ECLI:NL:TAHVD:2024:228 Hof van Discipline 's Gravenhage 230355
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2024:228 |
---|---|
Datum uitspraak: | 26-08-2024 |
Datum publicatie: | 02-09-2024 |
Zaaknummer(s): | 230355 |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Beklag |
Inhoudsindicatie: | Klacht over eigen advocaat. Van verweerder wordt als letselschadeadvocaat verwacht dat, als een cliënt bij hem komt en stelt een onjuiste medische diagnose te hebben gekregen, hij een medische deskundige inschakelt om die inschatting te kunnen maken. Berisping. Proceskosten. |
Beslissing van 26 augustus 2024
in de zaak 230355
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 INLEIDING
1.1 Klager heeft rechtsbijstand gevraagd aan verweerder bij het verwijderen van
een volgens hem onterecht gestelde psychiatrische diagnose uit zijn medisch dossier.
Klager heeft over verweerder geklaagd omdat, samengevat, hij de kwaliteit van de bijstand
ontoereikend vond.
1.2 Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom klager in beroep is gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.
2 DE PROCEDURE
Bij de raad van discipline
2.1 De Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de raad) heeft in de zaak tussen klager en verweerder (zaaknummer: 23-278/Al/MN) een beslissing genomen op 4 december 2023. In deze beslissing is de klacht van klager gedeeltelijk gegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht, reiskosten en proceskosten.
2.2 Deze beslissing is onder nummer ECLI:NL:TADRARL:2023:317 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
Bij het hof van discipline
2.3 Het beroepschrift van verweerder tegen de beslissing is op 4 en 5 december 2023 ontvangen door de griffie van het hof.
2.4 Verder bevat het dossier van het hof:
⦁ de stukken van de raad;
⦁ het verweerschrift van verweerder;
⦁ nadere stukken van klager van 30 mei 2024 en 3 juni 2024.
2.5 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 1
juli 2024. Daar zijn klager en verweerder verschenen. Zij hebben hun standpunt toegelicht.
Klager heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die onderdeel uitmaken van
het dossier van het hof.
3 FEITEN
3.1 Het hof gaat uit van de volgende feiten.
3.2 Bij e-mail van 25 januari 2021 heeft klager verweerder om rechtsbijstand verzocht ter zake van het verwijderen van een volgens klager onjuist gestelde diagnose uit zijn medisch dossier.
3.3 Bij brief van 29 januari 2021 heeft verweerder voor klager medische stukken bij het Amsterdam Universitair Medisch Centrum (hierna: AMC) opgevraagd en daarbij ook de verjaring van de vordering op het AMC gestuit.
3.4 Bij brief van 15 februari 2021 heeft het AMC de medische gegevens van klager aan verweerder gezonden.
3.5 Bij e-mail van 3 maart 2021 heeft verweerder de van het AMC ontvangen stukken doorgestuurd naar klager. Ook heeft hij klager bericht dat de overige gegevens nog niet binnen zijn.
3.6 Bij brieven van 24 maart 2021 heeft verweerder medische informatie opgevraagd bij de huisarts van klager en bij behandelaar [MMH].
3.7 Bij e-mail van 1 april 2021 heeft verweerder de van de huisarts ontvangen informatie naar klager doorgestuurd met de mededeling dat hij nog wacht op de laatste informatie.
3.8 Bij e-mail van 8 juli 2021 heeft klager aan verweerder voorgesteld dat hij zelf een herinnering stuurt naar de instanties die al drie maanden geleden door verweerder waren benaderd met het verzoek om informatie.
3.9 Bij e-mail van 30 augustus 2021 heeft klager aan verweerder gevraagd wat de vervolgstappen zijn als de opgevraagde resterende informatie uitblijft.
3.10 Klager heeft zelf bij een aantal betrokken instanties zijn medische informatie opgevraagd. In de periode van december 2021 tot februari 2022 heeft klager de verkregen informatie naar verweerder doorgestuurd.
3.11 In februari 2022 heeft verweerder klager telefonisch meegedeeld dat er onvoldoende gronden zijn om bij de betreffende instanties een verzoek in te dienen tot verwijdering van de gestelde diagnose uit de medische dossiers. Verweerder heeft klager geen kosten in rekening gebracht.
4 KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, en voor zover in hoger beroep nog van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) (…)
b) (…)
c) een verkeerd advies te geven over de in te zetten acties, dan wel onjuiste informatie
te verstrekken.
Toelichting
De conclusie van verweerder dat er geen fouten zijn gemaakt door het AMC bij het stellen
van de diagnose, is onjuist. Verder had verweerder klager moeten wijzen op de mogelijkheid
om zich te wenden tot het medisch tuchtcollege, het meldpunt zorg, een klachtenfunctionaris
en de geschillencommissie.
d) een termijn te hebben laten verlopen waardoor de zaak verjaard is.
Toelichting
De Praktijk Ondersteuner Huisarts (hierna: POH) heeft besloten klager door te verwijzen
naar het AMC. Om die reden had verweerder zelf kunnen bedenken dat hij ook ten aanzien
van de POH de verjaring moest stuiten. Nu hij dit heeft nagelaten, is deze zaak verjaard.
5 BEOORDELING RAAD
5.1 De raad heeft geoordeeld dat, samengevat, verweerder is tekortgeschoten in zorgvuldige en toereikende communicatie met klager. De klachtonderdelen a en b zijn daarom gegrond. De raad oordeelt dat klachtonderdelen c en d, die zien op de kwaliteit van de verleende diensten, ongegrond zijn. Daarover overweegt de raad:
Het is de raad niet gebleken dat, behalve de wijze waarop verweerder zijn advisering
heeft gecommuniceerd en vastgelegd, er ook inhoudelijk iets zou schorten aan de advisering.
Klachtonderdeel c) is daarom niet gegrond.
5.8 Voor zover in klachtonderdeel d) wordt geklaagd dat verweerder ten onrechte de
verjaring van een zaak tegen de POH niet heeft gestuit, kan de raad klager hierin
niet volgen. Aangezien niet de POH, maar het AMC de naar de mening van klager onjuiste
diagnose heeft gesteld, was alleen stuiting van de verjaring van een zaak tegen het
AMC aan de orde. Klachtonderdeel d) is dan ook ongegrond.
6 OMVANG BEROEP
6.1 Ter zitting is aan de orde gesteld dat uit het beroepschrift volgt dat dit uitsluitend ziet op de afwijzing door de raad van klachtonderdeel d). Binnen de beroepstermijn is door klager echter ook nog beroep ingesteld tegen de afwijzing van klachtonderdeel c. Verweerder stelde daarvan niet op de hoogte te zijn maar uit de e-mail van de griffie van 6 december 2023 om 09.41 uur blijkt dat de daarop betrekking hebbende stukken wel aan verweerder zijn toegezonden zodat daaruit volgt dat verweerder deze wel heeft ontvangen, wat door hem op de zitting onvoldoende is weersproken. Gebleken is verder dat verweerder op de zitting zich inhoudelijk kon verweren tegen dit beroep zodat de behandeling niet behoefde te worden aangehouden.
7 BEROEPSGRONDEN EN VERWEER
7.1 Wat betreft klachtonderdeel c voert klager aan dat verweerder ten onrechte heeft geadviseerd dat de psychiatrische diagnose (schizofrenie en psychoses), zoals gesteld door het AMC, wel zou kloppen. Daarom is klager door verweerder geadviseerd dat hij dus niet succesvol hierover een zaak tegen het AMC zou kunnen beginnen. Als gevolg van die verkeerde diagnose heeft klager schade ondervonden. Om die schade te kunnen verhalen had hij nu juist verweerder ingeschakeld om alle medische stukken op te vragen.
7.2 Wat betreft klachtonderdeel d voert klager aan dat hij door de POH is doorverwezen naar het AMC na slechts een paar gesprekken waarin zij probeerde klager over te halen daarmee in te stemmen. Daarbij was het voor klager duidelijk dat de POH totaal niet goed naar hem had geluisterd. Uiteindelijk wist de POH ook zijn tante te overtuigen zodat klager toch instemde met de verwijzing naar het AMC. Volgens klager heeft de POH’er onrechtmatig gehandeld door hem door te verwijzen
Verweer verweerder
7.3 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd in beroep. Waar dat relevant is, bespreekt het hof dit bij de beoordeling van het beroep.
8 BEOORDELING HOF
Maatstaf
8.1 Bij de beantwoording van de vraag of een advocaat zich betamelijk heeft gedragen als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet hanteert het hof als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Het hof toetst of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat er binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.
Overwegingen hof
Klachtonderdeel c
8.2 Verweerder heeft op de zitting verklaard dat hij, nadat hij de dossiers van het AMC (volledig), de huisarts (volledig), de zorginstelling (deels) alsmede strafrechtelijke aangiftes van klager tegen derden had doorgenomen, de conclusie trok dat het geen zin had om het AMC te verzoeken de diagnose uit het medisch dossier te verwijderen. Desgevraagd heeft verweerder medegedeeld dat hij als ervaren letselschadeadvocaat in staat was deze inschatting te maken. Het hof oordeelt hierover dat van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat, geconfronteerd met de vraag of een medische diagnose al dan niet klopt, mag worden verwacht dat hij een medisch deskundige het dossier laat beoordelen voordat aan de client wordt medegedeeld dat het geen zin heeft juridische actie te nemen om de verkeerde diagnose te laten schrappen, zulks behoudens het geval de advocaat met zijn cliënt anders overeenkomt. Verweerder mocht dus niet alleen vertrouwen op zijn eigen professionele oordeelsvorming. Nu verweerder dit wel heeft gedaan heeft hij niet gehandeld conform de professionele standaard die geldt binnen de beroepsgroep. De beroepsgrond tegen klachtonderdeel c slaagt dus. Klachtonderdeel c) is gegrond.
Klachtonderdeel d
8.3 De beroepsgrond tegen de beoordeling door de raad van dit klachtonderdeel slaagt niet. Het hof sluit zich aan bij wat de raad hierover heeft overwogen en vult dit als volgt aan. Klager wendde zich tot verweerder om te bewerkstelligen dat de volgens hem foutief gestelde diagnose uit zijn medisch dossier zou worden verwijderd. Die diagnose is gesteld door het AMC en niet de POH. Daarom ligt aansprakelijkstelling van de POH (beter gezegd: de huisarts onder wiens verantwoordelijkheid de POH werkt) niet voor de hand omdat gesteld noch gebleken is dat de POH met de doorverwijzing zelf een fout heeft gemaakt. Daarom is het hof het eens met verweerder dat het niet voor de hand lag om de verjaring van aansprakelijkheid wegens een medische fout jegens de POH te stuiten. Klachtonderdeel d) blijft ongegrond.
Slotsom
8.4 Het beroep slaagt deels. Dit betekent dat de beslissing van de raad ten aanzien van klachtonderdeel c niet in stand kan blijven en op dat punt zal worden vernietigd. Het hof zal klachtonderdeel c) alsnog gegrond verklaren.
9 MAATREGEL
Naast de door de raad reeds gegrond bevonden klachtonderdelen a) en b) is ook klachtonderdeel c) gegrond bevonden door het hof. Dat klachtonderdeel raakt de kernwaarde deskundigheid. Verweerder heeft niet overeenkomstig die kernwaarde gehandeld door zonder medisch advies zelf een medisch oordeel te vellen. Dat acht het hof laakbaar. De maatregel zal derhalve worden verzwaard tot een berisping.
10 PROCESKOSTEN
10.1 Omdat het hof een maatregel oplegt, zal het hof verweerder op grond van artikel
48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de kosten voor de procedure bij het
hof conform de Richtlijn kostenveroordeling Hof van Discipline 2021:
a) € 50,- kosten van klager (forfaitair);
c) € 1.000,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten;
d) € 1.000,- kosten van de Staat.
10.2 Verweerder moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 50,- aan kosten van klager binnen vier weken na deze beslissing betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
10.3 Verweerder moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 2.000,- binnen vier weken na deze uitspraak overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling hof van discipline" en het zaaknummer.
11 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
11.1 vernietigt de beslissing van 4 december 2023 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder nummer 23-278/AL/MN, voor zover het betreft de ongegrondverklaring van klachtonderdeel c en de oplegging van de maatregel van waarschuwing;
en doet opnieuw recht:
11.2 verklaart klachtonderdeel c gegrond;
11.3 legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
11.4 bekrachtigt de voormelde beslissing van de raad voor het overige;
11.5 veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten in de procedure bij het
hof van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald;
11.6 veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten in de procedure bij
het hof van € 2.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen
de termijn zoals hiervóór bepaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. G.C. Endedijk en
A.J.J. van Rijen, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in
het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2024.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 26 augustus 2024.