek in de zin van artikel 60b lid 1 Advocatenwet. Niet is gebleken dat verweerster nog een actieve praktijk voert. Verweerster houdt zich onbereikbaar voor deken en rapporteur. Schorsing voor onbepaalde tijd met onmiddellijke ingang.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1214 Raad van Discipline Amsterdam 10-308H

    wrakingsbeslissing

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2010:YG0750 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/276AP

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0749 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1084

    Verweerder, psychiater, heeft een instemmingsverklaring afgegeven in opdracht van Bureau Jeugdzorg strekkende tot het opnemen van klager in een gesloten jeugdzorginstelling. Klager is van mening dat het onderzoek door verweerder onvoldoende zorgvuldig en uitgebreid is geweest en niet voldoet aan de normen die voor het doen van psychologisch en psychiatrische onderzoek gelden. Het college is van oordeel dat verweerder’s rapportage niet aan alle eisen voldoet die daaraan gesteld mogen worden. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1212 Raad van Discipline Arnhem 10-99 b/c

    Vaststelling vergoeding voor rapporteur.

  • ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1207 Raad van Discipline Arnhem 10-134

    De zorg voor clieënt. 1.4 kwaliteit verleende bijstand. 1.5 Afrekening niet in orde. Schorsing veertien dagen.

  • ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1208 Raad van Discipline Arnhem 10-133

    Schrapping op verzoek van de deken. Stichting derdengelden niet op orde. Jaarekeningen van praktijkvennootschap jarenlang niet gedeponeerd. Financiële positie niet kenbaar. WA-premie niet voldaan tgv advocaat-medewerker (voor hem onbekend) niet verzekerd was. Niet betalen van belastingen (agv betalingsonmacht): ongewenst maar levert geen tuchtrechtelijk verwijt op omdat voor advocaat geen zwaardere maatstaf geldt dan voor iedere andere belastingplichtige.

  • ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1209 Raad van Discipline Arnhem 10-131

    Onduidelijke relatie bij incasso. Met wie deed cliënt zaken, advocaat of incassobureau? Te veel declareren. Onduidelijkheid over voortgang en onterechte verrekening. Schorsing veertien dagen.

  • ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1210 Raad van Discipline Arnhem 10-130

    Loonvordering van kantoorgenoot toegewezen. Advocaat betaalt desondanks niet en geeft geen uitvoering aan een onder het oog van de deken tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst. Schorsing voor de duur van veertien dagen.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2010:YG0748 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1043

    Klager, vader van patiënte, verwijt verweerster, huisarts, onzorgvuldig te hebben gehandeld omdat zij geen röntgenfoto heeft laten maken van de arm van patiënte. Hierdoor heeft verweerster de diagnose ‘gebroken arm’ gemist. Het college is van oordeel dat de werkdiagnose ‘gekneusde arm’ door verweerster voldoende zorgvuldig is vastgesteld. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1211 Raad van Discipline Arnhem 10-129

    Advocaat declareert en verlangt betaling van het voor een incasso- kort geding overeengekomen bedrag. Niet aangetoond en niet aannemelijk is dat sprake is geweest van onwil van de debiteur die een dergelijk kort geding noodzakelijk maakte terwijl de wel bekende gegevens op het tegendeel wijzen. Schorsing voor de duur van veertien dagen.

  • ECLI:NL:TACAKN:2010:YH0122 Accountantskamer Zwolle 10/697 Wtra AK

    Het staat de accountant in het algemeen vrij civielrechtelijke rechtsmaatregelen te nemen tegen zijn client die zijn declaraties niet betaalt, maar hij dient daarbij een zorgvuldige belangenafweging te maken tussen zijn eigen belang en de voor hem kenbare belangen van die client, die als gevolg van die te nemen rechtsmaatregelen (kunnen) worden geschaad. Het indienen van, en vervolgens persisteren bij een faillissementsaanvrage is een zeer vergaande rechtsmaatregel, welke niet lichtvaardig mag worden ingezet. Voorts mag daarbij geen gegevens aan de rechtbank worden overgelegd, welke de accountant als geheimhouder onder zich dient te houden. In casu schending beginsel van geheimhouding en professionaliteit.