Zoekresultaten 151-185 van de 185 resultaten
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:36 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/0019
- Datum publicatie: 04-04-2022
- Datum uitspraak: 01-04-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:36
Klaagster heeft klachten ingediend tegen drie artsen die betrokken zijn geweest bij de opname en behandeling van haar moeder (patiënte) die tijdens de opname in het ziekenhuis is overleden.De onderhavige klacht is gericht tegen de arts-assistent die betrokken was op de avond van de opname van patiënte. Klaagster verwijt beklaagde dat zij ten onrechte met de vochttoediening is gestopt, dat zij heeft nagelaten patiënte te stabiliseren, haar gedurende de nacht aan haar lot heeft overgelaten en dat zij op een misleidende wijze heeft gecommuniceerd.Omdat patiënte in zeer zwakke conditie was op het moment van opname en daarnaast een cardiale voorgeschiedenis had met atriumfibrilleren, pacemaker en een aortaklepstenose, was de door beklaagde in overleg met haar supervisor genomen beslissing het infuus te staken zorgvuldig. Het blijven toedienen van extra vocht via een infuus zou bij een patiënt in deze conditie namelijk een te grote belasting voor het hart kunnen betekenen, terwijl het bestaan van ernstige dehydratie op grond van de bevindingen en na toediening van extra vocht niet (langer) waarschijnlijk was. Omdat ondanks de gedane onderzoeken geen verklaring voor de toestand van patiënte (zoals een ontsteking, longembolie etc.) kon worden gevonden, was er naast het door beklaagde ingezette beleid geen aanvullend medisch ingrijpen aangewezen. Patiënte is vervolgens opgenomen op de afdeling geriatrie, zodat ook niet kan worden geconcludeerd dat zij door toedoen van beklaagde aan haar lot over is gelaten. Van misleidende communicatie is geen sprake. Klacht (kennelijk) ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:37 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/0017
- Datum publicatie: 04-04-2022
- Datum uitspraak: 01-04-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:37
Klaagster heeft klachten ingediend tegen drie artsen die betrokken zijn geweest bij de opname en behandeling van haar moeder (patiënte) die tijdens de opname in het ziekenhuis is overleden.De onderhavige klacht is gericht tegen de klinisch geriater. Klaagster verwijt haar onder meer dat zij er ten onrechte van uit is gegaan dat patiënte veel vocht vasthield, dat zij met het alleen toedienen van plasmedicatie een onjuiste behandeling heeft gekozen, dat zij klaagster onjuist heeft geïnformeerd en dat zij niet heeft geprobeerd met patiënte te communiceren. Het college oordeelt dat er voldoende aanwijzingen bestonden dat sprake was van enige mate van overvulling bij hartfalen. Het door beklaagde ingezette beleid van toediening van plasmedicatie en monitoring was daarmee geïndiceerd. Omdat andere oorzaken voor de toestand van patiënte al waren uitgesloten dan wel zeer onwaarschijnlijk waren was er behoudens het door beklaagde ingezette beleid geen aanvullend medisch ingrijpen aangewezen. Klacht (kennelijk) ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:34 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3258,3259,3260
- Datum publicatie: 04-04-2022
- Datum uitspraak: 01-04-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:34
Klachten tegen internist-endocrinoloog en twee chirurgen-oncoloog. Als nevenbevinding bij de behandeling van borstkanker wordt een toen nog als goedaardig aangemerkte tumor in de bijnier gevonden. Klaagster verwijt beklaagden o.a. dat zij niet adequaat hebben geacteerd op die nevenbevinding. Volgens beklaagden moet onderscheid worden gemaakt tussen de in 2015 bij klaagster gediagnosticeerde borstkanker en de in 2017 bij haar geconstateerde leiomyosarcoom (wekedelen tumor), waarvan toen pas bleek dat die kwaadaardig was. In 2015 bestonden daarvoor geen objectieve aanwijzingen. Beklaagden stellen dat na de operatie in 2017 is gebleken dat het niet ging om een uitzaaiing van borstkanker maar om een uiterst zeldzame, ‘nieuwe’ bijniertumor, zijnde een wekedelen tumor die laaggradig was. Beklaagden betwisten dat de in 2020 vastgestelde uitzaaiingen het gevolg zijn van ondeugdelijk onderzoek of verkeerd operatief ingrijpen. In 2017 sprake was sprake van een uiterst zeldzame, onvoorzienbare ontwikkeling, te weten een plotseling versnelde tumorgroei (dedifferentiatie) van het leiomyosarcoom, aldus beklaagden. Het college oordeelt dat er naar objectieve maatstaven er geen reden was te veronderstellen dat de tumor in de bijnier in 2015 al kwaadaardig was. Volgens de toepasselijke richtlijnen hoefde geen rekening te worden gehouden met de zeldzame ontwikkeling die zich heeft voorgedaan. Het beleid is in alle fasen van de behandeling verdedigbaar geweest. Klachten ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:32 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3047
- Datum publicatie: 31-03-2022
- Datum uitspraak: 29-03-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:32
Klacht IGJ tegen verpleegkundige. De verpleegkundige gaat mee als vrijwilliger bij een vakantie-organisatie voor ouderen met en zonder zorgvraag. Een deelnemer, verder te noemen A., gaat eerst mee als mantelzorger voor zijn dementerende echtgenote. Na het overlijden van zijn echtgenote gaat A. nogmaals mee op een reis, waarbij beklaagde ook vrijwilliger is. Na de reizen ontstaat een in intensiteit snel groeiende vriendschap tussen A. en de verpleegkundige. Er is na verloop van tijd sprake van substantiële financiële donaties aan de verpleegkundige. De IGJ meent dat de verpleegkundige tekort geschoten in de zorg jegens A.. Er was sprake van een zorgrelatie die zij als verpleegkundige had met de echtgenote van A.. Tevens was zij gebonden om zo nodig ook zorg te verlenen aan A., die op dat moment ook klachten had. Desondanks is beklaagde zonder een afkoelingsperiode in acht te nemen een vriendschappelijke band met A. aangegaan. Zij heeft een volmacht geaccepteerd om zijn financiële en medische belangen te behartigen, ze heeft de voorziening in zijn nalatenschap geaccepteerd en andere geschenken en aankopen van hem aangenomen. Zij heeft ten opzichte van A. verschillende rollen (zorgprofessional, vriendin/’adoptiedochter’, gevolmachtigde, executeur testamentair, erfgenaam, ontvanger van geschenken, lening en geld) aangenomen die niet verenigbaar zijn met haar verantwoordelijkheid als zorgprofessional. De IGJ stelt dat de verpleegkundige aldus in strijd heeft gehandeld met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt door niet te handelen conform haar professionele verantwoordelijkheid. Het tuchtcollege overweegt onder meer dat vast staat dat de verpleegkundige geen zorg heeft verleend aan A.. A. heeft zelf gedurende beide reizen geen zorg afgenomen. Ook is niet gebleken dat A. met de reis is meegegaan met het oogmerk om zelf desnoods zorg te kunnen afnemen. De financiële gunsten die A. haar gaf vonden plaats vanaf ongeveer een half jaar na het overlijden van de echtgenote van A. Een notaris heeft vastgesteld dat A. destijds wilsbekwaam was en dat er geen sprake was van ongepaste invloeden van de verpleegkundige. Het college is van oordeel dat het verband met beklaagdes beroep als verpleegkundige in deze specifieke context onvoldoende overtuigend is komen vast te staan om beklaagde daarvan een tuchtrechtelijk verwijt te maken. De klacht is ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:28 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3264
- Datum publicatie: 28-03-2022
- Datum uitspraak: 21-03-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:28
Klacht tegen verpleegkundige. Klaagster functioneert al ruim 40 jaar liggend. In verband hiermee heeft zij zeven dagen per week zorg nodig in de vorm van verpleging en verzorging. Hiervoor ontvangt zij een persoonsgebonden budget op grond van de Zorgverzekeringswet. In verband met de aanvraag van een herindicatie is de verpleegkundige, in opdracht van de zorgverzekeraar, bij klaagster op huisbezoek geweest. Hier heeft zij klaagster vragen gesteld om haar zorgbehoefte in kaart te brengen. De aanvraag is vervolgens afgewezen, onder de motivering dat de verpleegkundige niet in de gelegenheid is gesteld om de aanvraag te toetsen door middel van het huisbezoek, omdat klaagster geen antwoord gaf op de inhoudelijke vragen.Klaagster maakt de verpleegkundige een aantal verwijten, onder andere dat zij zich tijdens het huisbezoek niet heeft willen legitimeren, dat het verslag van het huisbezoek onwaarheden bevat en dat de verpleegkundige tijdens het huisbezoek geweigerd heeft bepaalde informatie van haar en de huisarts in ontvangst te nemen. Naar het oordeel van het college zijn de gemaakte verwijten niet terecht. Voor zover klaagster het niet eens is met het systeem van indicatiestelling, overweegt het college dat dit systeem voor de verpleegkundige een gegeven is, waar zij niets aan kan veranderen en waarover haar geen verwijten kunnen worden gemaakt.Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:29 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3234
- Datum publicatie: 28-03-2022
- Datum uitspraak: 25-03-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:29
Klacht tegen internist, inhoudende dat hij niet heeft toegezien op het zorgvuldig omgaan met het EPD, hij de kritieke toestand van de patiënt niet heeft opgemerkt en is tekortgeschoten in zijn rol als supervisor en opleider. Ook wordt beklaagde verweten dat hij als eindverantwoordelijke op de IC niet het onverwachte en snelle overlijden van de patiënt heeft opgepakt om na te gaan of gedurende de behandeling iets niet goed is verlopen. Tevens zou hij als betrokkene op de IC de casus in de necrologiecommissie mede hebben beoordeeld en daarbij onzorgvuldig hebben gehandeld.Het college is ten aanzien van klachtonderdeel 1 van oordeel dat de verslaglegging te summier is en dat hij als hoofdbehandelaarverantwoordelijk is voor een gedegen dossiervoering. Dit klachtonderdeel is gegrond. Met betrekking tot klachtonderdelen 2,3 en 4 acht het college het handelen van beklaagde medisch technisch correct en te billijken. Voorts valt het beklaagde niet te verwijten dat hij de kans op overlijden niet heeft gecommuniceerd met de nabestaanden daar reeds met de patiënt en diens echtgenoot was gesproken over de psychische belasting van een IC-opname. Klachtonderdelen 5 en 6 zijn eveneens ongegrond. Beklaagde heeft ter zitting verklaard geen betrokkenheid te hebben gehad bij de beoordeling van de casus van de patiënt. Het college constateert dat enkel sprake is van een verwijt en heeft reden om aan het handelen van beklaagde een eenmalig verzuim betreft en legt geen maatregel op.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:31 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3236
- Datum publicatie: 28-03-2022
- Datum uitspraak: 25-03-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:31
Klacht tegen cardioloog, inhoudende dat hij onvoldoende inzicht heeft getoond in de snelheid van achteruitgang van de cardiologische problemen, hij te laat de patiënt en diens echtgenote heeft geïnformeerd over de uitslag van de echo, hij te laat het vervolgconsult heeft ingepland, hij onvoldoende duidelijk heeft gecommuniceerd met de patiënt en nabestaanden, de dossiervoering niet op orde was en hij de huisarts onvoldoende heeft geïnformeerd.Met betrekking tot klachtonderdeel 1 is het college van oordeel dat beklaagde de gezondheidssituatie van de patiënt voldoende serieus heeft genomen en dat hem niet kan worden verweten dat hij onvoldoende inzicht heeft getoond in de snelle achteruitgang van de cardiologische problemen van de patiënt, nu daar geen sprake van was. Het klachtonderdeel is
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:30 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3235
- Datum publicatie: 28-03-2022
- Datum uitspraak: 25-03-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:30
Klacht tegen internist, inhoudende dat hij de kritieke toestand van de patiënt niet heeft opgemerkt, hij niet heeft toegezien op een correcte naleving van de medicatievoorschriften en hij in zijn rol als supervisor tekort is geschoten. Ook heeft hij op geen enkel moment de ernst van de toestand van de patiënt, noch de kans op overlijden, aan patiënt en nabestaanden gecommuniceerd. Tot slot verwijt klager beklaagde dat hij niet het snelle overlijden van de patiënt heeft opgepakt om na te gaan of iets niet goed is verlopen.Het college oordeelt klachtonderdeel 1, 3 en 5 gegrond. Beklaagde had op grond van de SIRS-criteria de (dreigende) sepsis moeten vaststellen, antibiotica moeten voorschrijven en het lactaat moeten bepalen. Alhoewel de klinische indruk het beeld schetste van een adequaat reagerende patiënt, had beklaagde oog moeten hebben voor deze criteria (ongeacht de cardiale voorgeschiedenis van de patiënt), daar er minstens twee van de vier criteria aanwezig waren. Ook in zijn hoedanigheid van eindverantwoordelijke op de afdeling interne geneeskunde en van supervisor had van beklaagde verwacht mogen worden dat hij zich niet enkel had laten leiden door de cardiale voorgeschiedenis van de patiënt, maar dat hij de aanwezige criteria voor een (dreigende) sepsis had moeten opmerken. Door dit na te laten heeft beklaagde de sepsis ook niet in zijn opleidersrol kunnen betrekken.Met betrekking tot klachtonderdeel 2 is het college van oordeel dat beklaagde het toedienen van de antibiotica mocht overlaten aan de assistent en dat hij er vervolgens vanuit mag gaan dat de opdracht wordt uitgevoerd conform de door hem gegeven instructie. Voor wat betreft klachtonderdeel 4 is het college van oordeel dat het dossier blijk geeft van het feit dat de door hem gestelde diagnose en het door gem gevoerde beleid uitvoerig met de familie is besproken. Nu het college klachtonderdeel 1, 3 en 5 gegrond acht legt het de maatregel van waarschuwing op.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:25 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3162
- Datum publicatie: 17-03-2022
- Datum uitspraak: 15-03-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:25
Beklaagde is als GZ-psycholoog betrokken geweest bij het opstellen van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. Het rapport was gemaakt in opdracht van de rechtbank in het kader van een aldaar door klager ingediend verzoek om omgang met de kinderen van zijn ex-partner. Klager verwijt beklaagde dat zij ondanks de door hem aangeleverde informatie onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de aanwezigheid van (stief)ouderverstoting en niet heeft onderkend dat daar sprake van was. De conclusie in het rapport dat klager een mooie aanvulling zou zijn in het leven van de kinderen, maar dat het wegvallen van contact niet leidt tot zorg voor de ontwikkeling van de kinderen is navolgbaar en inzichtelijk, dat geldt ook voor de conclusie dat een gedwongen contact tegen de wens van de kinderen (en de ouders) naar verwachting ernstig nadeel zal opleveren voor de ontwikkeling van de kinderen.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:26 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3361
- Datum publicatie: 17-03-2022
- Datum uitspraak: 15-03-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:26
Klacht tegen verpleegkundige GGD over het zonder toestemming van klager geven van inlichtingen aan Veilig Thuis over diens minderjarige kinderen. Formeel is de klacht ongegrond omdat beklaagde op basis van artikel 5.2.6 van de WMO en de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten, versie 2019, inlichtingen mocht geven indien klager op de hoogte was van het verzoek van Veilig Thuis. Inhoudelijk is de mededeling dat vader minder open lijkt te staan voor contact niet feitelijk en nodeloos tendentieus. Geen maatregel omdat beklaagde tevoren advies had gevraagd aan de aandachtsfunctionaris kindermishandeling binnen de GGD en het college ervan uitgaat dat hij er lering uit heeft getrokken.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:27 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3221
- Datum publicatie: 17-03-2022
- Datum uitspraak: 15-03-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:27
Klager was gedetineerd in de PI waar beklaagde als huisarts werkt. Klager verwijt beklaagde dat zij de door haar gestelde diagnose PDS onvoldoende toegankelijk heeft gemaakt voor andere zorgverleners. Daarnaast verwijt hij haar een onvoldoende zorgvuldige overdracht. Het college komt tot het oordeel dat beklaagde de (werk)diagnose PDS voor de (opvolgende) zorgverleners voldoende toegankelijk heeft gemaakt en dat een zorgvuldige overdracht voldoende gewaarborgd was. Klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:21 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/0039,0040,0042
- Datum publicatie: 17-03-2022
- Datum uitspraak: 11-03-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:21
Klachten tegen drie artsen. Klaagsters klagen over de wijze waarop de artsen hun tante (patiënte), die in 2020 is overleden, in haar laatste levensfase hebben behandeld. Vast staat dat patiënte het indienen en de behandeling van deze klachten niet zou hebben gewild. Het college verklaart klaagsters om die reden niet-ontvankelijk in hun klachten.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:22 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/0043
- Datum publicatie: 17-03-2022
- Datum uitspraak: 11-03-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:22
Klacht tegen verpleegkundige. Klaagsters dienen een klacht in over de behandeling van hun in 2020 overleden tante (patiënte) en ook over hoe zij zelf door de verpleegkundige zijn bejegend. Aangezien vaststaat dat patiënte niet had gewild dat er over de behandeling zou worden geklaagd, verklaart het college klaagsters niet-ontvankelijk voor zover de klacht daarop betrekking heeft. Wat betreft de wijze waarop klaagsters zijn bejegend door de verpleegkundige deelt het college de verwijten niet. Dat deel van de klacht verklaart het college ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:24 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 2021/3263
- Datum publicatie: 17-03-2022
- Datum uitspraak: 15-03-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:24
Klacht tegen plastisch chirurg, inhoudende dat tijdens de bovenooglidcorrectie teveel huid is weggehaald als gevolg waarvan de ogen niet goed meer sluiten. Het college oordeelt de klacht als ongegrond, daar twee verschillende huid- en oedeemtherapeuten hebben vastgesteld dat er tijdens de door hun verrichtte onderzoeken postoperatief geen afwijkingen waren en dat de oogleden volledig aansloten op de onderoogleden. Tevens geeft het dossier blijk van het feit dat de bovenoogleden mooi en soepel waren. Het voorgaande kan niet tot de conclusie leiden dat tijdens de bovenooglidcorrectie te veel huid is weggehaald. Voorts heeft klaagster geen documentatie aangeleverd waaruit anders zou blijken.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:23 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle gp2021/01
- Datum publicatie: 17-03-2022
- Datum uitspraak: 11-03-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:23
Klaagster heeft een zorgmelding gedaan bij Veilig Thuis, inhoudende dat haar moeder emotioneel mishandeld werd door andere familieleden. Naar aanleiding van de melding is door een onderzoeker van Veilig Thuis onderzoek gedaan naar de situatie van moeder. Beklaagde, gz-psycholoog, heeft tweemaal deelgenomen aan een MDO. Gedurende het onderzoek is het perspectief gekanteld in die zin dat het onderzoek zich ging richten op de rol van klaagster. Beklaagde heeft samen met onderzoekster het aanvankelijke plan van aanpak besproken en is bij het MDO van 9 november 2020 door onderzoekster op de hoogte gesteld van haar conclusies. In haar consulterende en adviserende rol had beklaagde onderzoekster erop moeten wijzen dat het perspectief van het onderzoek was gewijzigd met alle gevolgen van dien. Dat heeft zij niet gedaan. Zij had met de onderzoekster moeten bekijken of het oorspronkelijk gemaakte plan van aanpak diende te worden herzien en/of (nog) niet uitgevoerde stappen alsnog hadden moeten worden uitgevoerd. Beklaagde had voorts niet akkoord mogen gaan met het rapport van onderzoekster, ook niet als concept-rapportage. Beklaagde had onderzoekster erop moeten wijzen dat zij klaagster op de hoogte had moeten brengen van de verdenkingen jegens klaagster en de uitlatingen van haar familieleden en instanties. Zij had onderzoekster er daarbij ook op moeten wijzen dat zij klaagster in de gelegenheid diende te stellen haar kant van het verhaal te laten horen en dat pas hierna een (eind)conclusie mogelijk was. Beklaagde is voorts (mede-)verantwoordelijk voor het delen van het integrale rapport met instanties en betrokkenen, zonder dat er een afweging is gemaakt van het daarmee gediende belang en het belang van privacy van klaagster. Klacht gegrond, volgt berisping.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:20 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3445
- Datum publicatie: 08-03-2022
- Datum uitspraak: 07-03-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:20
Beklaagde is de huisarts van klager en heeft klager, die bekend was met drugsgebruik bij persoonlijkheidsstoornis en ASS een aantal malen op consult gehad met toegenomen klachten nadat het een periode wat beter was gegaan. De huisarts heeft getracht (extra) hulp te regelen, maar was daar nog niet in geslaagd op het moment dat het signaal kwam dat zich mogelijk een acute situatie voordeed. Beklaagde heeft hierop een huisbezoek afgelegd en de crisisdienst willen inschakelen. Toen deze aangaf op dat moment niet te kunnen komen heeft de huisarts de politie ingeschakeld. Uit het dossier blijkt dat de huisarts zich voldoende voortvarend heeft ingespannen bij het vinden van extra hulp voor klager. Het verwijt dat beklaagde de hulpvraag van klager totaal genegeerd heeft is ongegrond. Beklaagde kan niet kan worden verweten dat hij de politie heeft ingeschakeld. Dat beklaagde in de hectiek van het moment heeft nagelaten de vriendin van klager op de hoogte te stellen van de komst van de politie is onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:18 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3648, 3649, 3650
- Datum publicatie: 17-02-2022
- Datum uitspraak: 11-02-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:18
Voorzittersbeslissing. Klachten tegen leden van het RTG Zwolle. Deze leden zouden bij de behandeling van een andere tuchtzaak op een röntgenfoto wortelpunten hebben gezien die daarop volgens klager niet zichtbaar zijn. De voorzitter overweegt dat deze leden niet hebben gehandeld als beroepsbeoefenaren in de zin van artikel 47 Wet BIG, maar als leden van het tuchtcollege. In die hoedanigheid kunnen zij niet tuchtrechtelijk worden aangesproken. Een andere uitleg zou namelijk een doorbreking betekenen van het door de wet opengestelde hoger beroep. In hoger beroep kunnen ten overstaan van het CTG grieven worden ingebracht tegen de beslissing van het regionaal tuchtcollege en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:19 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3714
- Datum publicatie: 17-02-2022
- Datum uitspraak: 11-02-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:19
Voorzittersbeslissing. Misbruik van recht. Klacht tegen tandarts van ex-patiënt. Beklaagde zou klaagster tijdens de behandeling van een eerdere tuchtklacht voor “uitschot” hebben uitgemaakt (klaagster was daar zelf bij niet aanwezig, wel een gemachtigde namens haar). De voorzitter overweegt dat er door oud-patiënten al vele klachten tegen beklaagde zijn ingediend, waarachter vermoedelijk een collega-tandarts schuil gaat. Ook in het tuchtrecht kan sprake zijn van misbruik van recht. Belangenafweging. Beklaagde heeft ter zitting zijn frustratie geuit over de vele klachten die de collega-tandarts tegen hem zou laten indienen. Er is in dit geval bovendien sprake van een ver verwijderd verband tussen een aan beklaagde verweten ongelukkige woordkeuze en het door het tuchtrecht beschermde belang van de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg c.q. de weerslag daarop. Dit brengt de voorzitter tot de slotsom dat het belang van klaagster in dit geval niet opweegt tegen het belang van beklaagde om in rechte te worden beschermd tegen het ernstig vermoeden van misbruik van recht door een derde. Klacht kennelijk niet ontvankelijk.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:15 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/2340
- Datum publicatie: 17-02-2022
- Datum uitspraak: 11-02-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:15
Klacht tegen orthopedisch chirurg. De klacht heeft betrekking op een uitgevoerde voetoperatie (aan een neuroom van Morton) en nadien bestaande pijnklachten. Klager verwijt de orthopedisch chirurg het achterhouden van informatie, inadequate diagnostische verslaglegging, het verstrekken van onjuiste en misleidende informatie en het stellen van het eigenbelang boven dat van de patiënt. Klacht is op alle onderdelen ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:16 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/0071
- Datum publicatie: 17-02-2022
- Datum uitspraak: 15-02-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:16
Beklaagde is werkzaam als oogarts. Naar het oordeel van het college bestond er onvoldoende reden voor beklaagde om in navolging van het onderzoek van de TOA zelf onderzoek te verrichten of tot aanpassing van het gekozen beleid over te gaan. De oogarts in principe mag uitgaan van het oordeel van de TOA. De bevindingen van de zoon van klaagster, die zelf oogarts is en tijdens het consult ook in het oog van klaagster heeft gekeken, maken dat niet anders. Het college kan ook niet vaststellen dat er op dat moment sprake was een ander beeld dan een na een operatie gebruikelijke ontstekingsreactie. Van het stellen van een onjuiste diagnose is daarom ook geen sprake.In zoverre is de klacht ongegrond.De klacht over de bejegening is tevens ongegrond. Hoewel het college van oordeel is dat beklaagde op dit punt beter had kunnen handelen door zijn emoties opzij te zetten en voor een zakelijke professionele opstelling te kiezen, levert dit handelen van beklaagde geen tuchtrechtelijk verwijt op nu niet is gebleken dat de emoties van beklaagde hebben geleid tot een verkeerde diagnose of het instellen van een verkeerd medisch beleid (ingezet druppelbeleid voortzetten).
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:17 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/2146
- Datum publicatie: 17-02-2022
- Datum uitspraak: 15-02-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:17
Beklaagde heeft een staaroperatie uitgevoerd waarbij een bekende complicatie is opgetreden, een achterkapseldefect. Niet gebleken is dat sprake is van onjuist of ondeskundig medisch handelen en na het optreden van de complicatie is zorgvuldig gehandeld. Enige dagen later bij de nacontrole presenteerde klaagster een nieuwe klacht (metamorfopsie). Beklaagde heeft een OCT gemaakt waarbij bleek van het bestaan van een epiretinale membraan met macula puckering. Een macula pucker ontstaat echter niet in een paar dagen maar ontwikkelt zich in de loop van weken tot maanden. Dat betekent dat deze al aanwezig was op het moment van de staaroperatie en dus niet is veroorzaakt door de staaroperatie. De na-operaties die klaagster heeft moeten ondergaan zijn dan ook niet het gevolg van de staaroperatie.Ook was er ten tijde van het pre-operatieve consult gelet op de toen bestaande klacht, de bevindingen en het ontbreken van co-morbiditeit geen indicatie om toen al meer onderzoek te doen. In zoverre is de klacht ongegrond.De klacht over de bejegening (verstoringen tijdens consulten en weinig medeleven) is eveneens ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:14 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 207/2020
- Datum publicatie: 31-01-2022
- Datum uitspraak: 26-01-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:14
Klager verwijt beklaagde onzorgvuldig handelen en het op onjuiste wijze plaatsen van een stand. Ook zou beklaagde niet de zorg hebben verleend zoals dat van een zorgvuldig handelend cardioloog verwacht mag worden. Het college oordeelt dat van onzorgvuldig handelen geen sprake is, nu het niet kan uitmaken of er een persoonsverwisseling heeft plaatsgevonden. Het college acht de handelwijze van beklaagde met betrekking tot het plaatsen van een stand verdedigbaar, daar beklaagde onderzoek heeft verricht naar klager. Klager gaf geen blijk van enige contra-indicatie en dit volgende ook niet uit de verwijsbrief van het verwijzend ziekenhuis. De behandeling via de lies is eveneens ongecompliceerd verlopen en klager heeft het ziekenhuis in goede conditie verlaten. Op grond daarvan bestaan er geen feiten of omstandigheden waaruit onzorgvuldig handelen van beklaagde zou blijken. Beklaagde heeft voorts gehandeld zoals van een redelijk en bekwame cardioloog verwacht mag worden. Klacht ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:8 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/63
- Datum publicatie: 24-01-2022
- Datum uitspraak: 20-01-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:8
Klacht tegen verzekeringsarts betreffende de supervisie over een AIOS. Supervisie onvoldoende. Waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:13 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3268
- Datum publicatie: 24-01-2022
- Datum uitspraak: 20-01-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:13
Klacht tegen huisarts. Beklaagde betwist bij de in het geding zijnde behandeling betrokken te zijn geweest. Het college kan op grond van dossier noch anderszins vaststellen dat dit wel het geval is gewest. Klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:10 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/0070
- Datum publicatie: 24-01-2022
- Datum uitspraak: 20-01-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:10
Klacht tegen bedrijfsarts betreft met name de verzuimbegeleiding de informatie uitwisseling met een behandelaar en de bejegening. De klacht is ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:11 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3161
- Datum publicatie: 24-01-2022
- Datum uitspraak: 20-01-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:11
Klacht tegen fysiotherapeut. Klaagster diende vanaf 2021 zelf de facturen voor haar behandelingen te voldoen, omdat de fysiotherapeut geen overeenkomst meer had met haar zorgverzekeraar. Toen zij haar eerste factuur niet op tijd had betaald, zegde de fysiotherapeut de eerstvolgende behandeling af. Toen klaagster hierover een klacht indiende bij de beroepsvereniging, wilde de fysiotherapeut niet meer met haar in gesprek gaan hierover en beëindigde hij eenzijdig de behandelrelatie. Dit deed hij zonder ervoor te zorgen dat klaagster bij een andere fysiotherapeut terecht kon. Deze gang van zaken verwijt zij de fysiotherapeut. Het college is het eens met klaagster en verklaart de klacht gegrond. De fysiotherapeut krijgt een waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:7 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/62
- Datum publicatie: 24-01-2022
- Datum uitspraak: 20-01-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:7
Klacht tegen arts in opleiding tot verzekeringsarts betreffende de rapportage en de bejegening. Klacht gegrond, waarschuwing
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:12 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3055
- Datum publicatie: 24-01-2022
- Datum uitspraak: 20-01-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:12
Klacht tegen huisarts. Beklaagde betwist bij de in het geding zijnde behandeling betrokken te zijn geweest. Het college kan op grond van dossier noch anderszins vaststellen dat dit wel het geval is gewest. Klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/0075
- Datum publicatie: 24-01-2022
- Datum uitspraak: 20-01-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:9
Klacht tegen orthopedagoog-generalist. Klager heeft bij de rechtbank een verzoek ingediend tot gezamenlijk gezag over en omgang met zijn dochter. Naar aanleiding hiervan is door de Raad voor de Kinderbescherming een multidisciplinair onderzoek verricht, waarbij beklaagde in de hoedanigheid van gedragsdeskundige is betrokken. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in een raadsrapport: er zijn verschillende conceptrapporten opgesteld en uiteindelijk een definitief rapport. In deze rapporten heeft de Raad verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden. Ook heeft de Raad de rechtbank geadviseerd om de behandeling ten aanzien van het voorliggende verzoek omtrent de omgangsregeling aan te houden voor een periode van zes maanden om ouders de gelegenheid te geven om in de tussenliggende periode te profiteren van hulpverlening. Klager is het niet eens met de inhoud en uitkomst van de rapporten. Hij verwijt beklaagde onder meer dat zij bepaalde diagnoses ten aanzien van hem heeft gesteld (PTSS en emotieregulatie), dat zij nooit hoor en wederhoor heeft toegepast en dat zij vooringenomen was. Ambtshalve stelt het college vast dat beklaagde zich bij het onderzoek heeft begeven op het terrein van orthopedagoog-generalist, waarvoor zij in het BIG-register staat ingeschreven. Klager kan worden ontvangen in zijn klacht. De klacht is ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:5 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 234/2020
- Datum publicatie: 20-01-2022
- Datum uitspraak: 17-01-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:5
Klacht tegen plastisch chirurg. Klaagster heeft een borstreconstructie ondergaan door middel van een DIEP lap. Klaagster verwijt beklaagde onder meer dat het resultaat van de operatie onaanvaardbaar en niet naar verwachting is, dat zij onvoldoende is geïnformeerd over de risico’s van de operatie, dat beklaagde haar misleidende informatie heeft gegeven door te zeggen dat hij haar “een mooie borst ging bezorgen” en dat de dossiervorming onvoldoende is. Het klachtonderdeel ten aanzien van de dossiervorming is gegrond: beklaagde heeft de voorlichting over de cosmetische aspecten en risico’s niet in het dossier genoteerd. Naar het oordeel van het college is het cosmetisch aspect van een borstreconstructie voor de patiënten in kwestie zodanig belangrijk dat, ook voor andere zorgverleners, uit het dossier moet blijken dat daarover voorlichting is gegeven. Klacht voor het overige ongegrond. Aan beklaagde wordt een waarschuwing opgelegd.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:6 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 235/2020
- Datum publicatie: 20-01-2022
- Datum uitspraak: 17-01-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:6
Klacht tegen plastisch chirurg in opleiding. Klaagster heeft een borstreconstructie ondergaan door middel van een DIEP Lap. Klaagster verwijt beklaagde dat hij haar borst voorafgaand aan de operatie niet goed heeft afgetekend en ook dat er onvoldoende zorg in acht is genomen bij de voorbereiding van de operatie en nadien. Klacht ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:3 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3255
- Datum publicatie: 11-01-2022
- Datum uitspraak: 07-01-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:3
Klacht tegen tandarts. Beklaagde heeft bij de behandeling van de dochter van klager in een schrikreactie haar hand/arm weggeslagen en heeft daarop direct meermalen zijn excuses aangeboden. Klacht gegrond, geen maatregel.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:4 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3468
- Datum publicatie: 11-01-2022
- Datum uitspraak: 07-01-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:4
IGJ dient klacht in tegen psychiatrisch verpleegkundige. Kort na het ontslag van de patiënt uit de kliniek gaat beklaagde een affectieve relatie met de patiënt aan. Geen afkoelingsperiode. De patiënt blijft ambulant onder behandeling (van een collega van beklaagde). Kwetsbare patiënt. Beklaagde zet druk op de patiënt om de relatie geheim te houden. De patiënt meldt de relatie bij haar ambulante behandelaar. Beklaagde erkent het verwijt. Klacht gegrond, voorwaardelijke schorsing met bijzondere voorwaarden.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:2 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3149
- Datum publicatie: 11-01-2022
- Datum uitspraak: 07-01-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:2
Klacht tegen tandarts over onder meer tekortschietende paradontale behandeling en het opzeggen van de behandelovereenkomst vanwege een conflict met klaagsters partner. Het college oordeelt dat van onvoldoende paradontale zorg niet is gebleken. Uit dossier blijkt dat tandarts regelmatig aandacht heeft gehad voor de tandvleesproblematiek en deze met klaagster heeft besproken. Tevens blijkt dat klaagster de offerte voor een behandeling daarvan ad euro 700,-- niet akkoord heeft bevonden. Herhaald wangedrag van de partner van klaagster die haar steeds vergezelde is voldoende opzeggingsgrond. Klachten ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2022:1 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3148
- Datum publicatie: 11-01-2022
- Datum uitspraak: 07-01-2022
- ECLI:NL:TGZRZWO:2022:1
Klacht tegen tandarts over onder meer tekortschietende paradontale behandeling en vervalsing van het patiëntendossier door achteraf aantekeningen toe te voegen. Tevens klacht dat klager zonder geldige reden uit de praktijk is uitgeschreven. Het college overweegt dat uit het dossier blijkt dat beklaagde oog heeft gehad voor tandvleesproblematiek. Het college acht het hoogste ongelukkig dat beklaagde achteraf aantekeningen aan het dossier heeft toegevoegd, maar gaat uit van onhandigheid, niet van boos opzet. Op basis van het dossier is aannemelijk dat klager zelf de behandelrelatie heeft beëindigd naar aanleiding van een hoogopgelopen geschil over de betalingstermijn van een rekening. Klachten ongegrond.
- Vorige pagina zoekresultaten
- Pagina: 1
- ...
- Pagina: 3
- Pagina: 4