ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2243 Raad van Discipline Arnhem 11-94

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2243
Datum uitspraak: 28-11-2011
Datum publicatie: 15-12-2011
Zaaknummer(s): 11-94
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De klacht tegen verweerder sub 1 wordt terugverwezen naar de deken omdat de deken hem niet in de gelegenheid heeft gesteld om te reageren op de klacht. Omdat klager destijds de aan hem toegestuurde declaraties heeft voldaan behoefde verweerder sub 2 hem niet te wijzen op de mogelijkheden om bezwaar te maken tegen de declaraties. Om diezelfde reden behoefte verweerder sub 2 geen bedrag over te maken naar de dekenrekening en ook geen begrotingsverzoek in te dienen. De klacht tegen verweerder sub 2 is ongegrond. De overige verweerders hebben geen bemoeienis gehad met de aan klager verleende rechtshulp. Daarom is de tegen hen ingediende klacht niet-ontvankelijk.  

 11-94

 BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 12 augustus 2011 heeft mr. A.C.G. Reezigt, waarnemend deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zutphen, die de klacht heeft onderzocht, ter kennis van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem gebracht de klacht van:

klager

wonende te [woonplaats]

tegen: mr. [A]

voorheen advocaat te [plaats]

en

mr. [B]

advocaat te [plaats]

en

alle advocaten-bestuursleden

van het advocaten - notarissenkantoor voor zover werkzaam in het arrondissement Zutphen en voor zover zij in de periode van 20 november 2006 tot en met januari 2011 deel uitmaakten van het bestuur van de hiervoor genoemde N.V.

hierna te noemen verweerders

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem van 31 oktober 2011.

Klager en zijn gemachtigde, de heer mr. [X], zijn niet verschenen.

De heer mr. [B], bijgestaan door de heer mr. [Y], advocaat te [plaats], is wel verschenen. [A] en de overige verweerders zijn niet verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. D. Vergunst, voorzitter, en mrs. J.A. Holsbrink, P.R.M. Noppen,

E.J. Verster en A.M.T. Weersink, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. A. Huber als griffier.

2.

Klager heeft de volgende klachten:

a. Ten onrechte heeft [A] bij het begin van de zaak en nadien nagelaten om met klager te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen. Daarmee is in strijd met gedragsregel 24 lid 1 gehandeld.

b. De financiële consequenties van de opdracht zijn bij het aanvaarden ervan niet door [A] met klager besproken en er is ter zake niets schriftelijk vastgelegd. Daarmee is in strijd met gedragsregel 8 en 26 gehandeld.

c. Ten onrechte hebben [A] en de daarvoor mede verantwoordelijk te houden bestuursleden van het kantoor destijds het door klager in contanten op 20 november 2006 betaalde voorschot ad € 1.000,- niet verrekend met de declaratie d.d. 16 februari 2007.

d. Ten onrechte is klager door [B] en de overige bestuursleden niet gewezen op de ter zake bestaande regeling, in geval tegen een declaratie bezwaar wordt gemaakt. Daarmee is in strijd met gedragsregel 27 lid 1 gehandeld.

e. Ondanks het verzoek van klager is het in onderdeel c genoemde voorschot niet op de dekenrekening gestort en ten onrechte is geen begrotingsverzoek ingediend, zoals voorgeschreven in gedragsregel 27 leden 2 en 3.

f. Ondanks het verzoek daartoe in de brief d.d. 19 januari 2011 is het door klager betaalde saldo niet aan hem gerestitueerd.

g. Ten onrechte is door mr. [Y], die als gemachtigde van verweerders optreedt, gesteld dat er geen regel is op grond waarvan moet worden aangenomen dat het achterwege blijven van een schriftelijke opdrachtbevestiging klachtwaardig is.

3.

De raad gaat uit van de volgende gegevens:

Klager heeft zich in 2006 tot het kantoor van verweerders gewend inzake een vordering van een bedrijf dat de catering bij een bruiloft had verzorgd. [A] heeft klager in dit geschil terzijde gestaan vanaf 4 oktober 2006. Op 7 februari 2007 is een einde gekomen aan de werkzaamheden die voor klager zijn verricht.

Op 20 november 2006 heeft klager een voorschot ad € 1.000,- betaald. Dit voorschot is verrekend in de declaratie d.d. 5 april 2007.

Naar aanleiding van bezwaren van klager tegen de hoogte van de declaraties is een regeling getroffen die heeft geresulteerd in de credit-declaratie d.d. 10 mei 2007 ad

€ 566,61. Dit is de laatste declaratie die aan klager is gestuurd.

Bij brief van 23 november 2010 heeft klager het kantoor van verweerders bericht dat hij meerdere contante betalingen heeft verricht en dat hij nog geen einddeclaratie heeft ontvangen. In deze brief heeft hij verzocht om een financieel overzicht van alle gedane betalingen en een kopie van de declaraties.

Bij brief van 2 december 2010 heeft een administratief medewerkster van het kantoor van verweerders een kopie van alle declaraties verstuurd en hem meegedeeld dat op 5 april 2007 een slotdeclaratie inclusief de verrekening van het voorschot is verstuurd en dat tevens op 10 mei 2007 conform de afspraak een creditdeclaratie is verstuurd.

Bij brief van 10 december 2007 heeft klager een aantal bezwaren geuit betreffende de aan hem gezonden declaraties en verzocht het door klager betaalde voorschot op de dekenrekening te storten en de declaraties ter begroting aan de Raad van Toezicht voor te leggen.

Bij brief van 17 januari 2011 heeft [B] aan klager geschreven dat hij zal trachten te achterhalen wat [A] met klager heeft besproken over de kosten van rechtsbijstand en dat hij geen aanwijzingen kan vinden dat deze kwestie met klager is doorgenomen.

Voorts heeft [B] geschreven dat hij graag zal vernemen waarom klager meent dat hij destijds in aanmerking kwam voor door de overheid gefinancierde rechtshulp en dat hij graag de inkomensgegevens van klager zal ontvangen opdat alsnog nagegaan kan worden of klager destijds in aanmerking zou zijn gekomen voor een toevoeging en hoe hoog de aan hem opgelegde eigen bijdrage zou zijn geweest.

Bij brief van 19 januari 2011 heeft klager verzocht om restitutie van het door hem betaalde bedrag te vermeerderen met rente en kosten.

Bij brief van 2 februari 2011 heeft [B] aan klager bericht dat het aan hem is aan te tonen dat hij destijds in aanmerking kwam voor door de overheid gefinancierde rechtshulp en dat zulks niet ingewikkeld hoeft te zijn omdat aan de hand van aanslagen van de fiscus een redelijk beeld van het inkomen en vermogen van hem en zijn echtgenote kan worden verkregen en heeft hij verzocht deugdelijke schriftelijke bewijsstukken waaruit het inkomen en vermogen van hem en zijn echtgenote in 2006 blijken aan hem te doen toekomen.

Bij brief van 3 februari 2011 heeft klager aan [B] bericht dat hij erg teleurgesteld is over zijn reactie en dat hij hem geen andere keus laat dan het indienen van een klacht bij de deken.

Bij brief van 7 februari 2011 heeft [B] aan klager bericht dat, indien hij met bescheiden aannemelijk maakt dat hij destijds in aanmerking kwam voor door de overheid gefinancierde rechtshulp, hij de Raad van Bestuur van zijn kantoor zal adviseren het teveel betaalde aan hem terug te betalen.

[A] is tot 1 januari 2007 als advocaat werkzaam geweest. Daarna is hij van het tableau geschrapt.

Hij is door de deken niet in kennis gesteld van de tegen hem ingediende klacht.

4.

Klager heeft ter toelichting op zijn klacht het volgende aangevoerd:

Hij is van mening dat hij ontvankelijk is in zijn klacht.

Het maatschappelijk belang van hem bij de beoordeling van de klacht dient zwaarder te wegen dan de rechtszekerheid van de verwerende advocaten.

Hij heeft herhaaldelijk bezwaar gemaakt tegen de declaraties en te kennen gegeven dat hij niet in staat was deze te voldoen. Dit heeft geleid tot de creditering ad € 566,51 d.d. 10 mei 2007, maar dat is niet voldoende.

Nadat klager op de hoogte was van de schending van de gedragsregels door verweerders heeft hij met voortvarendheid de klacht ingediend.

Verweerders zijn door het tijdsverloop waarop de klacht is ingediend niet geschaad in hun mogelijkheden zich te verweren.

Zijn inkomen was zo laag dat aan hem de laagste eigen bijdrage zou zijn opgelegd indien destijds een toevoeging was aangevraagd.

Op grond van de stukken moet er vanuit worden gegaan dat met klager niet is gesproken over door de overheid gefinancierde rechtshulp.

Het is klachtwaardig dat mr. [Y] stelt dat er geen regel is op grond waarvan moet worden aangenomen dat het achterwege blijven van een schriftelijke opdrachtbevestiging klachtwaardig is.

Op basis van het uittreksel uit het handelsregister betreft de klacht naast [A] en [B] mr. [K] en mr. [L].

5.

[B] en de advocaten-bestuursleden van het advocaten - notarissenkantoor voor zover werkzaam in het arrondissement Zutphen en voor zover zij in de periode van 20 november 2006 tot en met januari 2011 deel uitmaakten van het bestuur van het hiervoor genoemde advocaten - notarissenkantoor hebben het volgende tot hun verweer aangevoerd:

Op 7 februari 2007 is een einde gekomen aan de voor klager verrichte werkzaamheden. Sindsdien zijn bijna vier jaren verstreken voordat de klacht bij brief van 3 februari 2011 is ingediend. Verweerders zijn in hun mogelijkheden zich te verweren tegen de klacht geschaad door het lange tijdsverloop. Bijvoorbeeld is niet meer na te gaan of destijds met klager over door de overheid gefinancierde rechtshulp is gesproken.

Van belang is voorts dat het gaat om een zaak waarin een bedrag van € 2.000,- inclusief b.t.w. aan klager in rekening is gebracht en waarmee dus een relatief gering belang is gemoeid. De redelijke termijn voor het indienen van een klacht is ruimschoots overschreden. Dat geldt eens te meer nu er geen enkele aanwijzing is dat klager zijn klachten niet eerder had kunnen indienen. Klager dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Voor het geval de klager wel ontvankelijk is wordt het volgende opgemerkt:

Destijds is op goede gronden aangenomen dat klager – die ondernemer was – niet in aanmerking kwam voor door de overheid gefinancierde rechtshulp. Klager heeft geen bescheiden overgelegd waaruit het tegendeel blijkt.

Het feit dat de betaling door klager van € 1.000,- op 20 november 2006 niet is verwerkt in de declaratie d.d. 16 februari 2007 en in plaats daarvan is verwerkt in de declaratie van 5 april 2007 is niet klachtwaardig.

In de brief van 10 december 2010 zijn de declaraties voor het eerst betwist. Dit moet als tardief worden beschouwd mede omdat de bewuste declaraties al geruime tijd geleden zijn betaald.

Betwist wordt dat klager te kennen heeft gegeven dat hij niet in staat was de declaraties te voldoen. Zulks blijkt niet uit het dossier.

Ook het verzoek het voorschot op de dekenrekening te storten moet als tardief worden beschouwd.

Een advocaat is niet gehouden een declaratie te laten begroten na betaling van de declaratie.

Van enige onverschuldigde betaling door klager is geen sprake.

De bewuste bestuursleden kunnen zonder toelichting, die ontbreekt, niet geacht worden tuchtrechtelijk verantwoordelijk te zijn voor hetgeen klager hen verwijt.

Het staat de hiervoor genoemde verweerders vrij zich op het standpunt te stellen dat er volgens hen geen rechtsregel is op grond waarvan moet worden aangenomen dat het achterwege blijven van een schriftelijke opdrachtbevestiging klachtwaardig is.

De bestuurders van het kantoor hebben geen enkele bemoeienis gehad met de zaak waarop de klacht betrekking heeft. Zij zijn daarom niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor de zaak.

De klacht kan zich overigens slechts richten tegen mr. [L]. Mr. [K] is niet als advocaat ingeschreven.

6.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

De klachtonderdelen 1, 2 en 3 betreffen verwijten uitsluitend gericht aan het adres van [A]. Omdat hij door de deken niet in de gelegenheid is gesteld zich te verweren tegen de klachten zal het dossier aan de deken worden teruggestuurd met het verzoek [A] alsnog in de gelegenheid te stellen zich te verweren.

Met verweerders is de raad van oordeel dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting niet blijkt van enige bemoeienis van de bestuurders bij de aan klager verleende rechtsbijstand, ook niet met de financiële afwikkeling daarvan. Daarom zijn alle onderdelen van de tegen hen ingediende klacht niet-ontvankelijk.

Omdat de declaraties destijds door klager zijn voldaan behoefde [B] klager niet meer te wijzen op de ter zake bestaande regelingen om bezwaar te maken tegen de declaraties. Om diezelfde reden behoefde [B] geen bedrag over te maken naar de dekenrekening en geen begrotingsverzoek in te dienen.

Indien klager van mening is dat hij onverschuldigd heeft betaald aan het kantoor van verweerders dient hij een civielrechtelijke procedure aanhangig te maken. Het is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat [B] hetgeen klager aan zijn kantoor heeft betaald niet aan hem heeft terugbetaald.

Het staat de verschenen verweerders vrij zich op het standpunt te stellen dat het achterwege blijven van een schriftelijke opdrachtbevestiging niet klachtwaardig is.

De klachten ingediend tegen [B] zijn ongegrond.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

Verwijst de klacht tegen [A] terug naar de deken

De klacht tegen de advocaten-bestuursleden van het advocaten - notarissenkantoor voor zover werkzaam in het arrondissement Zutphen en voor zover zij in de periode van 20 november 2006 tot en met januari 2011 deel uitmaakten van het bestuur van het hiervoor genoemde advocaten - notarissenkantoor is niet-ontvankelijk.

De klacht tegen [B] is ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling op 28 november 2011.

griffier     voorzitter