ECLI:NL:TGZRAMS:2024:187 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7005

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:187
Datum uitspraak: 27-08-2024
Datum publicatie: 28-08-2024
Zaaknummer(s): A2024/7005
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een GZ-psycholoog. Klager zit gedetineerd en heeft met de GZ-psycholoog een kennismakingsgesprek gehad. Van dit gesprek heeft de GZ-psycholoog een verslag gemaakt. Klager verwijt de GZ-psycholoog dat zij de kritiekpunten van klager over de afdeling in het verslag beknopt heeft weergegeven en zijn klacht over de afdeling niet serieus heeft genomen. Nu partijen elkaar tegenspreken over de inhoud van het gesprek, kan niet worden vastgesteld of de GZ-psycholoog klachtwaardig heeft gehandeld. Ook als de GZ-psycholoog zich wel kon herinneren dat klager de punten naar voren had gebracht, is niet zonder meer sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Het college is verder van oordeel dat niet is gebleken dat de GZ-psycholoog klager niet serieus heeft genomen. Op de punten van klager die ook in het verslag zijn genoemd heeft de GZ-psycholoog actie ondernomen. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

A2024/7005
Beslissing van 27 augustus 2024

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 27 augustus 2024 op de klacht van:

A,
verblijvende te B,
klager,

tegen

C,
GZ-psycholoog,
werkzaam te D,
verweerster, hierna ook: de GZ-psycholoog,
gemachtigde: mr. E.A. Kadijk, werkzaam te Utrecht.

1. De zaak in het kort
1.1 Klager zit gedetineerd. Hij heeft een kennismakingsgesprek gehad met verweerster, GZ-psycholoog. Van dit gesprek heeft de GZ-psycholoog een verslag gemaakt. Klager vindt dat zijn punten beknopt in het verslag zijn weergegeven en dat zijn klacht over de afdeling niet serieus is genomen. De GZ-psycholoog heeft dit betwist.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlage, ontvangen op 13 maart 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen.

2.2 De partijen hebben bij brief van 5 juni 2024 de gelegenheid gekregen binnen een week te laten weten of zij onder leiding van een secretaris van het college in gesprek willen gaan (een zogeheten mondeling vooronderzoek). Klager heeft hier buiten de termijn, op 4 juli 2024, op gereageerd. Er heeft geen mondeling vooronderzoek plaatsgevonden.

2.3 Het college heeft de klacht op 16 juli 2024 in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klager is op 13 december 2023 overgeplaatst van de Afdeling E (E) P.I. B naar de Afdeling E P.I. D. Verweerster is hier werkzaam als GZ-psycholoog.

3.2 Op 31 januari 2024 hebben klager en de GZ-psycholoog een kennismakingsgesprek gehad. Bij dit gesprek was een psychiater aanwezig in het kader van het vier-ogen-beleid. Voor zover relevant is over dit gesprek het volgende gerapporteerd:
(…)
Betr geeft aan zich niet prettig op huidig E te voelen. Hij mist de duidelijke hierarchie en rechtlijnigheid van E B. ‘als je daar 1x bonkt tegen de deur zit je op de iso en hier gaan ze met je in gesprek’. Tevens houdt men zich nzz niet aan bepaalde procedures: ‘ze boeien niet goed af en dat is een teken van minachting naar mij’.
(…)
Er zal overleg plaatsvinden met B mbt eventuele doorplaatsing voor oefenen in duo’s en volgende week terugkoppeling bij duidelijkheid. B/ overleg PMO B bejegeningsadvies versturen aan betr disciplines
.’

3.3 Na afloop van het kennismakingsgesprek heeft de GZ-psycholoog diezelfde dag per e-mail een bejegeningsadvies verstuurd aan de personeelsleden van de Afdeling E.

4. De klacht en de reactie van de GZ-psycholoog
4.1 Volgens klager heeft de GZ-psycholoog onzorgvuldig/onjuist gehandeld, omdat zij:
a) de kritiek die klager heeft geuit tijdens het kennismakingsgesprek slechts beknopt heeft weergegeven in haar verslag;
b) de kritiek die hij tijdens het kennismakingsgesprek heeft geuit onvoldoende serieus heeft genomen.

4.2 De GZ-psycholoog heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de GZ-psycholoog de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende GZ-psycholoog. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de GZ-psycholoog geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

5.2 Het college oordeelt dat de GZ-psycholoog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

 

Klachtonderdeel a) het verslag

5.3 Klager vindt dat de GZ-psycholoog zijn kritiek die hij tijdens het kennismakingsgesprek heeft geuit, slechts beknopt heeft weergegeven in het verslag van het gesprek. Zo staat er wel dat de personeelsleden van de Afdeling E niet goed afboeien, maar volgens klager ontbreekt dat hij heeft aangegeven dat een personeelslid van de Afdeling E een hand tussen zijn billen en een andere hand op zijn schouder zou hebben gelegd. Ook heeft hij gezegd dat een personeelslid in het bijzijn van gedetineerden openlijk kritiek heeft geuit op een ander personeelslid.

5.4 Verweerster heeft hierover gezegd dat zij zich niet kan herinneren dat klager tijdens het kennismakingsgesprek zou hebben aangegeven dat een personeelslid van de Afdeling E een hand tussen zijn billen heeft gelegd of dat hij zou hebben aangegeven dat een personeelslid in aanwezigheid van gedetineerden openlijk kritiek heeft geuit op een ander personeelslid. Daarnaast is zij ook niet verplicht om een letterlijk verslag te maken van gesprekken. Zij maakt een afweging van wat noodzakelijk is om in het verslag op te nemen. Het hoeft niet van haar te worden verwacht dat zij een transcriptie van de gesprekken met haar cliënten opneemt in het dossier.

5.5 Nu het college geen getuige van het gesprek is geweest, is het lastig om vast te stellen hoe het gesprek is verlopen en wat er is gezegd. De GZ-psycholoog heeft uitgebreid verslag gedaan van het kennismakingsgesprek. Zij heeft voorts aangegeven dat zij zich niet kan herinneren dat klager deze punten naar voren heeft gebracht. Het college is van oordeel dat als vast zou komen te staan dat klager deze punten naar voren heeft gebracht tijdens het kennismakingsgesprek, deze punten– gelet op het grensoverschrijdende karakter – in het verslag hadden moeten worden opgenomen. Nu partijen elkaar tegenspreken over de inhoud van het gesprek over het afboeien, kan niet worden vastgesteld óf de GZ-psycholoog klachtwaardig heeft gehandeld. Ook als de GZ-psycholoog zich wel kon herinneren dat klager deze toelichting over het afboeien naar voren had gebracht maar deze niet heeft opgenomen in het verslag, is naar het oordeel van het college niet zondermeer sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. De GZ-psycholoog heeft immers actie ondernomen naar aanleiding van de andere door klager aangevoerde punten door een bejegeningsadvies af te geven en klager doorverwezen naar de juiste personen bij wie hij kan klagen over het afboeien. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel b) het serieus nemen van de kritiek
5.6 Met dit klachtonderdeel heeft klager willen aangeven dat hij vindt dat de GZ-psycholoog zijn kritiek niet serieus heeft genomen. De GZ-psycholoog heeft uitgelegd dat zij de kritiek van klager wel degelijk serieus heeft genomen. Uit hoofde van haar functie kan zij er niet toe over gaan om personeelsleden van de Afdeling E aan te spreken. Ook rust op haar een geheimhoudingsplicht waardoor zij in principe verplicht is om alle gegevens van de cliënt geheim te houden. Zij heeft klager doorverwezen naar het afdelingshoofd van de Afdeling E om daar zijn klachten betreffende de discipline en -hiërarchie van de personeelsleden van de Afdeling E en het specifieke personeelslid kenbaar te maken. Ook heeft de GZ-psycholoog na afloop van het kennismakingsgesprek een bejegeningsadvies verstuurd aan de Afdeling E. In dit advies heeft verweerster het personeel van de Afdeling E geadviseerd om procedures te volgen en hier niet vanaf te wijken.

5.7 Het college is van oordeel dat niet is gebleken dat de GZ-psycholoog klager niet serieus heeft genomen. Op de punten van klager die ook in het verslag zijn genoemd (het onjuist afboeien) heeft de GZ-psycholoog actie ondernomen. De GZ-psycholoog heeft een bejegeningsadvies rondgestuurd en klager doorverwezen naar het afdelingshoofd van de Afdeling E. Over de punten waarvan de GZ-psycholoog zegt dat zij niet kan herinneren dat klager die naar voren heeft gebracht, kan het college niet vaststellen dat zij hiermee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is ook ongegrond.

Slotsom
5.8 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 27 augustus 2024 door I.K. Spros, voorzitter, C.H.J.A.M. van de Vijfeijken en M.D. Mostert-Uijterwijk, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door T.C. Brand, secretaris.