ECLI:NL:TGZRSHE:2024:94 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023-6171 H2024-6866
ECLI: | ECLI:NL:TGZRSHE:2024:94 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-08-2024 |
Datum publicatie: | 28-08-2024 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Twee samenhangende klachten over psychiater, die in brief aan Bureau Rijbewijskeuringen beroepsgeheim zou hebben geschonden en een onjuistheid vermeld. In de tweede zaak het verwijt dat de psychiater in het verweerschrift in de eerste zaak heeft gelogen. Beide klachten zijn kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ’s-HERTOGENBOSCH
Beslissing in raadkamer van 28 augustus 2024 op de klachten van:
[A]
wonende in [B],
klager,
tegen
[C],
psychiater
werkzaam in [D],
verweerster, hierna ook: de psychiater,
gemachtigde: mr. J.F. Groen, werkzaam in Eindhoven.
1. De zaak in het kort
1.1 Op 12 november 2021 heeft de FACT-team behandelaar van klager in een brief antwoorden
gegeven op vragen van het Bureau Rijbewijskeuringen in verband met een onderzoek naar
klagers rijgeschiktheid. De brief is geschreven onder verantwoordelijkheid van de
psychiater, destijds (ambulant) zorgverantwoordelijke voor klager. Klager verwijt
de psychiater in de zaak 6171 haar beroepsgeheim te hebben geschonden en een onjuistheid
te hebben vermeld. In de zaak 6866 verwijt klager de psychiater dat zij in haar verweerschrift
in de eerste klachtzaak heeft gelogen.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat beide klachten kennelijk ongegrond zijn.
‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen
en dat duidelijk is dat de klachten niet gegrond kunnen worden verklaard. Hierna licht
het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen in de zaak 6171, ontvangen op 22 september 2023;
- de brief d.d. 10 oktober 2023 van de secretaris aan klager;
- de aanvulling op het klaagschrift in de zaak 6171 met de bijlage;
- het verweerschrift in de zaak 6171 met de bijlagen;
- de brief met bijlage d.d. 1 februari 2024, ontvangen van de gemachtigde van verweerster;
- het klaagschrift met de bijlagen in de zaak 6866, ontvangen op 30 januari 2024;
- het verweerschrift in de zaak 6866;
- de brief d.d. 7 februari 2024 van de secretaris aan klager;
- het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek, gehouden op 19 maart 2024;
- de brieven d.d. 28 maart 2024 van de secretaris aan partijen;
- de brief d.d. 8 april 2024, ontvangen van de gemachtigde van verweerster.
2.2 Het college heeft de klachten in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaken beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij
aanwezig waren.
3. De feiten
3.1 De psychiater is werkzaam bij het FACT-team van een ggz-instelling die gespecialiseerd
is in verslavingszorg. Klager is zowel klinisch als ambulant in behandeling geweest
bij deze instelling, waarbij in de periode van 29 januari 2021 tot en met 13 januari
2022 een zorgmachtiging gold. De psychiater was de ambulante zorgverantwoordelijke
van klager en is niet betrokken geweest bij de aan klager verleende klinische zorg.
3.2 Klager is in de periode van 4 februari 2021 tot en met 2 juni 2021 in de instelling
opgenomen geweest. Tijdens de opname hebben psychologen van de instelling een Psychodiagnostisch
onderzoek (PDO) uitgevoerd, gericht op onder meer de aanwezigheid van een autismespectrumstoornis.
Het onderzoek liep tot en met mei 2021. Het rapport is in juni 2021 afgerond.
3.3 Op 10 juni 2021 werd voor het eerst geconstateerd dat klager (ook) GHB gebruikte.
3.4 In september 2021 heeft het Bureau Rijbewijskeuringen van het CBR medische informatie
over klager opgevraagd. Klager heeft het verzoek van de keuringsarts aan zijn behandelaar
bij het FACT-team overhandigd. Klager had de in de brief vermelde machtiging ondertekend,
waarmee klager zijn behandelaar toestemming gaf om “aan Bureau Rijbewijskeuringen
inlichtingen te verstrekken over zijn/haar gezondheidstoestand” (alle citaten zijn
letterlijk overgenomen).
3.5 Bij brief van 12 november 2021 heeft de behandelaar van klager de gevraagde informatie
verstrekt aan Bureau Rijbewijskeuringen. Bij de vraag naar de gestelde psychiatrische
diagnoses heeft de behandelaar na de weergave van de DSM-5 classificatie toegevoegd:
“Naast deze DSM- is er ook sprake van stoornis in gebruik van andere middelen, waaronder
GHB. Dit gebruik is niet dagelijks aan de orde.”
De vraag of klager de afgelopen twee jaar nog psychiatrische symptomen heeft gehad
is als volgt beantwoord:
“Autisme is een pervasieve ontwikkelingsstoornis. Het zegt iets over hoe iemand in
elkaar zit. Het is niet mogelijk daar geen symptomen van te hebben. Het is ook niet
te genezen.”
Op de vraag om welke symptomen het gaat, luidde het antwoord:
“Er zijn momenten dat meneer meer problemen ervaart door de beperkingen vanuit zijn
autisme. Remissie is niet mogelijk bij deze stoornis.”
3.6 De behandelaar van klager heeft de inhoud van de brief afgestemd met de psychiater,
die daarvoor de (eind)verantwoordelijkheid draagt.
4. De klachten en de reactie van de psychiater
4.1 Klager verwijt de psychiater in de zaak 6171:
a) dat zij melding heeft gemaakt van het gebruik van GHB. Zij had zich strikt moeten
houden aan de diagnoses die tijdens het PDO zijn gesteld, waarbij de psychiater niet
betrokken is geweest. Door daarnaast ook andere informatie te geven, heeft zij haar
beroepsgeheim geschonden;
b) dat zij onjuiste en ongefundeerde informatie heeft verstrekt door te stellen dat
klager bij momenten ”meer problemen ervaart door de beperkingen vanuit zijn autisme.
Remissie is niet mogelijk bij deze stoornis.” Klager ervaart helemaal geen problemen
door zijn zogenaamde autisme. Deze diagnose heeft hij officieel niet eens meer na
een heronderzoek.
4.2 Klager verwijt de psychiater in de zaak 6866:
c) dat zij in het verweerschrift in de zaak 6171 gelogen heeft door te vermelden:
“In de onderzoeksperiode (maart tot mei 2021) was, voor zover toen bekend, nog geen
sprake van het gebruik van GHB. Het onderzoek zag daar destijds dus niet op. Daarom
komt een diagnose van gebruik van GHB in het rapport van het PDO niet voor.
In juni 2021 kregen de betrokken zorgverleners signalen van (problematisch) gebruik
van GHB.” De onderzoeksperiode liep van maart tot en met mei 2021. De afronding van
het rapport vond pas eind juni 2021 plaats. Omdat klagers GHB gebruik op 10 juni 2021
bekend werd, was er meer dan genoeg tijd om dit te melden in het rapport. Dus heeft
de psychiater gelogen door te stellen dat het GHB gebruik niet in het rapport vermeld
kon worden, omdat het rapport is gemaakt voordat het GHB gebruik bekend werd, aldus
klager.
4.3 De psychiater heeft verweer gevoerd en het college verzocht de klacht ongegrond
te verklaren. Het college gaat hieronder waar nodig in op dat verweer.
5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
5.1 De vraag is of de psychiater zorgvuldig en volgens de professionele maatstaven
heeft gehandeld. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende psychiater.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de psychiater geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden.
Klacht 6171 onderdeel a) – melding gemaakt van GHB gebruik
5.2 Het college overweegt dat klager toestemming heeft gegeven om de gevraagde informatie
aan de keuringsarts te verstrekken. Het doel van het informatieverzoek was de beoordeling
van de rijgeschiktheid van klager. Verweerster heeft de diagnoses overgenomen, die
in het rapport van het PDO zijn opgenomen en aanvullend melding gemaakt van het GHB
gebruik van klager, dat vanaf 10 juni 2021 bij de instelling bekend was en niet in
het PDO was meegenomen. Omdat het gebruik van GHB - zeker in combinatie met het gebruik
van andere middelen - levensgevaarlijke situaties kan opleveren, betreft het informatie
die van belang is in het kader van een beoordeling van de rijgeschiktheid. De vermelding
van dit gebruik in antwoord op de door de keuringsarts gestelde vragen was proportioneel
en noodzakelijk. De psychiater hoefde zich niet te beperken tot de gegevens uit het
PDO rapport en heeft adequaat gehandeld door deze informatie te verstrekken.
Klacht 6171 onderdeel b) – problemen door beperkingen autisme
5.3 In het PDO is (onder meer) de diagnose autismespectrumstoornis gesteld. De diagnoses
die in het rapport van het PDO zijn opgenomen, zijn vermeld in de brief aan de keuringsarts.
De psychiater heeft aangevoerd dat sprake kan zijn van een negatieve beïnvloeding
van (onder andere stress- en spannings-)klachten, voortvloeiend uit een autismespectrumstoornis
enerzijds en problematisch middelengebruik anderzijds en dat daarvan ook sprake was
ten tijde van de behandeling van klager bij de instelling. Het college is van oordeel
dat de psychiater daarvan in de brief aan de keuringsarts melding mocht maken. De
wijze waarop zij dat heeft gedaan was ook op dit punt proportioneel en noodzakelijk.
Dat klager mogelijk geen problemen (meer) ondervindt door beperkingen van deze stoornis,
doet daaraan niet af. De psychiater heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
Klacht 6866 onderdeel c) – onjuistheid verweerschrift
5.4 Het college overweegt als volgt. De psychiater is bij het PDO in de periode maart
2021 – mei 2021 zelf niet betrokken geweest en heeft zich gebaseerd op het verslag
van het PDO. Daarin stond dat het onderzoek had plaatsgevonden van “maart 2021 – mei
2021”. Het onderzoek zag op de van klager bekende alcoholproblematiek en op de vraag
of sprake was van een autismespectrumstoornis. Het onderzoek was al afgerond (eind
mei 2021) voordat het GHB gebruik van klager werd geconstateerd. Het rapport is vervolgens
in de loop van de maand juni 2021 uitgewerkt op basis van de gegevens die tijdens
het onderzoek zijn vastgesteld. Het is dan ook navolgbaar dat het GHB gebruik van
klager – dat pas na afloop van het onderzoek bekend is geworden – niet in het rapport
is opgenomen. Het door klager geciteerde onderdeel uit het verweerschrift van de psychiater
is dan ook inhoudelijk niet onjuist: in de onderzoeksperiode was het GHB gebruik niet
bekend, het onderzoek zag daar ook niet op en daarom wordt er geen melding van gemaakt
in het rapport. Dat de onderzoeksperiode liep van maart tot en met mei in plaats van
maart tot mei maakt dat niet anders. Nu de psychiater bij het onderzoek niet betrokken
is geweest, valt haar ook niet te
verwijten dat zij de exacte onderzoeksperiode niet kende. Van liegen of ander tuchtrechtelijk
verwijtbaar handelen is dan ook geen sprake.
Slotsom
5.5 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat beide klachten kennelijk ongegrond zijn.
6. De beslissing
De beide klachten zijn in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 28 augustus 2024 door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-
van Meerwijk, voorzitter, A.E. van der Waal en P.D. Meesters, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris.