ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1616 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen 10193a
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2011:YG1616 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-12-2011 |
Datum publicatie: | 20-12-2011 |
Zaaknummer(s): | 10193a |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht van Inspectie voor de Gezondheidszorg. Klagers verwijten verweerder, arts en tevens ingeschreven als tandarts, dat hij patiënt in strijd met gedragsregels niet heeft doorverwezen naar een deskundig behandelaar maar zelf een dermatologische ingreep heeft uitgevoerd. Klacht ongegrond. |
Uitspraak: 20 december 2011
HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE EINDHOVEN
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 22 december 2010 binnengekomen klacht van:
Namens de Inspectie voor de Gezondheidszorg
A en B
werkzaam te C
klagers
tegen:
D
arts
werkzaam te E
wonende te E
verweerder
gemachtigde mr. S. Springer te Amstelveen
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift en de aanvulling daarop
- het preliminair verweer
- een brief van patiënt van 31 januari 2011
- reactie van klager op preliminair verweer
- het verweerschrift en de aanvulling daarop
- de repliek
- de dupliek en
- het jaarverslag van klager
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare zitting van 11 november 2011 behandeld. Partijen, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde, waren aanwezig. De standpunten van partijen zijn toegelicht, waarbij zowel klager sub 1 als de gemachtigde van verweerder gebruik hebben gemaakt van een pleitnota. Deze pleitnota’s zijn overgelegd.
2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende:
De inspectie heeft in het kader van haar toezichthoudende taak op 1 februari 2010 een onaangekondigd bezoek gebracht aan het tandheelkundig centrum, alwaar verweerder als tandarts werkzaam is. Naar aanleiding daarvan heeft de inspectie een rapport opgesteld d.d. mei 2010. Tijdens het inspectieonderzoek is naar voren gekomen dat verweerder, toen hij op 23 maart 2009 als tandarts met een patiënt bezig was, als arts bij die patiënt op de neus een plekje heeft verwijderd, dat volgens de geraadpleegde patholoog een solide basaalcelcarcinoom bleek te zijn. Naar aanleiding van het verslag van de patholoog heeft verweerder op 10 april 2009 een na-resectie uitgevoerd. Op 26 maart 2010 heeft de patiënt een machtiging aan de inspectie afgegeven om “aanvullende informatie in te winnen ten behoeve van het onderzoek zoals dat door de inspectie wordt uitgevoerd aangaande mijn behandelingen” door verweerder. Bij brief van 31 januari 2011 heeft de patiënt, op de hoogte geraakt van de tegen verweerder aanhangig gemaakte klacht, zijn machtiging ingetrokken en het college medegedeeld het college geen toestemming te geven het medisch dossier voor dat doel te gebruiken en het college te verplichten al zijn gegevens uit het dossier te verwijderen.
3. Het standpunt van klagers en de klacht
De inspectie verwijt verweerder dat hij als basisarts ernstig tekort is geschoten in zijn professioneel handelen.
De inspectie stelt dat verweerder zich niet heeft gehouden aan de gedragsregels voor artsen door voormelde patiënt niet te verwijzen naar een deskundig behandelaar voor een gespecialiseerde behandeling. Verweerder had de behandeling in een daartoe niet geëquipeerde behandelruimte niet moeten uitvoeren, daar hem daartoe als basisarts de bekwaamheid ontbrak. De inspectie baseert zich te dezen op de mening van een dermatoloog tevens Mohs micrografisch chirurg, volgens wie een aandoening als de onderhavige valt onder de expertise van een dermatoloog. Ten tijde van de ingrepen was verweerder niet geregistreerd als kaakchirurg en had hij alleen de erkenningen en registraties van arts en tandarts. Het behoort ook niet tot de taak van een kaakchirurg of aangezichtschirurg om zelfstandig in de neus te snijden. Verweerder heeft geen zaken aangevoerd waaruit gedestilleerd kan worden dat hij wel over de bekwaamheid beschikte. Ook uit het resultaat van de ingreep blijkt dat verweerder niet voldoende bekwaam was. Omdat verweerder niet bekwaam was de betreffende ingreep uit te voeren, was verweerder daartoe onbevoegd.
4. Het standpunt van verweerder
Allereerst heeft verweerder opgeworpen dat de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) meebrengt dat voor een rechtmatig gebruik van de persoonsgegevens aan een aantal vereisten moet zijn voldaan. De inspectie moet de patiënt uitdrukkelijk het doel hebben medegedeeld waarvoor diens gegevens worden verzameld. De inspectie heeft evenwel de machtiging onder een onjuiste voorstelling van zaken verkregen. De inspectie mag de uit hoofde van die machtiging verkregen gegevens niet tegen verweerder gebruiken of aan derden verstrekken zonder dat zij vooraf het doel heeft kenbaar gemaakt. De inspectie had na afronding van het onderzoek opnieuw toestemming van de patiënt moeten verkrijgen om zijn gegevens tegen verweerder te mogen gebruiken. Door het ontbreken van die toestemming heeft de inspectie de geheimhoudingsplicht geschonden. Bovendien heeft de patiënt verzocht zijn gegevens te verwijderen. Verweerder verzoekt alsnog de gewraakte stukken uit het dossier te verwijderen.
De tuchtrechtspraak valt onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (artikel 6).
De patiënt heeft de hulp van verweerder in diens hoedanigheid van arts ingeroepen, daaraan doet niet af dat de patiënt in de tandartsstoel lag. De inspectie heeft nagelaten ondubbelzinnig en met duidelijke verwijzingen aan te geven welke richtlijnen, beroepsnormen en/of wetgeving verweerder zou hebben overtreden. Hoewel het handelen van verweerder in 2009 heeft plaatsgevonden, brengt de inspectie een inspectierapport van mei 2010 naar aanleiding van een onaangekondigd bezoek op 1 februari 2010 in het geding. De behandelkamer was destijds voldoende geschikt voor poliklinische verrichtingen. Bij de controle in februari 2010 heeft de inspectie klaarblijkelijk geen onoverkomelijke misstanden aangetroffen.
Verweerder verwijst naar het bepaalde in artikel 36 lid 1 Wet BIG, dat het aan de arts zelf is te beoordelen of hij beschikt over de bekwaamheid om een handeling te verrichten. Het is geenszins zo dat alleen een in Mohs micrografische chirurgie gespecialiseerde dermatoloog voldoende bekwaam zou zijn om een verrichting als de onderhavige uit te voeren.
De richtlijn behandeling patiënten met basaalcarcinoom noemt zeven mogelijke behandelmethodes en niet Mohs micrografische chirurgie als enige.
Verweerder heeft voldoende ervaring. Hij heeft in F een tumorbank opgebouwd en een afdeling begeleid. Voorts heeft hij gepubliceerd over moleculaire behandeling. In F heeft hij gecompliceerde tumoroperaties gedaan. Verweerder verwijst naar het getuigschrift van de universiteitskliniek te F. Daarna heeft verweerder in G gewerkt.
Verweerder staat thans ingeschreven als tandarts, kaak- en aangezichtschirurg en als arts. Dat was in 2004 niet mogelijk. Verweerder heeft toen een keuze moeten maken en de aanvraag voor kaakchirurg ingetrokken. In 2009 heeft verweerder een nieuwe inschrijving gedaan. Hij voldeed aan alle voorwaarden.
Verweerder heeft onomstotelijk aangetoond te beschikken over voldoende kennis en chirurgische ervaring om een basaalcelcarcinoom te verwijderen.
Deze vorm van de aandoening, een solide basaalcelcarcinoom, is de minst maligne. De NVDV schrijft dat bij een basaalcelcarcinoom van minder dan 2 cm een andere behandeling niet nodig is. Het succes van de behandeling heeft verweerder ook gelijk gegeven. De patiënt is zeer tevreden over hoe verweerder de operatie heeft uitgevoerd.
5. De overwegingen van het college
Voorop stelt het college dat de inspectie voor het indienen van een klacht niet de toestemming of machtiging van een patiënt nodig heeft (vide ook: RTG Den Haag 7 februari 2011). Op grond van de Wet BIG is de inspectie zonder meer bevoegd een klacht bij het tuchtcollege in te dienen.
In casu heeft de inspectie niet alleen een klacht ingediend maar ook medische gegevens van de patiënt in het geding gebracht. De patiënt heeft reeds bij schrijven van 31 januari 2011 kenbaar gemaakt bezwaar te hebben tegen het gebruik van zijn medische gegevens voor het indienen van de onderhavige klacht en verzocht de gegevens uit het dossier te verwijderen.
De patiënt had op 26 maart 2010 een machtiging verleend aan de inspectie om “aanvullende informatie in te winnen ten behoeve van het onderzoek zoals dat door de inspectie wordt uitgevoerd aangaande” zijn behandeling door verweerder.
In de Inleiding van het door de inspectie uitgebrachte rapport wordt vermeld: “Doel van dit bezoek was te beoordelen of” het tandheelkundig centrum “voldoet aan de voorwaarden voor verantwoorde zorg.”
De patiënt heeft in zijn brief van 31 januari 2011 met zoveel woorden verklaard: “… als ik alles van te voren had geweten of door de inspectie juist was geïnformeerd dat de verstrekte machtiging was bedoeld om een klacht tegen verweerder (coll.) voor te bereiden en dat mijn patiëntengegevens voor dit doel zouden worden gebruikt, dan had ik geen toestemming gegeven.”
Desgevraagd is zijdens de inspectie verklaard dat de patiënt is benaderd in het kader van het lopende onderzoek naar de tandartspraktijk. Aan de patiënt is uitgelegd waarvoor de gegevens gebruikt zouden worden, waarbij is aangeven dat een tuchtzaak tot de mogelijkheden zou behoren.
Uit het schrijven van de patiënt komt naar voren dat het indienen van een klacht tegen verweerder (mede) op basis van zijn medische gegevens hem niet voor ogen stond bij het verlenen van de machtiging. Dit was de inspectie in elk geval na 31 januari 2011 ook duidelijk.
Het college is gelet op de gang van zaken van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de patiënt zijn toestemming heeft verleend voor het door de inspectie uiteindelijk beoogde doel, namelijk het indienen van een klacht tegen verweerder. Toen de inspectie wist dat de gegevens niet in de klachtprocedure mochten worden gebruikt, heeft de inspectie nagelaten die dossiers te (laten) verwijderen.
De onderhavige stukken dienen dan ook bij de beoordeling buiten beschouwing te worden gelaten.
Resteert de algemene vraag of verweerder, zoals de inspectie stelt, niet bekwaam is een plekje op de neus, dat een basaalcelcarcinoom is gebleken te zijn, te verwijderen.
Allereerst is het de arts die bepaalt of hij bekwaam is een bepaalde geneeskundige behandeling te verrichten. Verweerder heeft zich daartoe bekwaam geacht en dat geadstrueerd met zijn in F en G opgedane ervaring. Bovendien blijkt verweerder in 2009 geregistreerd te zijn als kaak- en aangezichtschirurg.
De inspectie heeft geen feiten en/of omstandigheden gesteld en aannemelijk gemaakt die het college tot de conclusie zouden kunnen brengen dat verweerder te dezen niet professioneel zou hebben gehandeld.
6. De beslissing
Het college:
- verklaart de inspectie ontvankelijk;
- wijst de klacht af.
Aldus beslist door mr. P.G.T. Lindeman-Verhaar als voorzitter, G.B.W.M. Wensing en
dr. W.F.R.M. Koch , als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. R. Sanders als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2011 in aanwezigheid van de secretaris.