Zoekresultaten 2051-2100 van de 2378 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:83 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-152/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht over de eigen voormalig advocaat. Vast staat dat verweerster na ontvangst van het dekenstandpunt aan klaagster en de deken heeft medegedeeld dat zij zou overgaan tot creditering, hetgeen zij vervolgens op 11 oktober 2021 ook zonder enig voorbehoud heeft gedaan. Door na de beslissing van de raad van 25 april 2022, waarin de klacht ongegrond werd verklaard, alsnog aanspraak te maken op betaling van de gecrediteerde declaraties heeft verweerster naar het oordeel van de raad niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Klaagster mocht er op grond van de creditering op vertrouwen dat de werkzaamheden niet alsnog bij haar in rekening zouden worden gebracht, terwijl de raad in de beslissing van 25 april 2022 in overweging 5.2 (zie hierboven onder 2.7) de creditering als (een van de) relevant feit(en) in de beoordeling van de in die zaak aan de orde zijnde klacht heeft betrokken. Ook verweersters beroep op de akte van cessie moet naar het oordeel van de raad worden gepasseerd, nu gezien de creditering niet kan worden vastgesteld dat op de in de akte van cessie genoemde datum van 23 december 2021 sprake was van een openstaande vordering van C B.V. op klaagster. De gegrond bevonden tuchtrechtelijke verwijten leveren een schending op van de kernwaarde (financiële) integriteit als bedoeld in artikel 10a lid 1 aanhef en sub d Advocatenwet. Berisping

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:141 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6374

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. De arts, medisch adviseur bij het CBR, heeft klager voor medisch onderzoek naar een psychiater verwezen. Klager verwijt de arts dat hij hem heeft verwezen zonder hem eerst te horen en dat hij aan de verwijzing heeft toegevoegd dat hij twijfelde aan klagers gezichtsvermogen. Het college stelt vast dat niet de arts maar het CBR bepaalt of een medisch onderzoek moet plaatsvinden. De arts beoordeelt alleen welke type specialist dat onderzoek moet doen. Pas als de informatie van het CBR vragen oproept, kan er voor de arts reden zijn om contact op te nemen. Dat was hier niet het geval. Uit de tekst en verdere context van de verwijzing blijkt niet dat er twijfels waren over het gezichtsvermogen van klager. Klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:142 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6634

    Ongegronde klacht tegen een psychiater. Klager verwijt de psychiater a) dat hij de behandeling eenzijdig heeft beëindigd en b) dat er geen sprake was van een warme overdracht en adequate verwijzing naar andere behandelaren/instellingen. Het college overweegt dat gezien de omstandigheden begrijpelijk is dat de psychiater meende dat klager de behandelrelatie zelf (eenzijdig) had beëindigd. Ten overvloede overweegt het college dat, zelfs als het college ervan uitgaat dat de psychiater de behandelrelatie heeft beëindigd, dat gezien de beschreven feiten en omstandigheden, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Klager heeft zich steeds aan communicatie onttrokken en wilde ook niet meer benaderd worden. De inzet van de psychiater en het behandelteam was steeds gericht op herstel van de behandelrelatie, maar daarvoor is door klager geen ruimte meer gegeven. De verstoorde relatie en het afhouden van elk contact boden weinig ruimte voor een ‘warme overdracht’. De aanbevelingen/suggesties die de psychiater aan klager heeft gedaan voor dagbesteding/begeleiding waren alleszins redelijk en passend. Verder bood de psychiater aan dat klager zich tot de instelling kon wenden voor hulp hierbij, maar dat heeft klager niet gedaan. Het kan de psychiater niet worden verweten dat klager niet tevreden was over deze organisaties/instellingen. Beide klachtonderdelen zijn ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:143 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6243

    Kennelijk ongegronde tegen een (destijds) psychiater. Klager verwijt de psychiater dat zij verkeerde medicatie heeft voorgeschreven, ten onrechte een aanvraag voor een rechterlijke machtiging in gang heeft gezet en ten onrechte de diagnose epilepsie heeft gesteld. Het college stelt vast dat, gelet op de psychotische problematiek van klager, de psychiater goede redenen had om hem antipsychotica voor te schrijven. Uit het dossier blijkt dat de psychiater, door verschillende psychotica en flankerende medicatie voor te schrijven en de doseringen daarvan regelmatig aan te passen, steeds heeft getracht, met behoud van optimaal antipsychotisch effect, de bijwerkingen van de middelen zoveel mogelijk te beperken. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:164 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-273/AL/NN

    Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:115 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1940

    Klacht tegen arts, destijds arts niet in opleiding tot specialist (anios). Klager is in verband met acuut op chronisch ernstig nierfalen in 2020 enkele dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis waar de arts als arts niet in opleiding tot specialist (anios) werkte. Klager is in spoedsetting geopereerd. Na de spoedoperatie was de anios als zaalarts verantwoordelijk voor de nazorg aan klager. Bij het ontslag uit het ziekenhuis heeft de anios met klager het ontslaggesprek gevoerd. Daarna heeft hij de ontslagbrief geschreven. Klager verwijt de anios dat hij: a) hem niet heeft gewaarschuwd voor de vaker bewezen gezondheidsschade door het dragen van een niet medisch mondkapje. Klager vindt de draagplicht van een niet-medisch mondkapje in strijd met de Grondwet; b) heeft nagelaten hem voor en na de operatie te wijzen op het risico van verhoogde plasfrequentie door de ziekenhuisopname en/of door de operatie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel a en klachtonderdeel b kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:144 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6885

    Voorzittersbeslissing, klacht tegen een cardioloog kennelijk niet-ontvankelijk. Klaagster heeft een klacht ingediend over het handelen van verweerster rondom de behandeling en het overlijden van haar vader in het ziekenhuis. Naar het oordeel van de voorzitter is klaagster niet gerechtigd om de onderhavige klacht in te dienen. Nu de vader van klaagster een levensgezel had, geldt in dit geval als uitgangspunt dat deze levensgezel klachtgerechtigd is en dat klaagster in beginsel geen klachtrecht heeft. Daarop kunnen uitzonderingen bestaan, maar in dit geval is niet gebleken van zwaarwegende feiten of omstandigheden die een uitzondering op dit uitgangspunt rechtvaardigen. Zo kan niet worden vastgesteld dat de levensgezel van de klacht van klaagster op de hoogte is en dat zij deze ondersteunt. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:165 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-274/AL/NN

    voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over een eigen advocaat kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:116 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1941

    Klacht tegen arts, destijds arts in opleiding tot specialist (aios). Klager is in verband met acuut op chronisch ernstig nierfalen in 2020 enkele dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis waar de arts als arts in opleiding tot specialist (aios) werkte. Klager is door de aios in spoedsetting geopereerd. Klager verwijt de aios dat zij: a) hem niet heeft gewaarschuwd voor de vaker bewezen gezondheidsschade door het dragen van een niet medisch mondkapje. Klager vindt de draagplicht van een niet-medisch mondkapje in strijd met de Grondwet; b) heeft nagelaten hem voor en na de operatie te wijzen op het risico van verhoogde plasfrequentie door de ziekenhuisopname en/of door de operatie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel a en klachtonderdeel b kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:117 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1972

    Klager is in verband met acuut op chronisch ernstig nierfalen in 2020 enkele dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis waar de arts als arts in opleiding tot specialist (aios) werkte. Klager is door de aios in spoedsetting geopereerd. Klager verwijt de aios dat zij: a) niet of veel te weinig beseft dat zij voor haar diensten integraal wordt gefinancierd door belastingbetalers en premiebetalers, de volksgezondheid moet behouden en bevorderen, de patiënt tijdig en volledig moet informeren over medisch relevante zaken en verantwoording moet afleggen over haar keuzes; b) in het bezit had moeten zijn van het opnamebericht van klager; c) heeft nagelaten te vragen hoe en wanneer klager was aangemeld voor de operatie; d) aan klager nazorg had moeten verlenen; e) ten onrechte schrijft dat de plasklachten van klager niet feitelijk voor kunnen komen; f) ten onrechte schrijft dat zij onvoldoende informatie heeft voor adequaat verweer. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:82 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-028/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Familiezaak. Niet gebleken dat verweerder onvoldoende de-escalerend heeft opgetreden, noch dat hij onnodige grievende uitlatingen heeft gedaan of onjuiste en onvolledige informatie heeft verstrekt aan de betrokken rechters. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:140 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6716

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Klager is opgenomen geweest in een spoedkliniek in verband met psychotische decompensatie. Klager verwijt de arts dat hij niet is ingelicht over de bijwerkingen van het nieuw voorgeschreven medicijn paliperidon. Ook heeft de arts volgens hem beweerd dat vitamine C niet werkzaam was bij een tabak- en hasjverslaving. Verder verwijt klager de arts dat de zij er niet voor heeft gezorgd dat klager in de ambulante zorg alleen door vrouwen zou worden behandeld. Het college stelt vast dat uit de overgelegde decursus blijkt dat de arts meermaals de tijd heeft genomen klager voor te lichten over en te begeleiden bij de medicatie. De arts is zorgvuldig omgesprongen van de wens van klager om alleen door vrouwelijke medewerkers van het FACT-team te worden behandeld, maar kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de beslissing over de samenstelling van het ambulante FACT-team. De arts kan zich de opmerking over vitamine C niet herinneren. Het college ziet geen aanleiding om van onzorgvuldigheid, laat staan verwijtbaar gedrag te kunnen spreken. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:118 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1973

    Klacht tegen arts, destijds arts niet in opleiding tot specialist. Klager is in verband met acuut op chronisch ernstig nierfalen in 2020 enkele dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis waar de arts als arts niet in opleiding tot specialist (anios) werkte. Klager is in spoedsetting geopereerd. Na de spoedoperatie was de anios als zaalarts verantwoordelijk voor de nazorg aan klager. Bij het ontslag uit het ziekenhuis heeft de anios met klager het ontslaggesprek gevoerd. Daarna heeft hij de ontslagbrief geschreven. Klager verwijt de anios dat hij: a) niet of veel te weinig beseft dat hij voor zijn diensten integraal wordt gefinancierd door belastingbetalers en premiebetalers, de volksgezondheid moet behouden en bevorderen, de patiënt tijdig en volledig moet informeren over medisch relevante zaken en verantwoording moet afleggen over zijn keuzes; b) in het bezit had moeten zijn van het opnamebericht van klager; c) heeft nagelaten te vragen hoe en wanneer klager was aangemeld voor de operatie; d) ten onrechte schrijft dat hij onvoldoende informatie heeft voor adequaat verweer. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:69 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6131

    Klacht tegen huisarts deels kennelijk niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond. Klager is patiënt verweerster. De behandelrelatie verloopt moeizaam. Zo zijn er onder meer onenigheden over de inhoud van het medisch dossier en het verwijderen van passages. Er is geprobeerd om middels een mediator de behandelrelatie te herstellen. Dat is niet gelukt. Uiteindelijk heeft verweerster de behandelovereenkomst beëindigd per augustus 2020. Klager is het niet eens met de gang van zaken en hij verwijt de huisarts het onrechtmatig opzeggen van de behandelovereenkomst, het overdragen aan een andere huisarts, het niet willen opstellen van verwijsbrieven en het onnodig besmetten van zijn naam met een psychische aantekening in een bepaald jaar. Klager is niet-ontvankelijk in de klachten waarover inmiddels onherroepelijke tuchtrechtelijke beslissingen zijn gegeven. Klager doelt immers in wezen op hetzelfde handelen waartegen de huisarts zich in de zaak 169/2019 heeft verweerd. Dat klager daarbij op onderdelen nieuwe aspecten noemt die in verband staan met hetzelfde handelen, maakt dat niet anders. Het is immers een variatie op hetzelfde thema en vloeit voort uit eerder handelen van de huisarts waarover al tuchtrechtelijk is geoordeeld.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:79 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-048/DB/LI

    Raadbeslissing. Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Verweerder is tekort geschoten in de bijstand en advisering van klager, heeft onvoldoende voortvarendheid betracht en heeft onvoldoende gecommuniceerd. Aldus heeft verweerder niet gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Gelet op de ernst van het aan verweerder gemaakte tuchtrechtelijk verwijt en zijn antecedentenlijst ziet de raad het beeld van een advocaat die blijk geeft zich onvoldoende bewust te zijn van voor de advocatuur elementaire beginselen en regelgeving en die zich onvoldoende rekenschap geeft van de belangen die daarmee worden gediend. Verweerder heeft zijn kerntaak als rechtsbijstandsverlener ernstig veronachtzaamd. Zowel bij gelegenheid van het onderzoek naar de klacht door de deken als in de procedure bij de raad heeft verweerder er echter geen blijk van gegeven inzicht te hebben in het kwalijke van zijn handelen. De raad heeft ook, gezien de opstelling van verweerder, grote zorgen over een goede belangenbehartiging van toekomstige cliënten van verweerder. De raad is van oordeel dat het niet verantwoord is dat verweerder de praktijk als advocaat nog langer uitoefent. Gelet op alle feiten en omstandigheden is de raad van oordeel dat de maatregel van schrapping van het tableau de enige passende maatregel voor verweerder is.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:80 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-837/DB/OV

    Verzet. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:81 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-881/DB/LI

    Verzet. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:68 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5944

    Klacht tegen huisarts kennelijk ongegrond. Klagers zijn jarenlang patiënt geweest in de praktijk van de huisarts. Klager is in 2020 door de huisarts gezien vanwege een zwelling op zijn hoofd. Omdat klager eerder een atheroomcyste op zijn hoofd had gehad, was het vermoeden dat daarvan ook nu weer sprake was. Afgesproken werd dat de huisarts de zwelling zou verwijderen. Tijdens de ingreep ontstonden echter twijfels over de aard van de zwelling en heeft de huisarts klager verwezen naar chirurgie. De zwelling bleek een non Hodgkin-lymfoom te zijn en klager heeft hiervoor diverse behandelingen ondergaan. Gedurende en na deze behandelingen hebben er nog meerdere contacten met de huisarts plaatsgevonden, zowel telefonisch als in persoon. Vanwege een vertrouwensbreuk zijn klagers in september 2023 overgestapt naar een andere huisartsenpraktijk. Klagers maken de huisarts verschillende verwijten over zijn bejegening, gebrek aan betrokkenheid en het medicatiebeleid. Het college oordeelt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:59 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6361

    Klaagster verwijt verpleegkundige onjuist en nalatig handelen tijdens de dialyse. Er is minder vocht onttrokken dan door de computer berekend. Het college kan niet vaststellen dat de hoeveelheid te onttrekken vocht niet met klaagster is besproken. Er is adequaat gehandeld toen tijdens de dialyse instabiliteit ontstond. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:60 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6037

    Klacht tegen verpleegkundig specialist over consult na MDO kennelijk ongegrond. Het was niet aan de verpleegkundig specialist om klaagster iets anders te adviseren dan uit het MDO was gekomen en evenmin om - zelfstandig - eventuele alternatieven voor te stellen. Bejegeningsklacht kan college niet beoordelen.

  • ECLI:NL:TACAKN:2024:17 Accountantskamer Zwolle 23/1522 Wtra AK

    Ongegronde klacht. Betrokkene heeft een goedkeurende verklaring afgegeven bij de jaarrekening 2022 van een stichting. Volgens klager heeft betrokkene bij haar controlewerkzaamheden ten onrechte geen toepassing gegeven aan de Wet normering topinkomens (WNT) en heeft zij ten onrechte het ANBI-formulier van de stichting niet gecontroleerd. De Accountantskamer is van oordeel dat de WNT in 2022 nog niet van toepassing was op de stichting. De stichting is namelijk in 2020 opgericht, waardoor deze in 2022 nog geen drie jaar achtereen subsidies had ontvangen. Er is niet gebleken dat sprake is van een (voor de WNT relevante) rechtsvoorganger. Ook was betrokkene niet verplicht om het ANBI-formulier te controleren.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2024:15 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2024/16

    Bekrachtiging van ordemaatregel. Op verzoek van de notaris heeft de voorzitter van de kamer op grond van artikel 27 lid 1 Wna aan de notaris de ordemaatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt opgelegd voor onbepaalde tijd. De kamer ziet - net als de voorzitter - in het feit dat de notaris zelf heeft aangegeven dat hij wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand voor langere tijd niet in staat is/zal zijn tot het behoorlijk verrichten van zijn werkzaamheden de noodzaak van het door de notaris verzochte ingrijpen in de zin van genoemd artikel. De kamer heeft de door de voorzitter opgelegde ordemaatregel bekrachtigd.

  • ECLI:NL:TNORARL:2024:13 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/428681 KL RK 23-139

    De notaris heeft de opdracht gekregen om de overdracht van de woning te verzorgen. Klacht van klager in zijn hoedanigheid als executeur. Klager stelt dat de notaris ten onrechte kosten in verband met het verrichten van extra werkzaamheden bij de erfgenamen in rekening heeft gebracht. De notaris had deze kosten op grond van de koopovereenkomst bij de kopers van de woning in rekening moeten brengen.

  • ECLI:NL:TNORARL:2024:14 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/429734 KL RK 23-145

    Akte levering van de woning. Klacht over voorlichting, communicatie en afhandeling van het verzoek van klager aan de kandidaat-notaris om de verkoopopbrengst van de woning ongelijk tussen hem en zijn ex-echtgenote uit te keren. Kandidaat-notaris heeft Reglement beperking uitbetalen derdengelden te beperkt opgevat en toegepast. Kandidaat-notaris heeft klager onvoldoende gelegenheid gegeven zijn verzoek tot ongelijke uitkering nader te onderbouwen. Klachtonderdeel 1) gegrond, geen maatregel. Klachtonderdeel 2) ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6383

    Klacht tegen huisarts ongegrond. Klaagster heeft telefonisch contact opgenomen met de praktijk van de huisarts in verband met obstipatieklachten, waarna er een consult bij de huisarts heeft plaatsgevonden. Wegens aanhoudende klachten is er op twee weken later wederom een consult geweest, dit keer bij de collega-huisarts, die haar onder meer heeft doorverwezen naar een MDL-arts. Uit onderzoek bleek klaagster endeldarmkanker stadium 3 te hebben. Klaagster verwijt de huisarts dat hij vanaf maart/april 2023 onvoldoende zorg heeft verleend en haar niet heeft doorverwezen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:112 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2288

    Klacht tegen een verzekeringsarts. Klaagster is door de verzekeringsarts gezien in het kader van een WIA-beoordeling. Zijn bevindingen heeft de verzekeringsarts neergelegd in een verzekeringsgeneeskundige rapportage en een medisch onderzoeksverslag. Dezelfde dag heeft hij een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Volgens de verzekeringsarts is sprake van een medisch objectiveerbare afwijking. Hij heeft in de FML beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren en ten aanzien van werktijden. Klaagster maakt de verzekeringsarts verschillende verwijten over het door hem verrichte onderzoek en de door hem opgemaakte rapportages. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:56 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5543

    Klacht van nabestaanden na overlijden van met een rechterlijke machtiging in een instelling opgenomen cliënte, bij wie sprake was van een combinatie van psychiatrische, somatische en cognitieve problematiek. Zij is met agonale ademhaling aangetroffen en kort daarna overleden. Verwijt aan verpleegkundige dat hij geen reanimatie heet opgestart, hoewel er actief reanimatiebeleid was. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:113 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2293

    Klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft in 2019, in de leeftijd van 36 jaar, een laattijdige aanvraag van een Wajonguitkering bij het UWV ingediend. Deze aanvraag is afgewezen. Na bezwaar en beroep heeft de verzekeringsarts een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht. Daarin is zij tot de conclusie gekomen dat klager zijn claim, dat hij vanwege medische redenen niet in staat is geweest om te werken, niet aannemelijk heeft gemaakt. Klager is het met deze conclusie niet eens en verwijt de verzekeringsarts dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2024:10 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/59 en SHE/2023/60

    Klacht tegen een notaris over de totstandkoming van een testament en klachten tegen deze notaris en een toegevoegd notaris over de afwikkeling van de nalatenschap ingevolge dit testament. Klachttermijn. Invulling rol boedelnotaris: onderzoekplicht en regievoering. Beroep op geheimhoudingsplicht. Enkele klachtonderdelen onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd in de zin van artikel 5 Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat. Klachten gedeeltelijk niet-ontvankelijk en verder ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:57 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5916

    Dochter van overleden patiënte klaagt over verpleegkundig specialist, regiebehandelaar van patiënte in verpleeghuis. Niet-ontvankelijk voor zover de klacht betrekking heeft op de aan patiënte verleende zorg, omdat klaagster niet de wil van haar moeder vertegenwoordigt. De klacht dat verweerster zich jegens klaagster als arts heeft gepresenteerd is ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:114 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2294

    Klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft in 2019, in de leeftijd van 36 jaar, een laattijdige aanvraag van een Wajonguitkering bij het UWV ingediend. Deze aanvraag is afgewezen. Na bezwaar en beroep heeft een andere verzekeringsarts (eveneens aangeklaagd (C2023/2293)) een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht. Daarin is zij tot de conclusie gekomen dat klager zijn claim, dat hij vanwege medische redenen niet in staat is geweest om te werken, niet aannemelijk heeft gemaakt. Daarop is de aanvraag opnieuw afgewezen en is weer bezwaar ingediend. De nu aangeklaagde verzekeringsarts heeft het eerdere verzekeringsgeneeskundig onderzoek heroverwogen. Hij heeft het oordeel van de eerdere verzekeringsarts aangevuld, maar is niet tot een andere conclusie gekomen. Klager is het met deze conclusie niet eens en verwijt de verzekeringsarts dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:58 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5875

    Klacht tegen een cardioloog. Klager verwijt de cardioloog dat zij de inmiddels overleden echtgenote van klager niet tijdig en correct heeft behandeld. Oordeel college: de cardioloog heeft steeds adequaat gehandeld op de door de patiënte gepresenteerde klachten. De onderzoeken en interventies waren passend en niet is gebleken dat deze niet volgens de standaarden zijn uitgevoerd. De medicatie was noodzakelijk voor de klachten die de patiënte had. De cardioloog heeft redelijkerwijs het besluit kunnen nemen om de implantatie van de pacemaker te verplaatsen. De gezondheidstoestand van de patiënte was niet dusdanig dat niet kon worden gewacht. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:110 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2133

    Klacht tegen een orthopedisch chirurg. Klager is in januari 2016 op consult geweest bij de chirurg in verband met al langer bestaande en toenemende artrotische klachten aan de linkerknie bij een O-been stand. Er is besloten een standscorrectie van het been uit te voeren, waarbij een plaat en schroeven zijn geplaatst. Begin mei 2016 vond de operatie plaats. Aanvankelijk leek het herstel goed te gaan, maar in juni 2016 bleek tijdens een poliklinisch consult uit de controle röntgenfoto dat het osteosynthese materiaal was uitgebroken en een laterale tibiaplateau fractuur was ontstaan. Om de breuk te herstellen is klager een week later opnieuw geopereerd. De wond bleef na deze operatie open en lekken, waarna klager nog tweemaal is geopereerd om de wond te reinigen en een vacuümpomp te plaatsen. Ondanks wondverzorging kreeg klager weer pijn in zijn knie. In december 2016 zijn de plaat en de schroeven verwijderd en is de wond nogmaals met een vacuümpomp behandeld. Bij controle in augustus 2017 bleek het linkerbeen krommer te zijn en was er meer artrose dan voorheen. Klager verwijt de chirurg dat hij hem niet goed heeft geïnformeerd over het risico op de opgetreden complicaties door de operatie. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:111 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2255 en C2023/2256

    Klacht tegen een tandarts. Klaagster had begin december 2020 een consult bij de tandarts. Vijf dagen later onderging klaagster bij de tandarts een wortelkanaalbehandeling. De dochter van klaagster nam daarna herhaaldelijk contact op met de tandartsenpraktijk, onder andere vanwege aanhoudende pijn. Halverwege december 2020 kwam klaagster terug bij de tandarts, maar zij weigerde plaats te nemen in de behandelstoel. De tandarts mocht ook niet in de mond van klaagster kijken. De reeds geplande vervolgafspraken werden door klaagster afgezegd. Een week later ontving klaagster een brief van de tandartsenpraktijk waarin aan klaagster en haar dochter werd gevraagd om naar een andere praktijk uit te kijken. Klaagster verwijt de tandarts dat zij de behandeling éénzijdig beëindigde, zonder gewichtige reden en de zorgvuldigheidseisen in acht te nemen. Ook verwijt klaagster de tandarts dat zij haar onvoldoende informeerde tijdens het consult begin december 2020 en niet de klinische bevindingen tijdens de wortelkanaalbehandeling noteerde. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klachtonderdelen a), b) en c) gegrond verklaard, klachtonderdeel d) ongegrond en aan de tandarts de maatregel van een waarschuwing opgelegd. Klaagster en de tandarts zijn allebei in beroep gekomen tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster, en verklaart het beroep van de tandarts gegrond ten aanzien van klachtonderdelen a) en b) en verklaart deze alsnog ongegrond. De maatregel van waarschuwing blijft in stand.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:163 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-774/AL/GLD 23-776/AL/GLD 23-777/AL/GLD

    De raad verklaart het verzet tegen de voorzittersbeslissing ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:139 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6574

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een KNO-arts. Klaagster kwam met oorklachten bij de KNO-arts. Klaagster verwijt de kno-arts onder andere dat zij in het eerste consult geen gehoortest heeft afgenomen en de gehoortest pas in het derde consult voorstelde. Het college overweegt het volgende. Dat de kno-arts pas na drie maanden – op het derde consult, waar klaagster met verergerde klachten terugkwam – een audiogram voorstelde, is bij gehoorverlies en een otologische voorgeschiedenis aan de late kant. Uit het verweerschrift en het overgelegde medische dossier blijkt echter dat de kno-arts tijdens het eerste consult klaagsters oor wel zorgvuldig heeft onderzocht, de anamnese heeft afgenomen en naar aanleiding van haar bevindingen eerst een aantal mogelijke oorzaken, zoals een allergie en/of kaakproblemen, heeft willen uitsluiten. Toen de allergietest negatief bleek, dacht de kno-arts aan problemen met het kaakgewricht. Ook voor die mogelijkheid bevat het dossier voldoende aanwijzingen. Door de kaakfysiotherapie verminderde ook de spanning in de kaakgewrichten van klaagster. Het college is dan ook van oordeel dat, hoewel de kno-arts lang heeft gewacht met een gehoortest, de werkwijze om eerst andere oorzaken uit te sluiten van voldoende zorgvuldigheid getuigt en niet verwijtbaar is. De klacht is in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:64 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6733

    Klacht tegen een psychiater kennelijk ongegrond. Klager is door de psychiater onderzocht en daar is een rapport van opgemaakt. Klager verwijt de psychiater, samengevat, dat er geen, althans onvoldoende onderzoek is gedaan voor het vaststellen van een diagnose en dat de psychiater informatie in zijn rapport heeft verwerkt waarvoor klager geen toestemming heeft gegeven. Daarnaast stelt klager dat de psychiater ten onrechte geen nader onderzoek heeft aangeboden en geen opheldering heeft verschaft. De psychiater voert gemotiveerd verweer.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2024:11 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/52 en SHE/2023/53

    Jarenlange fraude door boekhouder van notariskantoor, die ruim 3 miljoen euro heeft onttrokken aan derdengeldenrekening. Klacht van BFT tegen twee notarissen over (onopgemerkte) negatieve bewaringspositie en ontoereikende administratieve organisatie en interne controlemaatregelen. De kamer oordeelt dat de notarissen niet met de vereiste zorgvuldigheid hebben gehandeld door de bankpassen van de derdengeldenrekeningen van hun kantoren te bewaren in een (overdag niet afgesloten) kast op de financiële administratie. Daardoor hebben zij het risico voor lief genomen dat deze passen ook zouden kunnen worden gebruikt door anderen dan zij zelf of hun waarnemers, als dezen (onverhoopt) bekend zouden raken met hun pincode. Dit risico heeft zich verwezenlijkt omdat de boekhouder al jarenlang op de hoogte bleek te zijn van de pincode van één van de notarissen, waardoor hij overboekingen van de derdengeldenrekening naar zijn eigen rekeningen heeft kunnen klaarzetten, autoriseren, uitvoeren en (door op geraffineerde wijze gebruik te maken van PA-rekeningen) in de administratie heeft kunnen verhullen. Dit klachtonderdeel en het klachtonderdeel over de negatieve bewaringspositie worden gegrond verklaard. De klachtonderdelen over ontoereikende controle van de bewaringspositie, onjuiste berekening van de bewaringspositie en onvoldoende controle van (vervalste) betalingsopdrachten worden ongegrond verklaard. Gelet op de in de beslissing omschreven werkwijze van de boekhouder was sprake van dermate geraffineerde fraude dat van de notarissen niet kon worden verwacht dat zij daarop bedacht waren of dit zelf hadden kunnen ontdekken. Omdat ook de accountant en het BFT kennelijk nooit onraad hebben geroken, overweegt de kamer te hebben gemist dat het BFT (aantoonbaar) heeft gereflecteerd op de werking van de (wettelijk voorgeschreven) controlesystemen en daarbij ook de rol van de accountant en de eigen rol heeft betrokken met als doel hieruit lessen te leren die kunnen voorkomen dat zo’n grootschalige fraude zich kan herhalen. Mede omdat de notarissen – die zelf ook slachtoffer zijn van de fraude, die voor hen persoonlijk en voor hun medewerkers diepe impact heeft (gehad) – kosten noch moeite hebben gespaard om de gevolgen van de fraude waar mogelijk te beperken en hun (betalings-)organisatie te optimaliseren, acht de kamer een ontzetting uit het ambt of een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van het ambt niet passend. Een voorwaardelijke schorsing zou het meest passend zijn maar de Wna - anders dan de Advocatenwet - kent die mogelijkheid niet. Daarom volstaat de kamer met het opleggen van een berisping aan beide notarissen en worden zij in de proceskosten veroordeeld.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:65 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6731

    Klacht tegen een psychiater kennelijk ongegrond. Klager is door de psychiater onderzocht en daar is een rapport van opgemaakt. Klager verwijt de psychiater, samengevat, dat er geen, althans onvoldoende onderzoek is gedaan voor het vaststellen van een diagnose. Daarnaast stelt klager dat de psychiater ten onrechte geen nader onderzoek heeft aangeboden en geen opheldering heeft verschaft. De psychiater voert gemotiveerd verweer.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:66 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6711

    Klacht tegen een psychiater kennelijk ongegrond. De psychiater heeft klager onderzocht in het kader van een psychiatrische expertise. Klager verwijt de psychiater dat zij zich niet professioneel en onafhankelijk heeft opgesteld. De psychiater voert gemotiveerd verweer.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:160 Hof van Discipline 's Gravenhage 230115

    Herstelbeslissing

  • ECLI:NL:TACAKN:2024:16 Accountantskamer Zwolle 23/2298 Wtra AK

    De klacht is gedeeltelijk gegrond. Betrokkene krijgt de maatregel van waarschuwing opgelegd. Betrokkene heeft een goedkeurende verklaring afgegeven bij de jaarrekening [jaartal1] van een leasemaatschappij. Het bestuur van de leasemaatschappij is bij het opstellen van deze jaarrekening ervan uitgegaan dat de onderneming haar bedrijfsactiviteiten zal voortzetten. Volgens klager heeft betrokkene onvoldoende onderzoek gedaan naar deze continuïteitsveronderstelling. Daarnaast verwijt klager betrokkene dat er een rubriceringsfout staat in de gepubliceerde jaarrekening [jaartal1] van de leasemaatschappij, omdat een deel van de obligatieleningen staat vermeld onder schulden aan de bank. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene wel voldoende onderzoek heeft gedaan naar de continuïteitsveronderstelling. Maar betrokkene heeft zijn zorgplicht met betrekking tot de door de onderneming gepubliceerde jaarrekening, die een fout bevat en waarbij zijn controleverklaring is gevoegd, niet nageleefd.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:100 Raad van Discipline Amsterdam 24-279/A/NH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk niet-ontvankelijk en kennelijk ongegrond. Ten aanzien van klachtonderdeel a) heeft klager deels geen rechtstreeks belang. Voor het overige valt niet in te zien op welke wijze de uitlatingen onnodig grievend zouden kunnen zijn voor klager. Klachtonderdeel a) is daarom deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond. Daarnaast is niet gebleken dat verweerster onwaarheden zou hebben verkondigd. Klachtonderdeel b) is daarom kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:101 Raad van Discipline Amsterdam 24-283/A/A

    Voorzittersbeslissing; klacht over de advocaat wederpartij in een familierechtzaak; klacht is kennelijk ongegrond. Verweerster heeft de zaak behandeld op grond van het feitenmateriaal dat haar cliënte haar had verstrekt. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:102 Raad van Discipline Amsterdam 24-307/A/NH 24-308/A/NH

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in beide klachtonderdelen kennelijk ongegrond. Verweerder mocht afgaan op de door zijn cliënt aan hem verstrekte informatie, er bestond geen aanleiding om aan de juistheid hiervan te twijfelen. Verweerder mocht daarnaast een verzoek tot faillietverklaring aankondigen, gelet op de hem als advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:159 Hof van Discipline 's Gravenhage 240050

    Klaagster heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen, omdat het hier gaat om een vordering van € 1.000,-, zodat de kantonrechter de bevoegde instantie is. Voor een dergelijke procedure geldt geen verplichte procesvertegenwoordiging. Gelet hierop biedt art. 13 Advocatenwet geen grondslag voor het toewijzen van het verzoek van klaagster. Beklag klaagster ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:103 Raad van Discipline Amsterdam 24-309/A/A 24-311/A/A

    Voorzittersbeslissing. Verweerders hebben met hun handelen het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad, noch is er gebleken van het door hen handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamd. De klacht is daarom in beide klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:55 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5591

    Klaagster beweert op jonge leeftijd hersenletsel te hebben opgelopen, wat haar leven belemmert. Ze zoekt erkenning en een operatie, maar medische scans tonen geen letsel. Ze beschuldigt de psychiater ervan dat deze haar negeert en een onjuiste diagnose van een psychose heeft gesteld. Het college concludeert dat verweerster heel goed naar klaagster heeft geluisterd, haar alle gelegenheid heeft geboden haar verhaal te doen en uitgebreid onderzoek heeft gedaan voordat zij tot haar conclusie is gekomen. De klacht is ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:51 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/734609 / DW RK 23/194 LvB/WdJ

    Klacht ongegrond. Niet gebleken dan wel aangetoond is dat de gerechtsdeurwaarder niet heeft gereageerd op informatieverzoeken van klaagster. Niet geconcretiseerd is welke kosten zijn gemaakt waarvan klaagster niet op de hoogte was of had kunnen zijn. De door klaagster gestelde onbehoorlijke toonzetting van de gerechtsdeurwaarder is niet door onderbouwd.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:58 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/742973 / DW RK 23/438 LvB/WdJ

    Verzet. Klager heeft geen gronden tegen de voorzittersbeslissing ingediend. Verzet niet-ontvankelijk. De kamer heeft ten overvloede overwogen dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door het vonnis ten uitvoer te leggen.