ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2279 Raad van Discipline Arnhem 11-106

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2011:YA2279
Datum uitspraak: 05-12-2011
Datum publicatie: 19-12-2011
Zaaknummer(s): 11-106
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: De advocaten wordt verweten niet op tijd en correct hun cliënt (klager) te hebben geïnformeerd over een zittingsdatum en waarneming door een kantoorgenoot tijdens de zitting. Klacht gegrond.

11-106

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM

Bij brief d.d. 8 september 2011 heeft mr. H.H. Tan, toen deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

X,

     wonende te A,

     klager,

     hierna: klager

     tegen:

     mr. Y1,

     destijds advocaat te B,

     wonende te Amersfoort,

                                                            beklaagde,

     hierna: verweerder sub I,

en

     mr. Y2

                                                           advocaat te B,

     beklaagde,

     hierna: verweerder sub II

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 10 oktober 2011 waar klager en verweerder sub II bijgestaan door een kantoorgenoot en waarnemend patroon van verweerder, alsmede mr. H.H. Tan, toen deken van Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht, zijn verschenen.

Bij de behandeling van de klacht was de raad als volgt samengesteld: mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, en de mrs. P.R.M. Noppen, C.J. Lunenberg-Demenint, C.J.M. de Vlieger, G.R.M. van den Assum, leden van de raad, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier.

2.

De klacht luidt als volgt.

a.

Klager is niet vooraf correct geïnformeerd over de overname van het dossier door verweerder sub II. Nadat hij met de overname was geconfronteerd restte klager weinig anders dan daarmee in te stemmen.

b.

Klager is niet tijdig geïnformeerd over de zitting van 17 december 2010, waarvan verweerder sub II blijkens de oproep van de griffie van 18 november 2010 op laatst genoemde datum reeds op de hoogte was.

c.

Klager heeft niet op voorhand te horen gekregen, dat niet verweerder sub II, maar een kantoorgenoot de zitting van 17 december 2010 zou bijwonen, met welke advocaat klager nimmer contact heeft gehad.

3.

De deken heeft met deze klacht ambtshalve meegeklaagd, omdat hij meent dat verweerder, door te handelen zoals hij heeft gedaan, niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

4.

De raad gaat uit van de volgende gegevens.

Verweerders waren destijds kantoorgenoten. Toen verweerder sub I meende dat hij niet langer vrijstond om deze zaak te behandelen heeft hij het dossier van klager aan verweerder sub II overgedragen. Bij brief van 17 september 2010 heeft verweerder sub II de beslissing op het namens klager ingediende bezwaarschrift aan klager toegezonden. Bij brief aan verweerder sub II van 19 september 2010 heeft klager te kennen gegeven, dat hij in hoger beroep wilde komen. Op 13 oktober 2010 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen klager en verweerders. Klager is toen akkoord gegaan met overname van de zaak door verweerder sub II. Bij brief van 18 november 2010, gericht aan verweerder sub II, is klager opgeroepen voor een mondelinge behandeling van zijn zaak op 17 december 2010 ten overstaan van de rechtbank Utrecht, sector bestuursrecht. In deze brief wordt verwezen naar een telefoongesprek met verweerder sub II, waarin bedoelde behandelingsdatum is besproken. Door het feit dat de dossiers van verweerder sub I nog niet allemaal in het administratiesysteem van het kantoor van verweerders waren opgenomen (in juni 2010 was verweerder sub I op het kantoor komen werken) en intern onduidelijkheid bestond wie de zaak in behandeling had heeft de uitnodigingsbrief van de rechtbank verweerder sub II pas op 16 december 2010 bereikt. De secretaresse van verweerder sub II heeft toen geprobeerd klager te bereiken om de zittingsdatum door te geven maar is hierin niet geslaagd. Op de voice mail van klager heeft de secretaresse ingesproken, dat de oproep voor de zitting nog maar kort geleden was ontvangen. Klager is niet op de zitting verschenen, terwijl hij dat wel had gewenst. Omdat verweerder sub II gelijktijdig met de geplande zitting een andere zitting had waar hij aanwezig moest zijn heeft een kantoorgenoot van verweerder de behandeling bijgewoond. Op 9 augustus 2011 heeft verweerder sub I zich van het tableau laten schrappen.

5.

Tot hun verweer hebben verweerders het volgende naar voren gebracht.

Verweerder sub I

Op 1 juli 2010 is verweerder overgestapt naar het kantoor waar verweerder sub II werkzaam is met medeneming van ongeveer 150 dossiers van voornamelijk privaatrechtelijke- en bestuursrechtelijke aard. Omdat verweerder sub I zich alleen nog met strafrecht zou bezighouden belandde de eerder genoemde stapel dossiers op het bureau van verweerder sub II, die toch al zwaar belast was door zijn opleiding. Dit was voor verweerder sub I reden om ter ontlasting van verweerder sub II nog de nodige oude zaken te blijven behandelen ook omdat cliënten dit gewend waren. In dat kader heeft verweerder sub I vaak nog te lang oude dossiers behandeld en op zijn bureau laten liggen, hetgeen tot onduidelijkheid op het kantoor en bij de secretaresses heeft geleid. Gevolg daarvan was dat verweerder sub II in de veronderstelling kon verkeren dat verweerder sub I nog bepaalde zaken bleef behandelen. Ook cliënten, waaronder klager, heeft verweerder sub I daardoor ten onrechte in onzekerheid gelaten. Omdat verweerder sub I gezien zijn politieke functie geen procedures meer op grond van de gemeentewet mocht behandelen heeft verweerder sub I klager uitgenodigd voor een gesprek. In dat gesprek van 13 oktober 2010 heeft klager met verweerder sub II kennisgemaakt en is klager meegedeeld dat verweerder sub I gezien zijn kennis van het dossier en de prettige relatie zich samen met verweerder sub II met de zaak zou blijven bezighouden. Dit betekent dat verweerder sub II alleen in zeer marginale zin bij het dossier betrokken was. Hoewel klager niet blij was met de verandering meent verweerder sub I klager correct over de overname van de zaak te hebben geïnformeerd. Dat neemt niet weg dat verweerder sub I de gang van zaken betreurt.

Verweerder sub II

Verweerder sub II ontkent niet dat het telefoongesprek, waarnaar in de brief van de griffie van 18 november 2010 wordt verwezen, met hem heeft plaatsgevonden. Hij kan zich dat door de grote werkdruk van dat moment echter niet meer herinneren. Verweerder sub II heeft toen niet bij klager geïnformeerd of de zittingsdatum klager schikte. Ook is deze datum toen niet in zijn agenda vermeld. Zittingsdata worden pas in de agenda genoteerd nadat de schriftelijke oproep is ontvangen en er was sprake van overname van 150 dossiers. Verweerder sub II heeft begrepen dat de oproep voor de zitting oorspronkelijk op het bureau van verweerder sub I is beland.

6.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

Ten aanzien van klachtonderdeel a.

Bij brief van 1 september 2010 heeft verweerder sub II de beslissing op bezwaar van de gemeente aan klager toegezonden. In die brief heeft hij gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep en de hoger beroepstermijn genoemd. Bij brief van 19 september 2010 heeft klager aan verweerder sub II aangegeven van deze mogelijkheid gebruik te willen maken zonder melding te maken van het feit dat de overname van de zaak voor hem onbekend was. Op 13 oktober 2010 heeft verweerder sub I in een gesprek met klager in aanwezigheid van verweerder sub II de overname van de zaak toegelicht. Hoewel dit eerder had kunnen gebeuren is de raad van oordeel dat - mede gelet op het feit dat klager tussentijds over de zaak was geïnformeerd – de overdracht van de zaak niet zodanig laat met klager is besproken dat verweerder sub I of verweerder sub II daarvan in tuchtrechtelijke zin een verwijt kan worden gemaakt. Klachtonderdeel a. is derhalve ten aanzien van beide verweerders ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b.

Ten onrechte heeft verweerder sub II zich niet op de mondelinge behandeling van 17 december 2010 voorbereid en erop toegezien, dat de oproep voor de zitting klager tijdig zou bereiken. Niet, althans onvoldoende, is door verweerder sub II weersproken, dat hij reeds voor 18 november 2010 van de behandelingsdatum op de hoogte was. Deze omstandigheid was op zich reeds voldoende om van verweerder sub II te mogen verlangen dat hij aldus zou handelen. Bij de beoordeling van de zaak overweegt de raad voorts dat door verweerder sub II niet is weersproken, dat zijn secretaresse de situatie oorspronkelijk gunstiger heeft willen voorstellen dan deze was door te suggereren dat de oproep voor de zitting nog maar kort geleden was ontvangen. De raad wil wel aannemen dat verweerder sub II daartoe geen opdracht heeft gegeven en begrijpt dat de secretaresse voor een lastige opdracht stond maar het bemantelen van de waarheid is een ernstig feit en daarvoor draagt verweerder sub II verantwoordelijkheid. Tenslotte heeft de raad oog voor het feit dat verweerder sub II zwaar belast was en daarmee zal bij de op te leggen maatregel rekening worden houden.

Hoewel verweerder sub I doordat hij de zaak had overgedragen formeel niet meer verantwoordelijk was voor bedoelde werkzaamheden oordeelt de raad dat ook verweerder sub I in zijn zorgplicht jegens klager tekort is geschoten door er niet op toe te zien dat een en ander correct verliep. Verweerder sub I heeft zelf aangegeven dat hij overgedragen zaken aan zich zou blijven houden, waardoor bij verweerder sub II het misverstand heeft kunnen ontstaan dat hij zich nog met de zaak van klager zou bezighouden.

Klachtonderdeel b. is derhalve zowel ten aanzien van verweerder sub I als ten aanzien van verweerder sub II gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c.

Vast is komen te staan dat klager niet op voorhand ervan op de hoogte is gesteld dat de kantoorgenoot de behandeling voor verweerder sub II zou waarnemen. Uit de gegrondverklaring van klachtonderdeel b. vloeit voort dat ook in dit opzicht aan verweerder sub II  een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Een advocaat behoort zijn cliënt deugdelijk over de behandeling van de zaak te informeren en daaraan heeft het voor wat betreft de waarneming ontbroken. Daarbij acht de raad relevant dat verweerder sub II zelfs nadat de behandeling van de zaak was bijgewoond door de kantoorgenoot klager daarover niet eigener beweging heeft geïnformeerd en in een brief de indruk heeft gewekt de zitting zelf te hebben bijgewoond. Klachtonderdeel c. is derhalve ten aanzien van verweerder sub II gegrond. De raad is van oordeel dat verweerder sub I in dit opzicht geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, omdat hij bij de waarneming niet betrokken is geweest. Ten aanzien van verweerder sub I is derhalve klachtonderdeel c. ongegrond.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

Voor wat betreft de klacht van klager tegen verweerder sub I zijn de klachtonderdelen a. en c. ongegrond en b. gegrond. Voor wat betreft de klacht van klager tegen verweerder sub II is klachtonderdeel a. ongegrond en zijn de klachtonderdelen b. en c. gegrond. Zowel aan verweerder sub I als aan verweerder sub II wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 5 december 2011.

Griffier      Voorzitter