ECLI:NL:TGDKG:2024:89 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/748293 / DW RK 24/130 MK/WdJ

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2024:89
Datum uitspraak: 28-08-2024
Datum publicatie: 29-08-2024
Zaaknummer(s): C/13/748293 / DW RK 24/130 MK/WdJ
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 augustus 2024 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 12 maart 2024 met zaaknummer C/13/744439 DW RK 24/1 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/748293 / DW RK 24/130 MK/WdJ ingesteld door:

[  ],

wonende te [  ],

klaagster,

tegen:

[  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde,

gemachtigde: [  ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 21 december 2023, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 7 februari 2024, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 12 maart 2024 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Een afschrift van de beslissing van de voorzitter is bij brief van 14 maart 2024 aan klaagster toegezonden. Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 21 maart 2024, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klaagster heeft haar verzet aangevuld bij e-mails met bijlagen, ingekomen op 22 maart 2024 en 5 juli 2024. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 juli 2024 alwaar klaagster is verschenen. De gerechtsdeurwaarder is, met schriftelijke kennisgeving, niet ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 28 augustus 2024.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          In maart 2018 is executoriaal beslag gelegd op de onroerende zaak van [  ] (hierna: [  ]).

-          Klaagster was destijds mentor van [  ] en is na het overlijden van [  ] op 21 januari 2021, executeur van zijn nalatenschap.

-          Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder vanaf 10 augustus 2022 verzocht om informatie ten aanzien van de vordering op [  ].

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de derdenverklaring ontbreekt van het op 1 maart 2018 digitaal gelegde beslag op de onroerende zaak van [  ].

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.2 De voorzitter overweegt dat uit de overgelegde producties blijkt dat in maart 2018 beslag is gelegd op de onroerende zaak van [  ]. Bij een dergelijk beslag is een verklaring derdenbeslag niet aan de orde. De klacht stuit hierop af.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat het beslag in maart 2018 niet alleen om een onroerend goed ging, maar ook om een geldvordering van mr. [  ] (beslaglegger/advocaat) op zijn cliĆ«nte vanwege een ontbonden overeenkomst tussen beiden. [  ] werd als derde-beslagene betrokken in een geschil tussen de schuldeiser en de schuldenaar. Klaagster heeft het recht te weten van welke vordering/eis sprake is en op basis van welke grondslag. Het ontbreken van een verklaring derdenbeslag overschrijdt de zorgvuldigheidsnorm.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer stelt vast dat klaagster in verzet, buiten de klacht dat een verklaring derdenbeslag ontbreekt, nieuwe klachten heeft aangevoerd. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld.

7.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer tot een andere beslissing komt. Het door klaagster ter zitting aangevoerde maken dit niet anders.

7.3 De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.4 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

  • verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M.L.S. Kalff, plaatsvervangend-voorzitter, mr. J.H.J. Evers en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

28 augustus 2024, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.