ECLI:NL:TNORDHA:2024:12 Kamer voor het notariaat Den Haag 24-13
ECLI: | ECLI:NL:TNORDHA:2024:12 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-07-2024 |
Datum publicatie: | 29-08-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-13 |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht, subonderwerp: Nalatenschap |
Beslissingen: | Klacht gegrond met berisping |
Inhoudsindicatie: | De toegevoegd notaris heeft in strijd gehandeld met artikel 17 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) en artikel 18 lid 1, 2 en 3 van de Verordening beroeps-en gedragsregels (Vbg) door in de brief van 4 januari 2023 niet te melden wat zijn rol was in welke nalatenschap.De klachtonderdelen samen, voor zover gegrond, rechtvaardigen naar het oordeel van de Kamer een maatregel. De toegevoegd notaris heeft namelijk onvoldoende kenbaar gemaakt in welke hoedanigheid hij handelde en heeft bovendien onvoldoende rekening gehouden met de positie van klaagster als schuldeiser van de nalatenschap. Daarmee heeft hij nagelaten om te voldoen aan een van de kernwaarden van het notariaat. De Kamer acht het opleggen van de maatregel van berisping passend en geboden. |
Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag
Beslissing d.d. 17 juli 2024 inzake de klacht onder nummer 24-13 van:
[klaagster],
gemachtigde: mr. G.W.J. van Dijke, advocaat te Middelburg,
hierna: klaagster,
tegen:
[toegevoegd notaris],
toegevoegd notaris, te [vestigingsplaats],
hierna: de toegevoegd notaris.
1. Het procesverloop
1.1 De Kamer heeft kennisgenomen van de klacht, met bijlagen, ingekomen op 13 maart 2024.
1.2 De Kamer heeft het antwoord van de toegevoegd notaris, met bijlagen, ontvangen.
1.3 Klaagster heeft op 31 mei 2024 aanvullende producties gestuurd.
1.4 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 juni 2024. Daarbij waren aanwezig klaagster, bijgestaan door mr. Van Dijke, en de toegevoegd notaris. Van het verhandelde zijn schriftelijke aantekeningen gemaakt. Klaagster heeft een pleitnotitie overgelegd.
2. De feiten
2.1 Op 23 januari 2013 overleed de vader van klaagster, de heer [A] (hierna: erflater).
2.2 Erflater was gehuwd met mevrouw [B] (hierna te noemen: stiefmoeder).
2.3 Erflater heeft op 4 april 2001 een langstlevende testament gemaakt, verleden voor een waarnemer van mr. [C], destijds notaris te [vestigingsplaats]. Klaagster en stiefmoeder zijn samen tot enig erfgenamen benoemd, ieder voor een gelijk deel. Het testament hield verder een ouderlijke boedelverdeling in, waarbij alle activa van de nalatenschap zijn toebedeeld aan de langstlevende (stiefmoeder) en klaagster een niet-direct opeisbare vordering verkreeg ter grootte van haar erfdeel.
2.4 Stiefmoeder is op 14 augustus 2022 overleden.
2.5 Na het overlijden van stiefmoeder is de vordering van klaagster op stiefmoeder opeisbaar geworden.
2.6 De toegevoegd notaris is benoemd tot executeur-afwikkelingsbewindvoerder in de nalatenschap van stiefmoeder.
2.7 In een telefoongesprek met klaagster op 16 december 2022 heeft de toegevoegd notaris tegen klaagster gezegd dat hij de aanslag erfbelasting en het testament van haar vader had opgemaakt en dat zij een thans opeisbare vordering had op stiefmoeder en de hoogte daarvan.
2.8 Op 4 januari 2023 heeft de toegevoegd notaris klaagster vervolgens een brief gestuurd. In die brief staat onder meer:
“Naar aanleiding van het overlijden van uw vader in 2013 was er destijds geen notaris ingeschakeld voor de afwikkeling van de nalatenschap. Voor de overdracht van de woning die nog op naam staat van uw vader en mevrouw [B], dient daarom uitgezocht te worden wie daarover gerechtigd is. Dit geschiedt door middel van een erfgenamenonderzoek. (…)
Het testament houdt tevens in een zogenaamde ouderlijke boedelverdeling, waarbij alle activa van de nalatenschap zijn toebedeeld aan de langstlevende en aan u een niet-direct opeisbare vordering ter grootte van uw erfdeel.
Deze vordering is destijds al vastgesteld en er is hiervan tevens aangifte gedaan voor de erfbelasting. Deze is inmiddels ook voldaan. Uw vordering is thans opeisbaar bij het overlijden van mevrouw [B]. Over deze vordering wordt conform het testament geen rente berekend. Deze zal aan u worden voldaan op een nog door u aan te geven eigen rekeningnummer, nadat de woning is verkocht.
Een kopie van de aanslag erfbelasting waarin tevens is opgenomen uw renteloze vordering ad € 82.796 ter verminderen met de erfbelasting ad € 2.364 treft u als bijlage aan.”
3. De klacht
3.1 De toegevoegd notaris heeft in strijd gehandeld met artikel 17 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) en artikel 18 lid 1, 2 en 3 van de Verordening beroeps-en gedragsregels (Vbg) door in de brief van 4 januari 2023 niet te melden wat zijn rol was in welke nalatenschap. Als onderwerp van de brief schreef de toegevoegd notaris “nalatenschap van de heer [A]”. Dat hij optrad als executeur in de nalatenschap van stiefmoeder was in ieder geval niet vermeld. De toegevoegd notaris presenteerde zich als betrokken notaris, waardoor klaagster ervan uitging dat hij onpartijdig en onafhankelijk was. De toegevoegd notaris had een verklaring van zuivere aanvaarding bijgevoegd waarin een verklaring met betrekking tot de civiele omvang van de geldvordering was opgenomen (schuldig erkende bedrag € 80.432,- na aftrek erfbelasting). Een dergelijke verklaring had nooit zonder toelichting over de gevolgen aan klaagster mogen worden voorgelegd, aangezien de toegevoegd notaris handelde in de hoedanigheid van partijadviseur van de erfgenamen van stiefmoeder.
3.2 In januari 2024 is klaagster ervan op de hoogte geraakt dat de toegevoegd notaris zich niet als betrokken notaris in de nalatenschap van erflater had ingeschreven. Hij had zich wel ingeschreven als betrokken notaris in de nalatenschap van stiefmoeder, maar niet als executeur in haar nalatenschap. Pas uit de akte van levering van 1 maart 2023, waarbij de woning van (erflater en) stiefmoeder werd overgedragen, bleek dat de toegevoegd notaris executeur-afwikkelingsbewindvoerder was in de nalatenschap van stiefmoeder. De toegevoegd notaris miskent dat hij niet op kan treden als onafhankelijk/onpartijdig notaris zowel als executeur van de erfgenamen van stiefmoeder. Voor zover klaagster bekend is zij geen erfgenaam van stiefmoeder.
3.3 Omdat klaagster schuldeiser is in de nalatenschap van stiefmoeder heeft zij recht op een uittreksel van de verklaring van erfrecht en van het testament van stiefmoeder. Aangezien volgens het boedelregister de toegevoegd notaris de enige betrokken notaris is, moet het wel zo zijn dat de toegevoegd notaris de verklaring van erfrecht heeft gepasseerd. Omdat klaagster schuldeiser is wil zij duidelijkheid over de vraag op wie zij haar vordering kan verhalen. De toegevoegd notaris weigert haar een afschrift/uittreksel te verstrekken. De reactie van de toegevoegd notaris was: “Kunt u uw verzoek nader onderbouwen” en “Voor de volledigheid kan ik u meedelen, dat uw cliënte geen erfgenaam is van erflaatster”. Deze opstelling is niet passend voor een constructieve wederpartij.
3.4 Er is een verschil tussen de vaststelling van klaagsters vordering in fiscale zin en civiele zin. De belastingdienst gaat uit van de WOZ-waarde, terwijl de civiele vordering moet worden gebaseerd op de waarde in het economisch verkeer.
3.5 Klaagster verwijt de toegevoegd notaris dat hij kwetsende en volstrekt ongegronde standpunten inneemt, dat hij een aansprakelijkstelling stuurt voor een eigen tekortkoming in de uitoefening van zijn taak en overig tekortschieten in de uitoefening van zijn (eigen) taken als executeur jegens klaagster als schuldeiser van de nalatenschap van erflater. Dit blijkt onder andere uit de volgende door de toegevoegd notaris gestuurde e-mailberichten aan klaagster van 4 mei 2023 en 7 augustus 2023:
“Uw cliënte was al in 2013 op de hoogte en was door mevrouw [B] ingelicht over de nalatenschap van haar vader en haar vordering daarin. Zij kon op dan moment haar eventuele bezwaren kenbaar maken, maar heeft dit nagelaten en heeft aldus haar recht verwerkt”
en
“De aangiftetermijn voor de erfbelasting is half april 2023 verstreken. Vanwege uw cliënte kan er vooralsnog geen aangifte worden gedaan. De invorderingsrente is derhalve al ingegaan. De erfgenamen hebben aangegeven dat deze invorderingsrente volledig aan uw cliënte zal worden toegerekend en in mindering zal komen op hetgeen zij uit de nalatenschap van haar vader tegoed heeft”
en
“Het komt bij hen over alsof uw cliënte niet berust in het testament en de financiële afwikkeling en aldus op grond van het testament slechts recht heeft op haar legitieme portie”.
4. Het verweer
4.1 De toegevoegd notaris heeft aangevoerd dat hij per abuis als betrokken notaris is ingeschreven in het boedelregister. Hij heeft klaagster inmiddels een verklaring van erfrecht gestuurd en heeft zijn excuses gemaakt dat hij dit niet eerder heeft gedaan. Verder heeft hij erkend dat de waardering van een vordering op een nalatenschap in fiscale en in civiele zin verschillend kan zijn.
4.2 Voor het overige heeft hij gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal – voor zover van belang voor de beoordeling – hierna worden ingegaan.
5. De beoordeling van de klacht
5.1 Ter beoordeling van de Kamer staat of de toegevoegd notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een toegevoegd notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als toegevoegd notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk toegevoegd notaris niet betaamt.
5.2 Dat na het overlijden van erflater in 2013 geen verklaring van erfrecht is opgesteld, dat klaagster geen keuze heeft gemaakt over de wijze van aanvaarding van zijn nalatenschap en dat tot dusver is nagelaten de waarde, in civiele zin, van haar erfdeel vast te stellen, valt de toegevoegd notaris niet te verwijten. Bij het overlijden van klaagsters stiefmoeder bijna 10 jaar later mocht de toegevoegd notaris voor de hoogte van klaagsters vordering ten laste van de nalatenschap van stiefmoeder uitgaan van het bedrag van € 80.432,- dat stond vermeld in de aangifte erfbelasting. Het lag in beginsel op de weg van klaagster de civiele hoogte van haar vordering in de nalatenschap van stiefmoeder kenbaar te maken. Juist vanwege haar positie als schuldeiser had de toegevoegd notaris volstrekt duidelijk moeten maken dat hij geen boedelnotaris, maar executeur was in de nalatenschap van stiefmoeder en dat zij, klaagster, geen erfgenaam, maar schuldeiser was. Hij had klaagster er bijvoorbeeld op kunnen wijzen dat zij zich moest laten adviseren over haar positie en dat het niet aan hem was de hoogte van haar vordering te bepalen.
5.3 Volgens de notaris heeft hij klaagster op 16 december 2022 telefonisch medegedeeld dat hij haar benaderde in de hoedanigheid van executeur, maar tot klaagster is dat kennelijk niet doorgedrongen. In de daarop volgende brief aan klaagster van 4 januari 2023 heeft de toegevoegd notaris zijn positie in ieder geval niet helder gemaakt en heeft hij de hoogte van klaagsters vordering gepresenteerd als een voldongen feit. Immers, het bedrag van € 80.432,- zou de toegevoegd notaris overmaken op een door klaagster opgegeven bankrekeningnummer en hij zond haar de verklaring van zuivere aanvaarding van de nalatenschap van erflater. Bovendien heeft de toegevoegd notaris ten onrechte nagelaten in het boedelregister in te schrijven dat hij als executeur was betrokken bij de afwikkeling van de nalatenschap van stiefmoeder. Alles bij elkaar heeft de betrokken notaris daarmee onvoldoende duidelijkheid verschaft over zijn rol in de afwikkeling van de nalatenschap van stiefmoeder en heeft hij klaagster onvoldoende voorgelicht over haar positie als schuldeiser. Hij heeft daarmee onzorgvuldig gehandeld. Dit klachtonderdeel is gegrond.
5.4 De toegevoegd notaris was tijdens het telefoongesprek met klaagster op 16 december 2022 ervan op de hoogte dat zij een opeisbare vordering had op stiefmoeder en wat, fiscaal gezien, de hoogte daarvan was. Hij had haar zonder nadere vragen te stellen een afschrift van een uittreksel van de verklaring van erfrecht of het testament van stiefmoeder moeten afgeven toen zij daar op 4 maart 2024 om vroeg. In zoverre is dit klachtonderdeel gegrond.
5.5 Volgens de toegevoegd notaris heeft hij in de e-mailberichten van 4 mei en 7 augustus 2023 gefungeerd als doorgeefluik voor de erfgenamen. De erfgenamen hadden hem verzocht hun standpunten in de brief die aan hem gericht was integraal door te sturen. Naar het oordeel van de kamer was deze handelwijze van de notaris onzorgvuldig. In zijn hoedanigheid van (toegevoegd) notaris had hij een eigen, zelfstandige verplichting om afstand te nemen van onjuiste standpunten van de erfgenamen. Dit klachtonderdeel is in zoverre gegrond.
6. Maatregel
6.1 De klachtonderdelen samen, voor zover gegrond, rechtvaardigen naar het oordeel van de Kamer een maatregel. De toegevoegd notaris heeft namelijk onvoldoende kenbaar gemaakt in welke hoedanigheid hij handelde en heeft bovendien onvoldoende rekening gehouden met de positie van klaagster als schuldeiser van de nalatenschap. Daarmee heeft hij nagelaten om te voldoen aan een van de kernwaarden van het notariaat. De Kamer acht het opleggen van de maatregel van berisping passend en geboden.
6.2 Omdat de Kamer de klacht gegrond verklaart, dient de toegevoegd notaris op grond van artikel 99, vijfde lid, van de Wna het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar te vergoeden.
6.3 De Kamer ziet aanleiding om de toegevoegd notaris, gelet op artikel 103b, eerste lid, onder a, van de Wna en de Richtlijn kostenveroordeling Kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,- alsmede de toegevoegd notaris te veroordelen in de kosten die klaagster heeft moeten maken voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op in totaal € 1.050,- (bestaande uit 1 punt voor het indienen van een klaagschrift en 1 punt voor de bijstand ter zitting met een waarde per punt van € 525,-).
6.4 De toegevoegd notaris dient het griffierecht en de kosten genoemd in alinea 6.3 binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klaagster te vergoeden. Klaagster dient daarvoor tijdig haar rekeningnummer schriftelijk door te geven aan de toegevoegd notaris.
6.5 Verder ziet de Kamer aanleiding om de toegevoegd notaris, gelet op artikel 103b, eerste lid, onder b, van de Wna en de Richtlijn kostenveroordeling Kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Gelet op het feit dat [toegevoegd notaris] handelde als toegevoegd notaris worden de kosten bepaald op € 1.000,- (factor 0,5). De Kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de Kamer. De toegevoegd notaris ontvangt hiervoor een nota van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) te Utrecht.
BESLISSING
De Kamer voor het notariaat:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt de toegevoegd notaris de maatregel van berisping op;
- veroordeelt de toegevoegd notaris tot betaling van een bedrag van € 1.150,- aan klaagster;
- veroordeelt de toegevoegd notaris tot betaling van een bedrag van € 1.000,- aan de Kamer.
Deze beslissing is gegeven door mrs. F.A.M. Veraart voorzitter, R.R. Roukema en J.W.A.P. Michels, in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2024.
Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.