ECLI:NL:TGZRSHE:2024:92 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023-6613

ECLI: ECLI:NL:TGZRSHE:2024:92
Datum uitspraak: 28-08-2024
Datum publicatie: 28-08-2024
Zaaknummer(s): H2023-6613
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klaagster klaagt over de zorg voor haar achtjarige zoon die na verdrinking ernstige hersenschade heeft opgelopen en de verwachtingen die de kinderarts bij haar heeft gewekt.Het college oordeelt de klacht ongegrond. De kinderarts heeft volgens het dossier correcte zorg geleverd. Zij heeft geen onjuiste informatie verstrekt of valse verwachtingen gewekt over de levensverwachting van het kind.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE ’s-HERTOGENBOSCH

Beslissing in raadkamer van 28 augustus 2024 op de klacht van:

[A],
wonende in [B],
klaagster,
gemachtigde: [C]

tegen

[D],
kinderarts,
(destijds) werkzaam in [B],
verweerster, hierna ook: de kinderarts,
gemachtigde: mr. A.M. Franse, werkzaam in Utrecht.

1. De zaak in het kort
1.1 Op 15 mei 2022 valt de achtjarige zoon van klaagster in een meertje en verdrinkt.
Hij wordt ter plaatse gereanimeerd en per ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Daar blijkt dat hij door zuurstofgebrek ernstige hersenschade heeft opgelopen en epileptische aanvallen heeft. Vanwege de in Nederland gestelde zeer negatieve prognose wordt hij op initiatief van de familie overgeplaatst naar een ziekenhuis in [E]. Daar verblijft hij van eind mei 2022 tot begin november 2022. Na terugplaatsing in Nederland overlijdt hij op 20 december 2022. Klaagster verwijt de kinderarts onder meer onvoldoende zorg te hebben verleend en onjuiste voorlichting te hebben gegeven.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure
2.1 De procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 14 november 2023;
- de brief van de secretaris van 28 november 2023 aan de gemachtigde van klaagster;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de brief van de gemachtigde van de kinderarts van 15 februari 2024 met bijlage, binnengekomen op 16 februari 2024.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 Op 15 mei 2022 valt het 8-jarig zoontje van klaagster, verder te noemen het
kind, in een meertje en verdrinkt. Hij wordt gereanimeerd en per ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Daar blijkt hersenschade door zuurstofgebrek. Ook heeft het kind epileptische aanvallen en aanvallen van spierkrampen (dystonie). De artsen concluderen dat er geen behandeling voor de hersenschade mogelijk is, de prognose zeer somber is en het kind mogelijk niet zal overleven. Het kind wordt dan op initiatief van zijn familie overgeplaatst naar de intensive care van een ziekenhuis in [E]. Volgens de familie ziet dat ziekenhuis nog wel behandelmogelijkheden. Op 12 november 2022 wordt het kind teruggebracht naar het ziekenhuis in Nederland. Het kind verblijft aanvankelijk op de ic van het ziekenhuis omdat het mechanisch beademd wordt. Op 15 en 21 november 2022 volgen detubatiepogingen die mislukken door opnieuw ademhalingsfalen. Met de ouders wordt een behandeling gericht op comfort afgesproken en op 12 december 2022 wordt het kind opnieuw gedetubeerd. Op 13 december 2022 ondervindt het kind veel spierkrampen en schrijft een collega van de kinderarts midazolam voor. Op 14 december 2022 ondervindt het kind opnieuw spierkrampen. Op 16 december 2022 wordt de overplaatsing van het kind besproken naar de kinderverpleegafdeling van het ziekenhuis. Op zondagavond 18 december 2022 wordt morfine toegediend en dit wordt later opgehoogd omdat het kind niet ontspannen/comfortabel is. Op 19 december 2022 wordt het kind overgeplaatst naar de kinderverpleegafdeling, waar op dat moment ook de kinderarts werkzaam is. Daar overlijdt het op 20 december 2022.

4. De klacht en de reactie van de kinderarts
4.1 Klaagster maakt de kinderarts de volgende verwijten:


1. De kinderarts heeft het kind naar de verpleegafdeling overgeplaatst vanuit de ic-afdeling op 19 december 2022, terwijl het kind met morfine werd behandeld en de morfine in de nacht is verhoogd.

2. De kinderarts vertelde de familie dat het kind niet ic-behoeftig was, maar de arts van
de verpleegafdeling vertelde de familie achteraf pas dat zij de verwachting had dat het kind zou overlijden. De kinderarts had deze informatie met de familie moeten delen zodat de familie goed geïnformeerd zou zijn over de situatie en de vermoedens. De familie is ten onrechte door de kinderarts in de overtuiging gelaten dat het kind beter zou kunnen worden op de verpleegafdeling. Dit heeft ernstige gevolgen gehad voor de familie.

3. De kinderarts had het kind op de ic-afdeling moeten houden om ervoor te zorgen dat hij maximaal medische juiste zorg zou ontvangen. De kinderarts heeft het kind overgeplaatst om hem te laten overlijden.

4. Toen het kind overgeplaatst werd naar de verpleegafdeling, was de familie in de veronderstelling dat het kind een stap dichter bij herstel en revalideren kwam. De kinderarts heeft dit nooit tegengesproken of toegelicht. De kinderarts heeft de familie in de verwachting en hoop gelaten dat het beter zou gaan na de overplaatsing naar de verpleegafdeling.

4.2 De kinderarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. De kinderarts voert aan dat zij niet betrokken was bij de feitelijke overplaatsing van het kind naar de verpleegafdeling en dat zij er alles aan heeft gedaan om optimale zorg aan het kind te bieden en dat zij daarbij zoveel mogelijk rekening heeft gehouden met de wensen van de familie. Zij betwist dat zij klaagster onvolledig heeft voorgelicht.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
5.1 Allereerst merkt het college op dat het ongelooflijk verdrietig is dat het kind van klaagster is overleden. Het college begrijpt dat dit grote impact op de familie heeft (gehad). Dat laat onverlet dat het college de klacht van klaagster en haar gezin zakelijk, dat wil zeggen volgens de wettelijke normen, moet beoordelen.

De criteria voor de beoordeling
5.2 De vraag is of de kinderarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende kinderarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de kinderarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Het college zal de verschillende klachtonderdelen op basis daarvan hierna beoordelen.

Klachtonderdeel 1) overplaatsing naar de verpleegafdeling terwijl het kind morfine kreeg die verhoogd werd
5.3 Uit het dossier blijkt dat verweerster niet bij de feitelijke overplaatsing betrokken was, zodat haar ter zake daarvan geen persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. Het college stelt overigens vast dat de familie volgens de “Gesprekverslagen uit het medisch dossier” op 16 december 2022 instemde met de overplaatsing. Uit het verslag op 18 december 2022 blijkt dat de kinderarts tegen de familie heeft gezegd dat de morfine in kleine stappen zou worden verhoogd en gericht was op het bereiken van optimaal comfort waarmee de familie instemde.
Ten overvloede merkt het college op dat de behandeling met morfine geen contra-indicatie is voor overplaatsing naar een verpleegafdeling.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Klachtonderdelen 2) tot en met 4) ten onrechte meegedeeld dat kind niet ic-behoeftig was, het kind had op de ic moeten blijven en door de kinderarts is ten onrechte voorgehouden dat het op de verpleegafdeling beter zou gaan.

5.4 Uit het gespreksverslag van 16 december 2022 blijkt dat de kinderarts met de familie heeft besproken dat een verblijf van het kind op de ic niet langer nodig was en dat het kind op de verpleegafdeling dezelfde zorg kon worden geboden. Dat de kinderarts de verwachting heeft gewekt dat het kind daar beter zou worden, wordt door haar betwist en dit kan het college ook nergens uit opmaken. Volgens de kinderarts is meerdere malen aan de familie kenbaar gemaakt dat het overlijden op korte termijn zou kunnen plaatsvinden.
Naar het oordeel van het college blijkt uit niets dat aan de familie een ander verwachtingspatroon is voorgehouden dan dat het kind op korte(re) termijn zou komen te overlijden. Integendeel, in het gespreksverslag van 16 december 2022 vermeldt de kinderarts: “We hopen dat [het kind] nog enige tijd met zijn gezin heeft zoals de familie wenst, tegelijk zijn we bezorgd om hem. Het zou kunnen zijn dat als hij meer medicatie nodig heeft door benauwdheid of pijn, dat dit dan ook betekent dat hij niet kan blijven leven.” In het verslag van 18 december 2022 staat: "Het is niet de bedoeling met de morfine zijn levenseinde te beïnvloeden of dat hij hierdoor stopt met ademen. Tegelijk is [het kind] wel erg kwetsbaar en kan het zijn dat zijn levenseinde hoe dan ook dichterbij komt." en:
We hopen allemaal dat de tijd die [het kind] bij zijn familie kan zijn zo lang mogelijk is, tegelijk is hij kwetsbaar en ben ik bang dat die tijd korter is dan we hopen.” Dat daarmee de conclusie was dat het kind op korte(re) termijn zou overlijden, ongeacht de behandelingen, acht het college duidelijk. De communicatie daarover was naar het oordeel van het college helder en compassievol.
Deze klachtonderdelen zijn daarom ongegrond.


Slotsom
5.5 Het college stelt vast dat er een groot verschil van inzicht bestaat tussen de familie aan de ene kant en de artsen aan de andere kant over de herstelmogelijkheden van het kind. De familie had/hield hoop op herstel maar de medische situatie van het kind was wel dat hij ernstig hersenletsel had, wat bleek uit de MRI, en dat het niet meer in staat was om zelfstandig te ademen. Ondanks uitgebreide medische zorg en toediening van diverse medicijnen, zoals dat blijkt uit het medisch dossier en de toelichting in het verweerschrift, lukte het niet om deze situatie te verbeteren. Verweerster heeft aan de ouders geen ander beeld geschetst.
De kinderarts treft geen verwijt.

6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 28 augustus 2024 door K.A.J.C.M. van den Berg Jeths-van Meerwijk, voorzitter, A.L.M. Mulder en N.G. Hartwig, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door T.G. Nijenkamp, secretaris.