ECLI:NL:TAHVD:2024:235 Hof van Discipline 's Gravenhage 230343

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:235
Datum uitspraak: 02-08-2024
Datum publicatie: 02-09-2024
Zaaknummer(s): 230343
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep mogelijk
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Klacht tegen de eigen advocaat. Volgens klager voldoet de opdrachtbevestiging van verweerder niet aan de daaraan te stellen vereisten. Ook heeft verweerder volgens klager zijn geheimhoudingplicht tegenover de verzekeraar van klagers wederpartij geschonden en heeft hij excessief gedeclareerd. Bekrachtiging beslissing raad.

Beslissing van 2 augustus 2024
in de zaak 230343

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

gemachtigde: mr. G.F.M.G. Heutink

tegen:

verweerder


1 INLEIDING

1.1 Het gaat om een klacht tegen de eigen advocaat. Verweerder heeft klager bijgestaan in het kader van een letselschadeprocedure. Volgens klager voldoet de opdrachtbevestiging van verweerder niet aan de daaraan te stellen vereisten. Ook heeft verweerder volgens klager zijn geheimhoudingplicht tegenover de verzekeraar van klagers wederpartij geschonden en heeft hij excessief gedeclareerd.

1.2 Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom klager in beroep is gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.

2 DE PROCEDURE

Bij de raad van discipline

2.1 De Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de raad) heeft in de zaak tussen klager en verweerder (zaaknummer: 23-271/AL/GLD) een beslissing gewezen op 30 oktober 2023. In deze beslissing is klachtonderdeel c) gegrond verklaard en zijn de overige klachtonderdelen (a, b en d) ongegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten.

2.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2023:289 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.


Bij het hof van discipline

2.3 Het beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 29 november 2023 ontvangen door de griffie van het hof.

2.4 Verder bevat het dossier van het hof:
⦁ de stukken van de raad;
⦁ het verweerschrift van verweerder;
⦁ de e-mail van verweerder van 23 mei 2024, met bijlagen.

2.5 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 7 juni 2024. Daar zijn de gemachtigde van klager en verweerder (vergezeld van zijn echtgenote) verschenen.

3 FEITEN

3.1 Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.2 Klager heeft verweerder benaderd om hem bij te staan in een letselschadeprocedure. Namens de wederpartij treedt in die zaak diens verzekeraar Nationale Nederlanden op.

3.3 Op 21 maart 2022 heeft tussen klager en verweerder een eerste kennismakingsgesprek plaatsgevonden. Op 22 maart 2022 heeft verweerder aan klager een e-mail gezonden waarin hij de gemaakte afspraken bevestigt.

3.4 Op 28 maart 2022 heeft klager van de Raad voor de Rechtsbijstand een brief ontvangen waarin hij op de hoogte wordt gebracht dat door verweerder een toevoeging is aangevraagd.

3.5 Bij e-mail van 31 maart 2022 heeft klager aan verweerder bericht dat hij de brief van de Raad voor de Rechtsbijstand niet begrijpt en hij vraagt verweerder om een toelichting. Op 1 april 2022 licht verweerder via een e-mail aan klager de brief nader toe.

3.6 Op 26 september 2022 heeft de huidige gemachtigde van klager verweerder ervan op de hoogte gebracht dat hij de behandeling van het dossier van verweerder overneemt. Daarop heeft verweerder Nationale Nederlanden telefonisch laten weten dat het dossier is overgenomen.

3.7 Bij e-mail van 28 september 2022 heeft verweerder aan Nationale Nederlanden bevestigd dat telefonisch besproken is dat hij niet langer de belangen van klager behartigt, omdat die de voorkeur heeft gegeven aan een andere belangenbehartiger, te weten de gemachtigde van klager. Ook geeft hij in dat bericht aan dat hij daarom niet meer aanwezig zal zijn bij een inmiddels geplande bespreking op 18 oktober 2022 bij klager thuis en dat hij het dossier zal sluiten. Tevens stuurt hij mee een declaratie met urenverantwoording met betrekking tot de door hem gewerkte uren, met het verzoek dit ter betaling aan de administratie van Nationale Nederlanden door te geleiden.

4 KLACHT

4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) in strijd met gedragsregel 16 lid 1 aan klager geen opdrachtbevestiging te sturen;
b) zijn geheimhoudingsplicht te schenden, doordat hij vertrouwelijke informatie met een medewerker van de verzekeraar van de wederpartij heeft gedeeld;
c) ten onrechte aan de verzekeraar van de wederpartij, Nationale Nederlanden, door te geven dat hij ̶ verweerder ̶ kosten zou hebben gemaakt en aan die verzekeraar een declaratie op urenbasis te verzenden, terwijl de zaak op basis van een toevoeging is behandeld;
d) excessief te declareren, door bijvoorbeeld voor twee gesprekken van 5 minuten 18 minuten te declareren.

5 OMVANG HOGER BEROEP

Hoger beroep tegen maatregel

5.1 De raad heeft klachtonderdeel c) gegrond verklaard. Klager is niet-ontvankelijk in zijn beroep voor zover het beroep zich richt tegen de (hoogte van de opgelegde) maatregel, omdat klager gezien het bepaalde in artikel 56 Advocatenwet niet kan klagen over de hoogte of afwezigheid van de opgelegde maatregel. Een eventueel op te leggen sanctie staat immers ter vrije beoordeling van het hof (zie: HvD 31 augustus 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:166).

5.2 Alleen de ongegrond verklaarde klachtonderdelen liggen ter beoordeling aan het hof voor.

6 BEOORDELING RAAD

Ten aanzien van klachtonderdeel a) opdrachtbevestiging

6.1 De raad heeft ter motivering van zijn beslissing klachtonderdeel a) ongegrond te verklaren – samengevat weergegeven – het volgende overwogen.

Op 21 maart 2022 heeft klager met verweerder een eerste gesprek gehad en daags daarna heeft verweerder klager een e-mail gezonden met daarin een bevestiging van de gemaakte afspraken. Daarin staat onder meer dat verweerder bereid is klager bij te staan in het kader van het verhaal van zijn schade van een aanrijding waarvoor de andere automobilist aansprakelijk is. Ook staat daarin dat klager hem wat betreft de kosten van de rechtsbijstand tot nader order niets hoeft te betalen, omdat de kosten van rechtsbijstand voor rekening komen voor de verzekeraar van de tegenpartij. Verder zal verweerder nog nagaan of klager in aanmerking komt voor een toevoeging. Met deze e-mail, en nadien die van 1 april 2022 over de gefinancierde rechtsbijstand, heeft verweerder naar het oordeel van de raad voldaan aan zijn uit gedragsregel 16 lid 1 voortvloeiende informatieplicht. Immers, verweerder heeft klager schriftelijk de afspraken bevestigd en hem op de hoogte gebracht van belangrijke informatie.

Ten aanzien van klachtonderdeel b) geheimhouding

6.2 De raad heeft ter motivering van zijn beslissing klachtonderdeel b) ongegrond te verklaren – samengevat weergegeven – het volgende overwogen.

Naar het oordeel van de raad levert het doorgeven van de informatie door verweerder aan de verzekeraar ̶ dat de zaak wordt overgenomen en er is geen sprake van klachten over zijn werk ̶ geen schending van de geheimhoudingsplicht op. Bovendien is de raad van oordeel dat klager er niet in is geslaagd om aan te geven in hoeverre zijn belang daardoor is geschaad. Daarover is ter zitting door de gemachtigde van verweerder desgevraagd ook geen uitsluitsel gegeven.

Ten aanzien van klachtonderdeel d) excessief declareren

6.3 De raad heeft ter motivering van zijn beslissing klachtonderdeel d) ongegrond te verklaren – samengevat weergegeven – het volgende overwogen.

Dit klachtonderdeel ziet erop, zo begrijpt de raad dit klachtonderdeel, dat zo er al gedeclareerd zou mogen worden, dat in dit geval excessief is geweest. Daar is de raad echter niet van gebleken. Uit geen van de in het procesdossier aanwezige stukken, zoals de urenspecificatie van verweerder, blijkt dat sprake is van excessief declareren. Dat voor telefoongesprekken die 5 minuten hebben geduurd 18 minuten in rekening is gebracht wordt op geen enkele wijze onderbouwd en wordt door verweerder ook betwist.


7 BEROEPSGRONDEN EN VERWEER

Beroepsgronden klager

7.1 Ten onrechte zijn de klachtonderdelen a) b) en d) ongegrond verklaard.

a) De opdrachtbevestiging voldoet niet aan de daaraan te stellen vereisten. Met de e-mails van verweerder van 22 maart 2022 en 1 april 2022 is niet voldaan aan gedragsregel 16 lid 1, nu daarin niets is opgenomen over de te verwachten kosten, de kansen en de risico’s. Daarnaast ontbreekt een plan van aanpak.
b) De raad heeft de geheimhoudingsplicht te eng uitgelegd. Bovendien hoeft klager zijn “geschaad” belang niet te onderbouwen; zijn belang is daarin gelegen dat alles wat onder de geheimhoudingsplicht valt, daaronder blijft.
d) Klager verwijst ter onderbouwing van deze beroepsgrond naar de toelichting in zijn klachtbrief aan de raad, waarin hij enkele voorbeelden heeft gegeven van excessief declareren door verweerder.

Daarbij heeft verweerder in beroep aangevoerd dat de raad ten onrechte geen reiskostenvergoeding heeft toegekend. Hoewel klager niet in persoon op de zitting bij de raad is verschenen had de raad die kosten wel moeten vergoeden omdat klager de reiskosten van zijn gemachtigde dient te vergoeden.

Verweer verweerder

7.2 Verweerder stelt dat klachtonderdeel a) op de juiste gronden ongegrond is verklaard.

Verweerder merkt daarbij nog op dat een schriftelijk plan van aanpak en een schriftelijke risicoanalyse niet zijn voorgeschreven.

7.3 Verweerder stelt dat ook klachtonderdeel b) op de juiste gronden ongegrond is verklaard.

Volgens verweerder miskent klager dat het in het kader van de opdracht aan verweerder om de schade van klager te verhalen in het belang van klager is om de verzekeraar van alle relevante omstandigheden op de hoogte te brengen. Daaronder valt ook de mededeling van klager dat geen fouten door verweerder bij het uitvoeren van de werkzaamheden zijn gemaakt.

7.4 Verweerder stelt dat klachtonderdeel d) eveneens op de juiste gronden ongegrond is verklaard.

Volgens verweerder onderbouwt klager ook in hoger beroep op geen enkele wijze dat verweerder excessief heeft gedeclareerd, noch dat er sprake was van een wanverhouding tussen de declaratie en het door verweerder geleverde werk.

8 BEOORDELING HOF

Maatstaf

8.1 De tuchtrechter dient bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen wel van belang zijn, gezien ook het open karakter van de behoorlijkheidsnorm in artikel 46 Advocatenwet. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

Bij de beantwoording van de vraag of een advocaat zich betamelijk heeft gedragen als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet hanteert het hof als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Het hof toetst of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat er binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.

Zowel uit vaste jurisprudentie van het hof als uit Regel 16 van de Gedragsregels advocatuur 2018 (verder: gedragsregel 16) volgt dat het tot de taak van de advocaat behoort om belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Indien zich na de opdrachtbevestiging en met de cliënt besproken strategie ontwikkelingen voordoen die tot andere inzichten leiden, dient de advocaat dat met zijn cliënt te bespreken en hem zorgvuldig te adviseren. Daarbij moet de advocaat zich ervan vergewissen of de cliënt alles goed heeft begrepen en of hij de gevolgen van de gekozen strategie voldoende overziet. Zo nodig moet hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt bevestigen. De cliënt kan de advocaat niet verantwoordelijk houden voor een negatieve afloop, maar er moet wel als het ware een ‘informed consent’ zijn; de cliënt moet zich bewust zijn van de risico’s die aan bepaalde keuzes kleven.

Overwegingen hof

klachtonderdeel a) opdrachtbevestiging

8.2 Vast staat dat verweerder in zijn e-mail van 22 maart 2022 aan klager heeft bevestigd dat hij de opdracht van klager had aanvaard om klager “bij te staan in het kader van het verhaal van uw schade van de aanrijding op 19 februari 2021”. Het hof overweegt dat het schriftelijk vastleggen van de kansen, risico’s en een plan van aanpak in de opdrachtbevestiging niet is voorgeschreven. Waar het om gaat is dat verweerder belangrijke informatie en afspraken schriftelijk vastlegt ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil. Het hof is met de raad van oordeel dat verweerder aan zijn informatieplicht heeft voldaan. Het hof neemt de desbetreffende overwegingen van de raad over en maakt die tot de zijne. In hoger beroep zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden gebleken die tot een oordeel nopen. Het hof voegt aan de overwegingen van de raad nog toe dat niet is gesteld noch is gebleken dat er bij klager enig misverstand of onduidelijkheid is ontstaan over de door verweerder te verlenen bijstand of de kosten daarvan.

Klachtonderdeel b) geheimhouding

8.3 Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling te komen dan die van de raad, nu klager in hoger beroep geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die hiertoe zouden nopen. Het hof sluit zich daarom aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over.

Klachtonderdeel d) excessief declareren

8.4 Ook ten aanzien van klachtonderdeel d) sluit het hof zich aan bij de beoordeling van de raad die het hof overneemt. Klager heeft in hoger beroep geen nieuwe argumenten aangedragen die tot een andere beoordeling nopen. Het hof voegt aan de overwegingen van de raad nog toe dat het niet ongebruikelijk is dat een advocaat met vaste tijdseenheden werkt.

Reiskosten

8.5 Het hof is van oordeel dat er voor een veroordeling van verweerder in de door klager gestelde kosten geen plaats is, ook niet in hoger beroep, gelet op de Richtlijn Kostenveroordeling Raden van Discipline 2021 en de Richtlijn Kostenveroordeling Hof van Discipline 2021. Het hof ziet in het door klager gestelde geen aanleiding om van die richtlijn af te wijken.

Slotsom

8.6 Gelet op het voorgaande falen de overige beroepsgronden van klager en zal het hof de beslissing van de raad bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

9 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart klager niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep voor zover het de hoogte van de opgelegde maatregel betreft, en;

- bekrachtigt de beslissing van 30 oktober 2023 van de Raad van Discipline in het ressort in Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder nummer 23-271/AL/GLD, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.


Deze beslissing is genomen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.J.J. van Rijen en F.C. van der Jagt-Vink, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Wijtzes, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2024.

griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 2 augustus 2024.