ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2255 Raad van Discipline 's-Gravenhage R 3414/10.44

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2255
Datum uitspraak: 24-01-2011
Datum publicatie: 20-12-2011
Zaaknummer(s): R 3414/10.44
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De advocaat heeft binnen de grenzen van de aan hem toekomende vrijheid gehandeld en beslag doen leggen op vermogensbestanddelen van de wederpartij.

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1  Bij brieven van 16, 21 en 23 november 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is

verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is op 12 maart 2010 ontvangen door de Raad.

1.2   Bij beslissing van 8 april 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is aan partijen

verzonden op 8 april 2010.

1.3   Bij brief van 21 april 2010 heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4   De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage van

partijen hebben gelegen.

1.5   Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 15 november 2010. Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen. Verweerder werd ter

zitting bijgestaan door mr M.H.J. Toxopeus, advocaat te Zoetermeer.

2.   DE KLACHT EN HET VERZET  

2. 1  Klager verwijt verweerder de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënte behartigt. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij tot beslaglegging is overgegaan, nadat klager hoger beroep had ingesteld tegen de beschikking op grond waarvan klager tot betaling aan de cliënte van verweerder gehouden was. Verweerder heeft klager voorts geen overzichten willen sturen van de openstaande posten en hij is ten onrechte tot incassering overgegaan.

2.2  Klager heeft geen nadere gronden voor zijn verzet aangevoerd anders dan een herhaling en uitwerking van hetgeen reeds bij de klacht door klager is aangevoerd.

3.  VERWEER

3.1  Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat hij bij brief van 4 september 2009 klager namens zijn cliënte heeft verzocht de

achterstallige kinderalimentatie aan haar te voldoen. Verweerder heeft vervolgens aangegeven dat hij aan zijn verplichtingen had voldaan middels verrekening, 

 zonder dit standpunt nader te onderbouwen. Verweerder heeft hierop aan klager bericht dat hij niet zonder meer tot verrekening kon overgaan, zeker niet van

vorderingen die niet nader onderbouwd waren. Daarop heeft klager geantwoord dat hij bereid was achterstallige bedragen te voldoen, mits de cliënte van

verweerder daarvoor een bankgarantie zou afgeven. Ook heeft klager gesteld dat hij het grootste gedeelte van de achterstallige alimentatie had voldaan, doch dit

werd niet door klager onderbouwd. Nadat er een tijd over hun standpunten is gecommuniceerd, heeft verweerder klager bericht dat hij de vordering uit handen zou

geven, hetgeen ook is gebeurd.

3.2 Verweerder is van mening dat hij zich niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen. Klager voldeed niet aan zijn betalingsverplichtingen en weigerde daar

alsnog toe over te gaan, zodat de maatregelen die verweerder nam in zijn ogen in het belang van zijn cliënte waren.

4.  BEOORDELING VAN HET VERZET

Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de Raad de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter van 8 april 2010 en maakt die tot

de zijne. Daarbij overweegt de Raad nog dat klager niet van de advocaat van zijn voormalige echtgenote mocht verwachten dat deze ook rekening zou houden met

zijn belangen vanwege het feit dat klager op dat moment geen eigen advocaat had. Het verzet is dan ook ongegrond.

5.      BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mw.mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter, mw.mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. R. de Haan, mr. W.J. Hengeveld, mr. H.E. Meerman, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 24 januari 2011.

griffier                                                                                                       voorzitter