ECLI:NL:TAHVD:2024:234 Hof van Discipline 's Gravenhage 230393
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2024:234 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-08-2024 |
Datum publicatie: | 02-09-2024 |
Zaaknummer(s): | 230393 |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Beklag |
Inhoudsindicatie: | Klacht over eigen advocaat. Niet gebleken is dat verweerder de belangen van klaagster niet goed heeft behartigd. Het was overigens beter geweest als verweerder aan klaagster had laten weten dat de procedure bij de huurcommissie achterhaald was door het deskundigenonderzoek, maar niet zo ernstig dat sprake is van een tuchtrechtelijk verwijt. Klaagster had de opdracht al beëindigd voor het deskundigenonderzoek was beëindigd. Klacht ongegrond, bekrachtiging beslissing raad. |
Beslissing van 26 augustus 2024
in de zaak 230393
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 INLEIDING
1.1 Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een kwestie over gebreken in haar huurwoning. Deze bijstand van klager heeft geleid tot deze tuchtklacht. Klaagster verwijt verweerder na eindigen van zijn rechtsbijstand niet alle originele documenten te hebben teruggeven. Het hof volgt het oordeel van de raad dat klaagster na betwisting door verweerder dat verwijt niet voldoende heeft onderbouwd. Dat verweerder daarbij de belangen van klaagster in de huurkwestie niet goed heeft behartigd is niet gebleken.
1.2 Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom klaagster in beroep is gekomen en wat het hof daarover oordeelt.
2 DE PROCEDURE
Bij de raad van discipline
2.1 De Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de raad) heeft in de zaak tussen klaagster en verweerder (zaaknummer: 23-253/AL/MN) een beslissing gewezen op 4 december 2023. In deze beslissing is de klacht van klaagster ongegrond verklaard.
2.2 Deze beslissing is onder nummer ECLI:NL:TADRARL:2023:350 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
Bij het hof van discipline
2.3 Het beroepschrift van klaagster tegen de beslissing is op 12 december 2023 ontvangen door de griffie van het hof.
2.4 Verder bevat het dossier van het hof:
⦁ de stukken van de raad;
⦁ de e-mail van mevrouw [H] van 21 december 2023, met bijlagen; zij helpt klaagster.
⦁ de e-mail van 28 december 2023, 5.55 uur, met bijlagen, van klaagster;
⦁ de e-mail van 28 december 2023, 21.43 uur, met bijlagen, van klaagster.
2.5 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 1
juli 2024. Daar zijn klaagster en verweerder verschenen. Partijen hebben hun standpunt
mondeling toegelicht.
3 FEITEN
3.1 Het hof gaat uit van de volgende feiten.
3.2 Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een huurgeschil met de verhuurder van haar woning vanwege achterstallig onderhoud.
3.3 Op 2 november 2021 is verweerder bij klaagster thuis geweest om de zaak te bespreken. Op 3 november 2021 heeft klaagster een overeenkomst van opdracht getekend. Hierin is vermeld dat klaagster verweerder de opdracht geeft tot het verlenen van juridische diensten in verband met het bedoelde huurgeschil.
3.4 In een e-mail van 16 november 2021 heeft verweerder aan een door klaagster aan hem doorgegeven contactpersoon van het wijkteam, mevrouw K., gemeld dat hij voor klaagster zal optreden inzake haar huursituatie. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat een juridische actie tegen de verhuurder alleen kan slagen als er een onafhankelijk onderzoek is gedaan naar de staat van de woning. In dat kader heeft hij de mogelijkheid genoemd om bij de Huurcommissie huurverlaging aan te vragen. Hij heeft erop gewezen dat het weliswaar niet voor de hand ligt dat de verhuurder zal instemmen met huurverlaging, maar dat dit wel de mogelijkheid biedt om een dergelijk onafhankelijk onderzoek in gang te zetten.
3.5 Verweerder heeft vervolgens contact opgenomen met de gemeente, die bereid bleek te zijn de kosten van een onafhankelijk onderzoek te betalen.
3.6 Op 29 november 2021 is door mevrouw K, namens klaagster, een verzoek tot huurverlaging ingediend bij de Huurcommissie. Op het daarvoor gebruikte formulier is verweerder als gemachtigde vermeld.
3.7 Verweerder heeft in kopie diverse e-mails ontvangen van een wijkteammedewerker en een medewerker van de gemeente aan een groep van bij klaagster betrokken personen. De e-mails betreffen verschillende kwesties inzake de situatie van klaagster, waaronder haar leefomstandigheden.
3.8 In reactie op één van de onder bedoelde e-mails heeft verweerder in zijn e-mail van 19 januari 2022 het volgende aan de groep geadresseerden laten weten:
“Mijn opdracht is beperkt tot de kwestie met [verhuurder A.] over de eventuele gebreken. Met [klaagster] heb ik in december 2021 afgesproken dat, zodra de werkzaamheden zijn afgerond, een onafhankelijk deskundige de woning op gebreken zal beoordelen. Met de heer [M.] van [verhuurder] (cc) heb ik daarover al telefonisch gesproken. Voor het overige hoef ik dus niet geïnformeerd te worden.”
3.9 Verweerder heeft bij e-mail van 24 mei 2022 (met onder andere klaagster in de cc) aan een deskundige opdracht gegeven voor het onderzoeken en beoordelen van de door klaagster genoemde gebreken aan de woning. Deze opdracht is op 25 mei 2022 aanvaard.
3.10 Verweerder heeft bij e-mail van 4 augustus 2022 aan de sociaal juridisch dienstverlener van klaagster de door klaagster gewenste beëindiging van haar opdracht aan verweerder bevestigd. Verder heeft hij gemeld dat hij heeft begrepen dat het deskundigenrapport inmiddels is uitgebracht, maar dat hij de inhoud daarvan niet kent.
3.11 Bij brief van 17 november 2022 heeft de Huurcommissie klaagster laten weten dat de door haar toegestuurde informatie te laat is, omdat de zaak al is afgehandeld.
4 KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) na het eindigen van zijn rechtsbijstand originele documenten niet aan klaagster terug te geven.
Toelichting: verweerder heeft bij hun eerste gesprek in haar woning originele documenten meegenomen. Het gaat om een rapport van een deskundige die de woning na de renovatie heeft gecontroleerd en de reactie van de verhuurder daarop. Ondanks diverse verzoeken van klaagster per e-mail en zelfs een bezoek aan zijn kantoor, heeft verweerder deze stukken niet aan haar teruggegeven.
b) de belangen van klaagster niet goed te behartigen.
Toelichting: klaagster heeft in het eerste gesprek met verweerder aangegeven direct een gerechtelijke procedure te willen starten om schadevergoeding te vorderen, maar verweerder heeft niets gedaan. Klaagster is niets opgeschoten met de bijstand van verweerder. De medewerkster van het wijkteam heeft op aanraden van verweerder een verzoek om huurverlaging ingediend bij de Huurcommissie. Op dit formulier heeft zij logischerwijs de naam van verweerder als gemachtigde ingevuld. De Huurcommissie heeft in december 2021 een e-mail aan verweerder gestuurd, maar hij heeft geen actie ondernomen, waardoor de zaak is gesloten. Verweerder gaf telkens aan dat hij wachtte op een akkoord om een onafhankelijke deskundige in te schakelen die de woning zou controleren op gebreken. Dit heeft maanden geduurd en de uiteindelijk ingeschakelde deskundige heeft vervolgens geen goed rapport gemaakt, omdat hij niet de inspectie heeft gedaan die hij had moeten doen. Verweerder had dit beter moeten controleren.
5 BEOORDELING RAAD
5.1 De raad heeft geoordeeld dat klaagster haar klacht dat verweerder over originele documenten beschikt in het licht van het door verweerder gevoerde verweer onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd. Klachtonderdeel a is daarom ongegrond verklaard. De raad heeft verder geoordeeld dat verweerder, zakelijk weergegeven, niet is tekortgeschoten in de bijstand aan klaagster. Daarbij heeft de raad overwogen na de mail van 19 januari 2022 aan de groep betrokkenen voldoende duidelijk is geworden voor welke aanpak was gekozen en welke rol verweerder daarin had. De raad achtte het een logische en zorgvuldige strategie om eerst de toestand van de woning door een onafhankelijke deskundige te laten beoordelen. Vervolgens is verweerder met de gemeente overeengekomen dat de gemeente de kosten hiervan zou dragen. Het is voor de raad niet aannemelijk geworden dat verweerder het verzoek bij de Huurcommissie heeft ingediend, aangezien hij dit nadrukkelijk heeft betwist en er ook geen reden meer was voor een dergelijk verzoek vanwege de afspraak dat de gemeente het benodigde onafhankelijke deskundigenonderzoek zou bekostigen. Verweerder kan dan ook niet worden verweten dat hij richting de Huurcommissie geen actie heeft ondernomen. Verder staat vast dat de door verweerder ingeschakelde deskundige daadwerkelijk zijn rapport heeft uitgebracht, aangezien klaagster tijdens de zitting dit rapport aan de raad heeft laten zien. Verweerder heeft na het uitbrengen van het rapport niets meer voor klaagster kunnen doen vanwege het feit dat zij toen al haar vertrouwen in hem had opgezegd. Omdat ook verder niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder bij de behartiging van de belangen van klaagster kan worden gemaakt, zal klachtonderdeel b) ongegrond worden verklaard.
6 BEROEPSGRONDEN EN VERWEER
Beroepsgronden klaagster
6.1 Klaagster heeft naar voren gebracht dat zij zich bij de behandeling van de zaak door de raad niet gehoord heeft gevoeld. Ze is het met de beslissing van de raad niet eens. Het enige wat zij wil is teruggave van de originele documenten die zij aan verweerder heeft gegeven. Het gaat om een rapport van een loodgieter en de reactie daarop van de verhuurder. Verder voert klaagster aan dat verweerder niet heeft gereageerd op haar verzoeken toen in januari 2022 de onderhoudswerkzaamheden aan haar woning klaar waren en dat verweerder geen contact heeft opgenomen met de gemeente toen zij een formulier van de gemeente bij verweerder in de brievenbus had gedaan.
Verweer verweerder
6.2 Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat hij in november 2021 bij het bezoek aan huis van klaagster geen stukken van haar heeft ontvangen. Hij heeft toen alleen stukken ingezien. De stukken die zij bij het kantoor van verweerder heeft afgegeven heeft zij de volgende dag weer opgehaald. De bemoeienis van verweerder betrof de huurkwestie. De werkzaamheden waren in januari 2022 nog niet afgerond. Daar moest verweerder op wachten voor hij verder kon met de huurkwestie. Die werkzaamheden liepen uit vanwege de koude weeromstandigheden. Klaagster was erg ongeduldig. Uiteindelijk is die rapportage over de onderhoudsgebreken gekomen nadat zij de opdracht aan mij had beëindigd. Op het bericht van de huurcommissie heb ik niet gereageerd omdat die procedure niet meer aan de orde was toen er een onafhankelijk onderzoek naar de gebreken kwam dat door de gemeente werd betaald.
7 BEOORDELING HOF
Maatstaf
7.1 Bij de beantwoording van de vraag of een advocaat zich betamelijk heeft gedragen als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet hanteert het hof als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Het hof toetst of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat er binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.
Overwegingen hof
Ad a) teruggave originele stukken
7.2 De belangrijkste beroepsgrond van klaagster is dat zij originele documenten terug
wil waarvan zij stelt dat die in het bezit zijn van verweerder. Zij stelt die documenten
nodig te hebben om verder te kunnen met haar zaak.
7.3 Ook in hoger beroep is tegenover het verweer van verweerder niet vast komen te staan of verweerder nog originele documenten van klaagster in zijn bezit heeft. Verweerder stelt bij het huisbezoek op 2 november 2021 alleen documenten te hebben ingezien en dat wat later is afgegeven bij zijn kantoor de volgende dag weer is opgehaald. Ofschoon klaagster in hoger beroep nader concretiseert welke stukken zij graag terug wil (een rapport van een loodgieter en een reactie daarop van de verhuurder) is onvoldoende aangetoond dat verweerder die stukken van haar heeft gekregen of heeft meegenomen bij het huisbezoek op 2 november 2021. Het hof zal klachtonderdeel a) dan ook ongegrond verklaren.
Ad b) behartigen van de belangen van klaagster
7.4 Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot
een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit
zich aan bij de beslissing van de raad en neemt die over. Het hof voegt daar nog het
volgende aan toe. Verweerder heeft ter zitting erkend dat hij een brief van de huurcommissie
heeft gehad en daar verder niet op heeft gereageerd omdat er inmiddels een onderzoek
liep naar de toestand van de woning van klaagster. Het was evenwel beter geweest als
verweerder duidelijker had gecommuniceerd met klaagster dan wel met degene die het
verzoekschrift namens klaagster had ingediend, dat de procedure bij de huurcommissie
achterhaald was wegens het onderzoek dat inmiddels liep. Verder is niet gebleken dat
verweerder te traag zou hebben gehandeld bij het opstarten van een deskundigenonderzoek.
Klaagster heeft niet aangetoond dat de werkzaamheden aan haar woning al in januari
2022 waren afgerond. Verweerder heeft met zijn e-mail van 19 januari 2022 voldoende
aangetoond dat hij wenste af te wachten tot de werkzaamheden aan klaagsters woning
waren afgerond om daarna een deskundige het een en ander te laten beoordelen. In mei
2022 is de deskundige benoemd. Klaagster is daarvan via de e-mail op de hoogte gesteld.
Nadat het deskundigenrapport is uitgebracht heeft klaagster de opdracht beëindigd
waardoor verweerder niets meer voor klaagster heeft kunnen doen. Verweerder valt dan
ook geen verwijt te maken voor zover de gebreken aan de woning nog niet zijn hersteld.
Klachtonderdeel b) is dan ook ongegrond.
Slotsom
7.5 De beroepsgronden van klaagster slagen niet. De beslissing van de raad zal
worden bekrachtigd.
8 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van 4 december 2023 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder nummer 23-253/AL/MN.
Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.J.J. van Rijen
en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in
het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2024.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 26 augustus 2024.